3
Nochtans, ik heb het volgende vastgesteld, en wil dit
in mijn betoog ook vastleggen. Op 6 November 11. wer
den nagenoeg al de belanghebbende overheden te leper
vergaderd. Onze collega's, M. De Man, M. Missiaen en
M. Allewaert waren daar ook aanwezig, en kunnen
mijne verklaringen bevestigen. Door uwe vertegenwoor
digers, mijnheer de minister, werd daar met cijfers ge
goocheld, die nog zelfs den schijn niet hadden, waarheid
te zijn.
Omdat er op de schriftelijke bevestiging dier cijfers,
bij hoogerhand werd aangestuurd, verklaarde uw ka-
binetshoofd, de heer ThelismarDat heel die nota
zijne persoonlijke opvatting was, en schriftelijk niet
mocht medegedeeld worden.Is dit nu wel ernstig,
mijnheer de minister
Te meer, als het gaat, om cijfers, bedragen, uitsla
gen. eventueele onkosten, die zóó zijn en niet anders,
dus waarheid zouden moeten spreken 1. Kan er geen
spraak zijn van persoonlijke opvattingen, en 2. Mogen
die cijfers gerust schriftelijk bevestigd worden Be
sluit De waarheid wordt verzwegen en we worden
laag bedrogen.
Wat de maatschappij van spoorwegen er ook moge
over denken, deze terug indienststelling der treinen
wordt enkel gevraagd, het algemeen belang ten bate;
dit algemeen belang, dat, jammer genoeg, in de laatste
jaren en nog op heden, maar al te dikwijls geofferd
wordt, voor fïnancieele of persoonlijke belangen, tot
schande zelfs van hooge waardigheidsbekleeders, die
in alles het voorbeeld van eerlijkheid en rechtvaardig
heid zouden moeten aanprediken en zelf beoefenen.
Ik stel nog vast dat de onderzoeken maar steeds ge
daan worden dooi; personen, die niet alleen voorstan
ders, maar zelfs verdedigers zijn der autobusuitbating.
Dat is een
De argumenten ten voordeele der uitsluitelijke uit
bating met autobussen, welke door de N. M. B. S. zoo
goed als door 't ministerie van verkeer worden voor
gelegd, willen we niet eens onderzoeken, omdac zij op
geen enkele basis steunen, en zelfs strijden tegen de
waarheid. Ik herhaal dat ik absoluut geen trouw heb
in de cijfers door. de maatschappij opgegevc...
Wij bestatigen van langs om meer dat alle middelen
voor de maatschappij goed zijn, om kost wat kost,
enkel en alleen de autobusuitbating te behouden. Die
razende koppigheid deed bij velen reeds de veronder
stelling opkomen, dat daar wijnpotterij in 't spel is,
hoe en ten voordeele van wie, valt door u en uw minis
terie te onderzoeken.
Het treinverkeer van vóór Mei 1932, moet terug in
gevoerd worden, daar is de zaak.
Wij rekenen hiertoe op u, mijnheer de minister, en
hopen in volle vertrouwen, dat gij eene beslissing zult
durven nemen, welke beantwoorden zal aan de motiën
en wenschen, uitgedrukt door de overheden zoowel als
door de massa, en dat gij den moed zult hebben alle
persoonlijke opvattingen van zekere personen, verdedi
gers van fïnancieele- en privaatbelangen, op zij te zet
ten.
Eerst en vooral, mijnheer de minister, wil ik hier
eene welverdiende en rechtzinnige hulde brengen, niet
alleen aan de uitbaters der lijn Ieper-Roeselare, maar
aan al de uitbaters van private autobuslijnen, die zoo
wel in 't verleden als nu nog zooveel dienst bewezen
aan de massa.
Toen de Nationale Maatschappij van Belgische Spoor
wegen, evengoed als de Nationale Maatschappij van
Buurtspoorwegen in gebreke bleven, en zich aan de
noodwendigheden van onzen modernen tijd niet aan
passen durfden, of zelfs niet wilden, is die kloeke
schaar uitbaters op de bres gesprongen, om aan dit
euvel te verhelpen, en de massa trouw te dienen.
Zij hebben hunne spaarcenten zonder tellen verbruikt,
en zelfs schulden gemaakt, om dure autobussen aan te
koopen, en tot dat de menigste aan deze nieuwigheid
was aangepast, hebben die menschen soms langen tijd
met verlies gereden. Wie volhoudt moet winnen
en zoo ook is het met die uitbaters gegaan. Naar mijne
bescheiden meening werd hier en daar eene lijn verbo
den, die veel dienst aan de menschen bewees, maar ik
wil eerlijk bekennen, dpt de overheid bij de afschaf
fing van die lijnen, niet brutaal is te werk gegaan, en
aan den uitbater tijd en gelegenheid heeft geboden om
zich hier of daar in te schakelen.
