Bekroning van den Heropbouw der Gestichten
van den Openbaren Onderstand van Yper
2
DÉCÈS DE M. BEAUPAIN
SNOECK'S ALMANAKKEN
VOOR 1937
en Inhuldiging van het Dispensarium door den Heer Minister VANDERVELDE
du 1 janvier 192(1, ou de la date de ce dommage
si celui-ei est postérieur a cette date.
Les indemnités complémentaires de remploi
produisent le me me intérèt a partjr de la date
fixée par les décisions des Cours et Tribunaux de
dommages de guerre pour la délivrance des titres.
Si ie remploi est déja effectué au moment du
jugement, le Tribunal fixera la date a partir de
laquelle l'intérèt commencera a courir...
Done a partir du 9 octobre 1921, on distinguera
entre l'indemnité de réparation (valeur neuve
1914), et l'indemnité complémentaire de remploi.
Jusqu au 9 octobre 1921, les sinistrés ont droit
aux intéréts sur les deux indemnitésa partir
du 9 octobre 1921, le tribunal dira comment se
calculera l'intérèt sur l'indemnité complémen
taire.
C'est si simple, si clair, si catégorique, que
tous les règlements finaux des comptes payaient
aux sinistrés l'intérèt sur l'indemnité compléte
jusqu'au 9 octobre 1921, et faisaient le calcul des
intéréts dus depuis ce 9 octobre 1921 suivant la
distinction établie par la loi nouvelle.
Cela marcha ainsi jusque vers 1928, quand la
Cour des Comptes commenga a prétendre que la
révision de l'art. 50 avait un effet rétroactif.
C'était idiot. Car enfin, pourquoi eet article
seul subissait-il un effet rétroactif, et pas les
150 autres
Quoiqu'il en soit, l'Etat se trouvait dans la
dèche, et la perspective de ne plus payer autant
souriait au Ministère des Finances, tandis que la
révision des 400.000 comptes clóturés jusqu'alors
allait donner du travail aux employés en sur-
nombre dans les bureaux.
C'est d'alors que date la pagaille. Les sinistrés
regurent des receveurs de l'Enregistrement une
pluie de circulaires réclamant, sous menaces de
saisie, la restitution de X francs représentant des
intéréts indüment payésNotre Fédération
des sinistrés, d'accord avec les deux coopératives
d'Ypres et de Wervicq, les seules encore heureu-
sement existantes, conseilla aux sinistrés de ne
pas payer et de ne pas tenir compte de ces me
naces. II y eüt bien quelques contraintes déférées
au tribunal d'Ypres, mais l'Etat Beige a retiré
ces causes du röle et payé les frais. Quant aux
malheureux qui payèrent, ils eurent tort, leur
argent est perdu pour eux.
Devant le tollé général qui mit en émoi tout le
monde des sinistrés, le Ministère inventa des
distinctions entre créances civiles et commer-
ciales, entre intéréts de plus ou de moins de 2000
francs, etc., tout cela n'est pas dans la loi. Même
la décision prise en 1932 par le Conseil des Minis-
tres est un monument d'arbitraire et d'illégalité.
II n'y a pas eu d'intérêts indüment payésAu
contraire, tous les comptes faits, depuis environ
1928. frustrent aux sinistrés 21 mois d'intérêts par-
faitement düs sur leurs indemnités complémen
taires.
Mais on sait bien a Bruxelles que les sinistrés
ne rouspèteront pas,... pas tous du moins, car il
y en a parmi eux, auxquels on a retiré 'ces inté
réts d'office sur d'autres de leurs comptes non
liquidés avant 1928, et qui pensent qu'il y a
encore des juges a Berlin...
Les journaux de Bruxelles nous ont appris que
M. Paul Beaupain, directeur de 1' Etoile Beige
est décédé a Bruxelles samedi dernier, 14 Novem-
bre.
Tous les journaux de la Capitale rendent hom
mage a ses talents de polémiste, en même temps
qu'a son grand bon sens et a son esprit de tolé-
rance, qualités qui lui valurent d'être nommé
président de l'Association des Journalistes Libé-
raux, de Bruxelles.
