- F O O T B A L L - CLASHANDEL Mce Cherchye=Kesteloot Krijgt Yper zijn garnizoen terug ALM AN ACH VERMOT pour 1937 DE PASTOOR - DEKEN VAN YPER EEN OORLOGSHELD 3 Zondag 31 januari 1937 Om 2 2 uur in plaats van 2 uur C. S. YPER - II - INCELMUNSTER C. S. YPER Derde Sp. HEULE C. S. YPER - Knapen ST. MOE5KROEN AANNEMERS - LANDBOUWERS Voor alle GLASWERKEN wendt U tot het gekend Huis Hoek der Elverdinghestraat en Veurnesteenweg 1 IEPER MASTIEK VERVEN EN VERNISSEN Tel. 484. O Naar onlangs uit goede bron vernomen werd zou er in hooger hand besloten geweest zijn het bataljon van het 31' Linie, dat sedert den oorlog nog steeds voorloopig te Gent gevestigd is, defi nitief naar een andere stad te verplaatsen. Van uit verscheidene zijden werd er dan ook dadelijk bij den Heer Minister van Landsverde diging aangedrongen om dit bataljon over te brengen naar Yper, waar het vóór den oorlog ge kazerneerd lag. In zijn laatste zitting heeft de gemeenteraad van Yper een motie gestemd om den terugkeer van dit bataljon naar Yper te vragen. Vroeger reeds schreef de Handels- en Nijverheidskamer van Yper met hetzelfde doel een brief, dien wij hier verleden week overdrukten, aan den Heer Minister van Landsverdediging en ziehier het antwoord dat deze aan den Heer Voorzitter der Handelskamer heeft laten geworden Ministerie van Landsverdediging Brussel, Generale Staf van het Leger den 21 Januari 1937. 1' Sectie N° 20/31 Mijnheer de Voorzitter, In antwoord op uwen brief van 7 Januari 11., heb ik de eer U aan te kondigen dat het, nopens dwingende reden, onmogelijk is te leper een garnizoen te leggen. Hoogachtend, De Minister van Landsverdediging, (get.) DENIS». Ook de Heer volksvertegenwoordiger Robert De Man heeft dezelfde vraag aan den Heer Mi nister van Landsverdediging, Luitenant-Generaal Denis, gesteld. We laten hier den tekst van den brief volgen die door den heer Minister aan Volksvertegen woordiger Robert De Man werd gezonden Ministerie van Landsverdediging Brussel, Generale Staf van het Leger den 21 Januari 1937. lr Sectie N« 20/33 Mijnheer de Volksvertegenwoordiger, In antwoord op uw brief van 9 Januari jL, heb ik de eer U aan te kondigen, dat het geenszins in de bedoeling ligt van de legeroverheid te leper een garnizoen te leggen. Gelieve, Mijnheer de Volksvertegenwoordi ger, de uitdrukking mijner verkleefde gevoelens te aanvaarden. De Minister van Landsverdediging, (get.) DENIS». Dè hoop van zooveel neringdoeners der stad leper is dus nogmaals teleurgesteld. Zal men dan te Brussel nooit willen begrijpen dat men aan onze stad herstel verschuldigd is vpor zooveel bronnen van leven die ons sedert den oorlog werden ontnomen Wat echter van belang is te vernemen, is zoo er ja dan neen besloten werd dit bataljon van het 3° Linie te verplaatsen. Het antwoord van den Heer Minister is noch een ontkenning, noch een bevestiging. Dat men, in bevestigend geval, in het Ministerie niet op Yper gedacht heeft als gebeur lijke garnizoenstad voor dit bataljon, dat hier nochtans zou moeten terugkomen, moet ons niet. verwonderen. Yper immers li.gt zoo ver van Brus sel dat men, sedert enkele jaren van hier, zijn bestaan en zijn recht op leven maar al te gemak kelijk vergeet. Maar waarom, als Yper nu zelf zijn candida- tuur stelt voor het bekomen van een garnizoen, waarom zou er dan op zijne vraag niet kunnen ingegaan worden Wat heeft Yper dan wel mis dreven om zoo onmeedoogend al zijn rechtmatige verlangens van de hand te zien wijzen Wij zijn benieuwd die dwingende reden te kennen die het, volgens den Heer Minister, onmogelijk maakt een garnizoen te Yper te leggen. Wij verhopen dat dit het laatste woord van den Heer Minister niet zal zijn, dat men, indien dit bataljon van het 3'' Linie werkelijk verplaatst wordt, onze martelaarsstad niet opnieuw op zoo tergende wijze zal miskennen. Aan de stadsoverheid, aan allen die eenigen invloed bezitten, zich bij deze eerste weigering niet neer te leggen, maar dringende en zelfs persoonlijke stappen bij den Heer Minister aan te wenden om hem van ons goede recht te over tuigen. Geen enkele stad als Yper kan zulke door slaande argumenten aanhalen, kan met zooveel recht op dit bataljon aanspraak maken, zoodat wanneer onze overheden het maar willen wij overtuigd mogen zijn in die zaak voldoening te bekomen. en vente au bureau de ce journal 3 4, RUE AU BEURRE, 34 In de Times van Londen, 6 Januari 1937, ver scheen dit merkwaardig en prachtig artikel, ge- teekend Geoffry Winthrop Joung. De Z. E. H. Kan. Kamiel Delaere is schielijk gestorven in het St Camillus Gesticht te St- Andries bij Brugge. Hij was een van de grootste oorlogshelden, èen