Dit voorwoord, mijnheer de minister, om u te over
tuigen, dat ik het absoluut niet heb tegen de uitbaters
der lijn Ieper-Roeselare.
In 't bijzonder nog, wil ik hun hulde brengen, om
hunne pogingen met iedereen wel te doen. Zij zijn be
leefd, vriendelijk en zeer gedienstig. Voor de massa is
het een gemak, dat inderdaad niet te onderschatten is.
Ik kom u dan ook niet vragen den autobusdienst af te
schaffen, integendeel, maar b. v. enkel een drietal trei
nen per dag, over en weer te laten bollen, aangezien
uw slecht systeem alleen oorzaak is van al de fouten,
aan dien dienst verbonden, en omdat hij moederziel
alleen in alles moet voorzien.
Op 23 November 1933 ter gelegenheid der bespreking
van de begrooting van 't ministerie van verkeerswezen,
uitte de heer senator Mullie de volgende rake woorden,
over dezen mistoestand Aangezien men bij 't reizen
snelheid, veel gelegenheid en gemak wil vereenigen,
mag men met geen autobus beginnen, aangezien dit
reeds eene aanzienlijke vermindering van gemak enz.,
daar stelt, voor oude menschen, die van Poperinge naar
Roeselare willen reizen, is dit om zoo te zeggen eene
onmogelijkheid. Ik ben de meening toegedaan, dat op
de lijn Ieper-Roeselare, het treinverkeer, gedeeltelijk
ten minste, dient hersteld te worden, met aanvulling
door autobus.
Het schijnt me niet aileen te vergaande, de trein
heelemaal af te schaffen, maar zelfs onwettelijk. Ik hoop
dan ook dat de heer minister deze zaak beter zal laten
onderzoeken, om 't nut en 't gemak der reizigers, even
goed als "t belang der schatkist te verzekeren.
En hoe menigmalen, heb ik hier reeds het onzinnige
van dit geval aangetoond.
Nog op 10 December 1935 heb ik ter Kamer als volgt
op de wantoestanden gewezen, aan dit stelsel verbonden:
Bedoelde lijn wordt uitgebaat door autobussen, welke
bij sommige reizen proppensvol zitten met menschen
van allen leeftijd ouderlingen, zwangere vrouwen, zie
ken, kinderen en gebrekkigen zijn verplicht, gedurende
een gansch uur recht te staan, over en weêr te worden
geslingerd en blootgesteld aan al de onaangenaamhe
den er aan verbonden. Het gebéurt niet zelden dat
schoolkinderen daarbij gesprekken in 't oor krijgen die
alles behalve voordeelig zijn aan hunne opvoeding.
Op 7, 8 en 13 November 1935 was autobus Nr 4. die
vertrekt uit Roeselare cm 6 ure 53 en welke slechts
over dertig plaatsen beschikt, reeds gansch bezet bij
zijn vertrek. Toen hij te leper aankwam, waren er
nooit min dan 52 reizigers opeengestapeld geweest. Di.
is nog zóó over zeer veel reizen, en dit kan ik persoon-
lijk zelf getuigen, 't Was zoo erg dat de wachter de rei
zigers niet meer kon bedienenhij kon noch weg noch
weer. Gij kunt denken moest er in dergelijke omstan
digheden iets gebeuren, wat al menschenlevens zouden
er niet te betreuren zijn. De wetten op 't vervoer wor
den hier maar veel te veel overtreden. En hier is de
kluchtige noot van 't geval. Op het spoor wordt het
varkensvervoer geregeld, en is het aantal plaatsen zelfs
zeer beperkt. Er mogen inderdaad niet meer dan 16
zwijnen op een gewonen wagen vervoerd worden. En
men steekt 52 menschen, waar er maar plaats is voor 30!
Dit is toch nog al kras.
Hetzelfde geldt inzake de openbare gezondheid, vanaf
October tct Mei. Stelt u voer een autobus met eene zoo
overdreven lading, die 's Winters een tiental minuten
rijdt met gesloten deuren en vensters. De temperatuur
stijgt er tot 20 graden. Bij stilstand zet men voor- en
achterdeuren in eens wagenwijd open. De luchttrok
die inkomt is ondragelijk, en de koude luchtstroom hin
dert ferm aan al de inzittenden. Vandaar verzuchtin
gen en misnoegdheid, verkoudheden en wat weet ik al,
voor al de reizigers.