Mais ce qu'aucun de ces journaux n'a relaté
(la modestie du défunt était si grande que la
presse de Bruxelles ne s'en souvient même plus
aujourd'hui) c'est que M. Beaupain fut le Pré
sident de la Fédération Nationale des Sinistrés
de Belgique. A ce titre, dés 1921 M. Beaupain fut
le plus ardent des défenseurs des droits des sinis
trés et de leurs Coopératives. C'est lui qui a
Bruxelles faisait toutes les démarches auprès du
ministère et dans les bureaux, dirigeait les polé-
miques, centralisait les plaintes, et en toutes
occasions était notre porte-parole. II assista a
toutes les grandes réunions et meetings de la
Capitale et des provinces. On le vit a Dinant,
a Ypres, a Bruxelles, a Herve, a Termonde; par-
tout oü il y avait lieu de soutenir nos droits. Tous
ceux qui s'occupèrent du travail de nos Coopéra
tives connaissent l'ardeur de son zèle et la gran
deur des services qu'il nous a rendus. II resta sur
la brêche jusqu'a la dissolution des Coopératives.
Nous adressons nos condoléances reconnais-
santes a Madame Beaupain ainsi qu'a la familie
du regretté défunt.
zijn verschenen en te koop ten bureele dezer,
BOTERSTRAAT, 34.
Na zich jaren lang met een onverdroten ijver
en met een lofwaardige toewijding aan hun
menschlievende en edele taak te hebben toege
wijd, waren de leden der Commissie van Ópen-
baren Onderstand en ook de beste hunner mede
werksters, de nederige kloosterzusters die zich
met zooveel liefde aan de opvoeding der weezen,
het verzorgen van zieken, gekwetsten, gebrek-
kigen en ouderlingen toewijden, Maandag laatst
aan de eer en werd er aan hun werk een groot-
sche en welverdiende hulde gebracht.
Zulks geschiedde in aanwezigheid van den Heer
Vandervelde, Staatsminister en Minister van
Openbare Gezondheid, van den Heer Baels, gou
verneur van West-Vlaanderen, en van tal van
andere vooraanstaande personen, naar aanleiding
der officieele inhuldiging van het in het O. L.
Vrouwhospitaal onlangs opgerichte Dispensarium
voor teringlijders en der bekroning van den
heropbouw der weldadigheidsgestichten van den
Openbaren Onderstand die, door den oorlog ver
woest, nu een voor een weer uit hun puinen zijn
heropgerezen en zoodanig opgevat en verbeterd
zijn dat zij thans als modelinrichtingen in hun
aard mogen doorgaan.
Na de ontvangst van den Heer Minister en van
den Heer Gouverneur, die om 9 u. 30 's morgens
in het Godshuis Belle plaats greep en tijdens
dewelke de leden der Commissie van Openbaren
Onderstand hen werden voorgesteld, ving de
plechtigheid aan in het mooi heropgebouwde O.
L. Vrouwhospitaal, dat voor de omstandigheid
heel fraai versierd en opgesmukt was.
Aan den hoofdingang prijkten langs weerskan
ten twee met bloemen en groen getooide masten,
waaraan de Belgische en Ypersche kleuren vroo-
lijk te wapperen hingen. De breede en half cir
kelvormige hal was met draperijen behangen,
met de wapenschilden van België, West-Vlaande
ren en Yper en met overvloedige Belgische en
Ypersche vlaggetjes versierd, terwijl mollige ta
pijten den vloer bedekten, zoodat het geheel als
in een stemmige feestzaal herschapen geleek.
Om 10 u. waren meest al de uitgenoodigde over
heden aangekomen en onder deze bemerkten we
o. a. de Heeren Matton, voorzitter der Recht
bank van ln Aanleg van Yper en voorzitter van
het Dispensarium Van Thorenburg, Procureur
des KoningsClinckemaille, arrondissements
commissaris Van de Vliedt en Lefebvre, rech
ters bij de Rechtbank van ln Aanleg Santenaire,
substituut van den Procureur des Konings Lom-
mez, bestendig afgevaardigde Z. E. H. Vermaut,
pastoor-deken van Yper de EE. HH. Verhaeghe,
principaal van St Vincentscollege, Huyghe en
Maes, onderpastoors de Heeren Lemahieu, De-
lahaye en Van der Mersch, schepenen de Heeren
Dokters De Winter, van BruggeSierens, be
stuurder van het Sanatorium «De Lovie» te Po-
peringhe en van het Dispensarium van Yper
Brutsaert, van Poperinghe Ronse, heelmeester
van het O. L. VrouwhospitaalDochy vader en
zoon, en Cousein Jvr. Cornillie en de Heeren
Coutelle, Pattyn, Van Alleynnes en Vergracht,
gemeenteraadsleden Versailles, gemeentesecre
taris Dethoor, griffier der Rechtbank van 1"
Aanleg Van Keirsbulck, provinciaal raadslid
Jufvrouw Boonè, gewezen lid der Commissie van
Openbaren Onderstandde Heeren Coomans,
eere-stadsbouwkundige Schmidt, algemeene toe
ziener, Liégeois, ontvanger, Elslander, toeziener
der landelijke eigendommen, Boudry en Donche,
bedienden der Commissie van Openbaren Onder
stand Sobry, gewezen burgemeester D'Huvet-
tere, voorzitter der plaatselijke afdeeling van het
Rood KruisTordeur, schoolopzienerDonck,
apotheker van het O. L. VrouwhospitaalLer-
nould, bouwkundige Butaye, advokaatAntony,
stadsbibliothecaris Oorts, bestuurder der Staats
middelbare schoolGruwez, voorzitter der Har
monie Ypriana Van Landschoot, ontvanger der
belastingenverschillige jufvrouwen, ziekenbe-
zoeksters en ijveraarsters van sociale werken
verders de Heeren Van den Boogaerde, Massche-
lein, en meer anderealsook nog de Heeren aan
nemers Delhem, Soete, Bollingier, van Yper, en
Maddelein, van Boesinghe en ten slotte de Eerw.