De weg is op sommige plaatsen nog zeer slecht en
als hoofdverkeer tusschen leper en Roeselare is een
uur toch veel te lang. Daarbij moogt ge niet beschikken
over reisgoed, omdat gij het in 't algemeen niet weet
waar plaatsen. In groep reizen met vrouw en kinderen,
is ook hier bepaald onmogelijk, en van verwarming
's Winters kan natuurlijk geen spraak zijn.
In de autobussen die bijvoorbeeld werklieden naar
Frankrijk voeren, mag geen enkele rechtstaan, en hier
moeten er meer rechtstaan, dan er zitten kunnen. Waar
om die twee maten en gewichten bij het toepassen der
reglementen
Artikel 34 zegt nochtans, dat het aantal plaatsen,
zoowel zit- als standplaatsen, stipt beperkt is, en niet
mag overschreden worden
En artikelen 50 en 52, dat de reizigers in geen geval
in de gangen van den bus mogen rechtstaan, dat die
gangen volkomen vrij moeten blijven, enz. want de
uiteenzetting van 't reglement op 't vervoer zou ons te
ver leiden.
De reizigers, die eene eerste of tweede klas-kaart
hebben betaald, ver van op hun gemak te kunnen voort
reizen, zullen, meer zóó dan anders worden verplicht
nog recht te blijven staan in den onverwarmden bus,
en natuurlijk ook niet mogen rooken.
Is er in den trein een reiziger, die bijvoorbeeld, wat
te diep in 't glas heeft gekeken, of op welk andere
manier ook onaangenaam is, dan kan men in den trein
van plaats veranderen, en beter gezelschap zoeken.
Hier niet. Blijven en verduren staan u toe, zelfs voor
deze reizigers die een eerste klas betaalden.
In het Iepersche van 5 December 11. las ik 't vol
gende En juist omdat de autobussen der lijn Ieper-
Roeselare zoo confortabel zijn, alle veiligheid bieden en
een snel verkeer tusschen beide steden verzekeren, heeft
men het wenschelijk geacht dat de reis van den heer
kabinetsoverste Thelismar op 6 November 11. op het
slechtste deel van den weg doorgebracht werd in een
privaat-auto.
Heel de reis per autobus meemaken, mijnheer de
minister, een of meermalen over en weer Ieper-Roese
lare ware nochtans het eenig afdoende middel geweest
om door M. Thelismar goed ingelicht te worden. In de
treinen wordt alles gedaan om op alle gebied verbe
teringen aan te brengen, de reizigers ten bate.
Waarom wordt ook hier niet ingegrepen om het ver
voer menschelijker te maken Is 't misschien omdat
het maar om Westvlamingen gaat die altijd de slacht
offers zijn van 't edelmoedig begrijpen.
Wij zijn die fïnancieele diktatuur, dit dienen van
privaatbelangen moe. Die komedie moet eindigen, mijn
heer de minister.
Er moet klaarheid komenzei de Poperingenaar
van 30 Augustus 11., want nu zooals vroeger wordt de
waarheid verzwegen. Allerlei feiten geven er inderdaad
aanleiding toe te veronderstellen dat er iets schuilt
achter de getroffen beslissingen, zoowel voor wat de af
schaffing der treinen betreft, als voor het gebruik van
autobussen van zeker merk dat in de laatste jaren
maar al te nationaal te voorschijn kwam.
Ziedaar het waar oordeel der massa.
Ge zult me nu misschien antwoorden dat nagenoeg
al de nadeelen van den busdienst kunnen worden uitge
schakeld met de reis Ieper-Roeselare en vice versa per
spoor langs Kortrijk of Kortemark om te maken.
Laat ons ernstig zijn, mijnheer de minister. Het gaat
toch niet op, dat men, in plaats van 23 kilometer, 56
kilometer, langs Kortrijk, dus veel meer dan het dubbel,
zou moeten doen.
De reis alleen langs Kortrijk vergt reeds twee en
negentig minuten in plaats van een en dertig. Dit is
driemaal meer tijd, zonder 't wachten, en 't veranderen
te rekenen.
Langs Kortemark is het dezelfde kruisweg.
Nagenoeg een uur en half op weg blijven, als de
aansluitingen nog zeer goed zijn want men moet
tweemaal van trein veranderen om met 38 kilometer
te reizen in Roeselare te geraken.
Het gebruik van spoorautos is dan ook hier heelemaal
aangewezen, 't ware zelfs 't ideaal op dit lijntje van 23
kilometer een enkele te laten bollen, die, bij voorbeeld,
alle twee of drie uren over en weer gaat.