Moeder Overste van het O. L. Vrouwhospitaal,
omringd van haar verkleefde zusters.
Korts na 10 u., stopte een rij van zeven auto's
vóór het O. L. Vrouwhospitaal. De Heeren Van
dervelde, Minister van Openbare Gezondheid
Baels, Gouverneur van West-Vlaanderen Mis-
sine, kabinetsoverste van den Heer Minister
Vandewalle, algemeen opziener van het Ministe
rie van Openbare Gezondheid, en Verougstraete.
provinciale griffier, vergezeld van de Heeren
Vanderghote, burgemeester Bouquet, voorzitter.
Ommeslagh, E. H. Socquet, de Heeren Missiaen,
Claeys en De Cock, leden, en Vanraes, secretaris
van den Openbaren Onderstand, deden hunne in
trede, begroet door de Brabangonne door een
symphonisch orkest uitgevoerd.
Na de voorstelling der vooraanstaande waar-
digheidsbekleeders, nam de Heer voorzitter Bou
quet het woord en hield volgende rede
Mijnheer de Minister,
Mijnheer de Gouverneur,
Mevrouwen, Mijnheeren,
Ik gevoel mij ten zeerste verheugd over het voor
recht, dat mij te beurt valt in mijne hoedanigheid van
voorzitter der Commissie van Openbaren Onderstand,
aan Zijne Excellentie Mijnheer den Minister van State
en van Openbare Gezondheid, aan Zijne Excellentie
Mijnheer den Gouverneur der Provincie, alsook aan
de andere waardigheidsbekleeders die, door hunne
tegenwoordigheid, den luister dezer plechtigheid heb
ben willen verhoogen en hunne groote belangstelling
voor de liefdadigheidsinstellingen onzer stad hebben
willen betoenen, zoo in mijn persoonlijken naam als
in naam mijner collega's, mijnen dank uit te drukken.
De officieele openingsplechtigheid van het dispensa
rium voor teringlijders huldigt ook het voltooien van
het ontzaglijk heropbouwingswerk onzer gestichten,
waaraan wij ons onledig hielden sedert den oorlog.
Immers, onze instellingen, alsmede onze landelijke en
stedelijke eigendommen, ons door milde gevers ge
schonken, bevinden zich bijna al in de streek, die
gansch verwoest werd doör oorlogsfeiten.
Voor de leden onzer liefdadigheidsbesturen, viel er
na den wapenstilstand niet te klagen noch te kermen,
maar daar was noeste wilskracht van noode om hand
aan het werk te slaan. Niettegenstaande het schouw
spel langs alle kanten allerdroevigst was, ondernamen
wij met taaien moed en onverdroten ijver het her-
wordingswerk. En onze bevolking toonde ook dat de
alom aangebrachte vernieling, verre van haar te ont
moedigen, haar geestkracht aanvuurde.
Terzelfdertijde dat de Besturen der Burgerlijke Gods
huizen en van de Weldadigheid den materieelen herop
bouw van hun goederen ondernamen, streefden zij ook
naar het bewaren en voortzetten der edele wilsbeschik
king van de voormalige gevershetgeen door ons aan
de komende geslachten dient overgeleverd.
Om zich een gedacht te vormen van het verlies onder
gaan door de twee Besturen, veroorloof ik mij aan te
halen dat het erfgoed bestond uit
a) 2250 Ha. land, waarvan 1560 Ha. der Burgerlijke
Godshuizen en 690 van het Weldadigheidsbureelvan
deze oppervlakte, zijn er 2100 Ha. verwoest geweest
b) 250 Ha. bosch volkomen verdelgd
c) 68 hofsteden vernield en 5 andere erg beschadigd
d) 29 huizen, twee beluiken en al de gestichten ver
nield tot in hunne grondvesten.
Hieruit blijkt dat de schatting veel korter was van
hetgeen overbleef dan van de goederen, welke ver
dwenen waren.
Het herstellen der uitgestrekte landgoederen bekom
merde ons eerst en vooral, want er behoorde gezorgd
te worden voor inkomsten met het oog op den terugkeer
van het personeel der verschillende gestichten.
Vanaf 1919, begon de Iepersche bevolking zich stil
aan weder alhier te vestigen. Er diende dus uitgezien
naar een medische inrichting. Het Koning Albertfonds
stelde in December 1919 barakken ter beschikking van
het voorloopig hospitaal alsook der andere gestichten.
En in Maart 1920 namen de kloosterzusters, die. Frank
rijk verlieten, er bezit van. -
Ik acht het als plicht hulde te brengen aan Frankrijk
voor de onbaatzuchtige en gulhartige gastvrijheid aan
het personeel onzer gestichten geschonken, voor wien
al het mogelijke gedaan werd om hun leven te veraan
genamen.
In 1920 begon de heropbouw van het Belle Godshuis
daarna werden ondernomen de werken van St Jans
Godshuis voor vrouwen, het O. L. V. Hospitaal, waar
van het laatste gebouw begonnen werd in 1933, daarna
het Godshuis Nazareth voor mannen, al de huizen en
Weduwhoven, het St Antoniusgesticht van Loker, het
Knechtenweezenhuis en het lazaret. De achtereenvol
gende Besturen hebben er immer naar gestreefd
dat de gestichten zouden heropgericht worden, ruim
en groot, volgens de laatste regels der gezondheidsleer.
En ons Bestuur strekt zijn werk nog verder uiter
werd immers in een onzer laatste zittingen besloten
een zeker getal huizen te bouwen om oude gezinnen
te herbergen, ten einde hun de voldoening te geven op
eigen haard hunneif ouden dag te slijten.
Laat mij toe, Mijne Heeren, op den heuglijken dag
van heden, de gedachtenis te herinneren van dezen, die
gedurende en na den oorlog, zich waarlijk opgeofferd
heeft voor de Burgerlijke Godshuizen en hierdoor een
bijzonder recht op dankbaarheid verwierf. Mijnheer
Léon Vanaerde, toen hij nog secretaris der Godshuizen
was, bracht menigmaal zijn leven in gevaar om de
Oversten en Zusters, die hunne verkleefde zorgen voort
verleenden ender de beschieting, met raad en daad bij
te staan, alsook om de kunstvoorwerpen en het archief
in veiligheid te brengen. Hierin werd hij bijgestaan
door den Eerw. Heer Delaere, alsdan pastoor van St-
Pieters, en door verdienstelijke Zusters. Vanaf het
eerste oogenblik van den wapenstilstand tot de laatste
dagen van zijn leven, gaf Mijnheer Vanaerde zich
gansch ten beste voor het heroprichten van het erfgoed
der liefdadige Besturen.
Hulde en erkentelijkheid aan de reeds afgestorven
kloosterzusters en collega's, die door hunne rijke gaven
van geest bijzonder medegeholpen hebben aan den her
opbouw der vernielde goederen. Deze beheerders, Mijn
heeren Vanderghote, Vanaerde, Masschelein en De
Saegher hebben zich edelmoedig ten dienste gesteld in
het uitoefenen van him mandaat.
Ik bedank mijne gewezen coolega's van het Weldadig
heidsbureel en der Commissie van de Burgerlijke Gods
huizen Jufvr. Boone, Mijnheeren Struye, Tack en Van
der Mersch, om de ongeëvenaarde dienstvaardigheid,
welke zij betoonden ten einde de voormalige grootheid
der liefdadige instellingen te herstellen.
Mijne gevoelens van hooge achting en sympathie ten-
opzichte mijner collega's die thans nog in dienst zijn,
die zich oprecht toegewijd hebben en het nog dagelijks