Ik ben niet bevoegd, ik wil dit eerlijk bekennen, om
eene doelmatige regeling dier treinen voor te schrijven.
Maar, mijnheer de minister, als de maatschappij dit
maar wil behartigen zal in korten tijd de dienst uit
stekend zijn.
De spoorlijn blijft toch en moet er blijven voor 't goe
derenvervoer.
Het is dan ock waarlijk niet te begrijpen waarom op
deze lijn niet meer aan reizigersverkeer wordt gedaan.
Wat men er ook van zeggen moge, deze treinverbin
ding zou machtig meehelpen tot het verbeteren der
handelsbetrekkingen met het Noorden, wat langs Korte
mark veel moeilijker te verwezenlijken is.
Toen, cp 9 Februari 1932, onze collega de heer Dier-
kens hier den toenmaligen West-Vlaamschen minister
van verkeerswezen M. Van Isacker ondervroeg, noemde
hij onze provincie terecht een proefveld. Het is niet
onze schuld dat West-Vla anderen van Brussel zóó ver
is afgelegen, en wij hadden nog wel het minst dien
kaakslag verwacht terwijl de West-Vlaming M. Van
Isacker minister was.
Aan leper, die gedurende den oorlog heelemaal werd
platgeschoten, heeft men na den oorlog alles ontnomen,
wat eenigszins zijne leefbaarheid kon verzekeren, en
men zou aan die martelaarsstad nog die verbinding
weigeren
't Is alsof een noodlottige hand gezworen heeft leper
harteloos te niet te doen. Tct nu toe werd de haar on
ontbeerlijke verbinding met de Leie insgelijks verwaar
loosd, en wij teekënen achttien jaar na den oorlog.
Aan Roeselare. 't ander uiteinde der spoorlijn, en dat
te recht de bloem mag worden genoemd der We- -
Vlaamsche nijverheid, wordt hetzelfde onrecht be
schoren.
Te dien tijde hebben wij hier den heer minister doen
opmerken, dat vele moeilijkheden zouden spruiten uit
die veranderingen, en vast en zeker ongelukken. Op 4
en op 17 Juni laatstleden gebeurden er nog een pa3r
betreurenswaardige ongevallen, onder meer met eene
vrouw van Roeselare. Ik hoor den heer Van Isacker
nog zeggen Ik ben overtuigd dat, haast met eenpa
righeid, indien slechts één der vervoermiddelen moet
behouden worden, d® bevolking de bussen zou ver
kiezen.
Wij antwoorden dat er veel, zeer veel misnoegdheid
heerscht, de heele streek door. Daarbij, wij vragen niet
één middel van vervoer, maar de twee samen, goed in-
eengeschakeld.
Dit is wel de begeerte, de vurige wensch van heel de
streek. Dit zal niemand tegenspreken.
De totaal vernielde spoorlijn Ieper-Roeselare verd
hersteld, bewees bij den heropbouw oneindig veel
diensten, en het kwam nooit niemand in 't gedacht dat
spoorverkeer te supprimeeren. De autobusdienst zou
440.000 frank winst afwerpen, beweerde men, en met
den trein was er dagelijks een deficiet van 200 frank.
Dat kon toen wel zijn, aangezien de Nationale Maat
schappij zich te dien tijde absoluut niet aanpassen
wilde met den vooruitgang en de steeds grootere
eischen der reizigers. Maar van die winst kwam na
tuurlijk nooit niets in huis, integendeel.
En terloops gezegd, het ware interessant door den
heer minister te mogen vernemen, welke andere lijnen,
bijzonderlijk in Wallonië, ook met deficiet rijden, en
met nog veel meer deficiet dan dat. En hoeveel treinen
ik bedoel bepaalde rijden niet op de banen Brus
sel-Luik, Brussel-Bergen en Brussel-Oostende, met ver
lies
De treinen zijn er toch zeker wel voor de menschen,
en niet de menschen voor de treinen
Voor 200 frank per dag mag derhalve het economisch
leven eener streek, zooniet heelemaal stopgezet, dan
toch ook niet merkelijk geknakt worden, en dan nog
van eene streek, die door den oorlog zoo ontzaglijk veel
heeft geleden
Het verlies met den autobusdienst is nu nog veel
grooter dan vroeger met den trein. En inderdaad, ter
wijl voor zelfde periode eene winst voorzien was van
366.000 frank werd op 3 Juni 1933 verklaard, document
1400, als zeer nadeelige uitslag, dat in de tien eerste
maanden van dit jaar een deficiet was van 487.182 frank
(dus 850.000 frank misrekening), en voor de tien eerste
maanden van 1934, na veel bezuinigingen en afschaf
fing van ontvangers, nog een verlies van 237.860 frank.
Wat zegt ge daarvan
Aangezien dit moet verdoken blijven, spreekt men
voor 1935 niet meer over de lijn Ieper-Roeselare. Dit
zwijgen spreekt boekdeelen.
Zooals ik vroeger reeds verklaarde, was in 1932 de
afschaffing der treinen voorloopig er moest eene proef
neming geschieden, om te kunnen oordeelen, of het in
gebeelde systeem-typewerkelijk de oplossing zou
zijn, voor eene zuinige uitbating op de lijnen van secun-
dairen rang.
De afschaffing der treinen werd in 1932 door het pu
bliek niet gevraagd, maar wel opgelegd. De reizigers
waren tevreden over den bestaanden toestand en vroe
gen geen betere bediening.
De Belgische voorloopigheid schijnt ook hier defi
nitief te zijn geworden, evenals de crisisbelasting van
eerste-minister Jaspar zaliger, die, niettegenstaande
zijne plechtige belofte, in 1932, ze na één jaar te zullen
afschaffen, nog altijd in voege is.
Te dien tijde, namelijk op 14 Januari 1932, werden
vergaderingen gehouden ten stadhuize van leper en
Roeselare, waarop M. Lamalle het verzoek vooruitstelde
de Nationale Maatschappij toch eene proef te laten
doen met autobussen. Hij verzekerde aldaar, dat de
voorloopige proef voldoening zou geven zoowel aan
het publiek als aan de maatschappij.
En alle beide kunnen zich niet beloven van dien tijd
van proefneming. Het publiek, in 't algemeen, in alle
geval niet, en de Nationale Maatschappij nog veel min
der dan vroeger.
"t Is een ware mislukking de finantieele resultaten
zijn erbarmelijk en teleurstellend. Ten bewijze op geen
enkele andere lijn wordt het zelfde systeem, onder
zelfde voorwaarden toegepast, doch hier, in West-Vlaan
deren, het Belgisch terrein voor proefnemingen, wordt
het behouden 't Is wraakroepend
Het is nog nooit gebeurd, dat niet alleen het gemak
van 't publiek, maar zelfs de eisch der verschillende
overheden door het hcoger bestuur worden miskend.
Ik druk nu op 't volgende, mijnheer de minister, dat de
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen zich
voortaan achter dit argument niet meer zou kunnen
schuilen.
Ter zitting van 28 Augustus 1936, heeft de bestendige
afvaardiging der provincie West-Vlaanderen eenparig
beslist officieel aan te dringen op het herstel der spoor
verbinding Ieper-Roeselare, en de door de gemeenten
opgestuurde moties ten zeerste te steunen.
Het hooger bestuur der Nationale Maatschappij is
kwaadwillighet handelt maar steeds zonder inlich
tingen bij bevoegden in te winnen en op aanstichting
van enkele personen, achter de schermen, en een zeer
klein bepaald publiek.
En wij verdragen dat vanwege eene maatschappij
't Is schandelijk van onzentwege
Ik zal nog meer zeggen De Maatschappij bekommert
zich niet meer om den minister van verkeerswezen, de
bestendige deputatie en de gouverneur van West-
Vlaanderen, dan cm de burgemeesters en de handels
kamers van leper, Roeselare en tusschengemeenten.
Vcelen die heeren dan dien kaakslag niet
Alla toe, wat meer fierheid en wat meer moed als
't gaat om de verdediging van uw volk. En ik durf de
handelsmachtvan 17 September 1936 nazeggen
Hoelang nog laat onze Vlaamsche bevolking zich voor
den aap houden door die Brusselsche heeren der Maat
schappij van Spoorwegen, hoelang nog Vleiende tele
grammen en bedankingen helpen niet't is op de tafel
dat er moet geslagen worden, allen te samen. Voor de
Leieverbinding hetzelfde.
Tot nog toe heeft de N. M. B. S. den schijn niet wil
len geven dat de proefneming mislukt is. Integendeel,
de laatstgenomen beslissing van den raad van beheer
geeft bewijs dat de maatschappij haar wil doordrijft.
Inderdaad
Men onderzocht niet eens de mogelijkheid, de lijn
uit te baten met T. T. treinen of automotricen. Waar
om hier niet eene proefneming gedaan De fïnancieele
kant der zaak wordt niet aangeraakt.
Waar in andere plaatsen de vicinalisatie wordt toe-