mensch van onovertroffen moed en vindingrijk heid in actie. Hij had een allerschoonst en zeer onafhankelijk karakter. Leerling en vriend van Kardinaal Mercier, was hij leeraar geweest van Rhetorica en later Principaal van het St. Aman- dus College te Kortrijk. Vandaar was hij heenge gaan om Pastoor te worden van St Pieters, een der vier groote parochiekerken van Yper, en nog maar pas had hij de herstelling van zijn kerk vol tooid, wanneer de oorlog aanving. Na den eersten veldslag van Yper werd de stad zelf verlaten door- omsingelende legers en men dacht dat ze geen levende wezens meer telde. In de onderaardsche kelders en schuilplaatsen ver borg zich nochtans een havelooze bevolking ten getalle van tien duizend min of meer, gedurende den Herfst en Winter van 1914. Dag en nacht werden die menschen slachtoffer van het bombardementuithongering en besmet telijke ziekten deden zich voor. Gewapende vaan- delvluchtigen braken overal binnen ten einde de wijnkelders te veroveren. Het burgerlijk bestuur was weg en de legers moesten zich niet meer bekreunen om het lot van menschen aan wie ze verboden hadden in de stad voort te blijven. Met karaktervolle wilskracht en schranderheid aarzelde de Pastoor van St Pieters niet zich te slachtofferen ter leniging van dezen hopeloozen toestand. Een comiteit van openbare veiligheid werd in de kelders samengesteld onder het Voor zitterschap van den kranigen M. Stoffel, een voor uitstrevend vrijmetselaar, want de Pastoor zegde met een glimlach op zijn wezen dat hij er aan hield dat de kerk geen officieele rol zou spelen in het plaatselijk bestuur Een hospitaal werd in het H. Hart Gestichtgeopend met de hulp van de vereeniging der Vrienden van het Roode Kruisen daar werden de gewonde kinderen verzorgd. Noodpolitie en Gezondheids- en red dingsdiensten werden georganiseerd. Uit een drukkerij, in een bouwvallige barak tot stand gebracht, werden gezondheidsvoorschriften en andere wetenswaardigheden onder de bevolking rondgestrooid. Elke onderaardsche kelder werd bezocht en er heerschte orde. De Pastoor zelf, nadat zijn huis vernield werd, bleef wonen in het klooster der Maria school (Zusters Lamotten) en Dij hem vertoefden daar enkele toegewijde Zusters welke hij aoor zijn moed had weten te bezielen. Lange maanden, terwijl de groote obussen de overbe volkte kelders deden in een storten, zag men de slanke gestalte van dien priester in zijn zwarte soutane, met grijze haarlokken en beeldschoon gelaat, altijd eerst op de bres springen om te graven, te redden, of troost te bieden aan soldaten en burgers, zoowel in den donkeren als in het laaiende licht van het oorlogsvuur. Gewoonlijk was de heldhaftige zuster Marguerite bij hem, en die Godgewijde ziel liet een boek verschijnen waarin verhaald wordt wat er ten bate der ge- teisterden gedaan werd. De Onderpastoor E. H. Leys werd aan de zijde van Pastoor Delaere, ge dood en later onderging de chauffeur hetzelfde lot. Herhaalde keeren werd Pastoor Delaere's soutane doorschoten maar hij verpinkte niet. Altijd was hij opgeruimd, nooit ontmoedigd en zijn zenuwen weerstonden aan alles hij bezat zelfs een wondere kracht om paniek te verhin deren bij kinderen die tegenwoordig waren aan geweldige bombardementen. Telkens deze wat luwden vond hij nieuwe middelen erop na om moed in te spreken en op te monteren met gees tige zetten te vertellen. Met medehulp van de vrienden van het Roode Kruisoverwon hij een typhus-epidemie, dank zij het verschaffen van zuiver water uit tonnen de zwemkom der stad werd insgelijks gezuiverd voor de legers een gevaarlijke expeditie, op zoek naar gevallen van typhus en voortzetters ervan, werd over de geheele verwoeste streek ingericht. Meer dan 30.000 inspuitingen werden gedaan. Typhus-laza- retten werden geopend, beschoten en heropend en weezengestichten voor jongens en meisjes kwamen tot stand, en ze verhuisden van rechts naar links, volgens de noodwendigheden. In me dewerking met Aide civile beige gepatroneerd door de gravinnen Mevr. van den Steen en Mevr. Louise d'Ursel, werd er melk voor zuigelingen uitgedeeld, hospitalen geopend, voedsel en klee- dij bezorgd en zelfs plaatselijke nijverheid in gang gestoken. Dit alles ging uit van een stand plaats in een vernielde stad die gedurig bescho ten werd en dikwijls in brand stond en die daar bij, alsof het ware van heel de wereld afgezon derd lag. Na den veldslag van April 1915 werd, K. B. V. B. YPERSCH STADIUM C. S. Y. o Om 9 l uur Om 11 uur Andere matchen 1 fr. 50. (Tribuun 1 fr. opleg). Ingangsprijzen Match van Tweede Afd.3 frank. wat overschoot van Yper, door het vuur vernield en de onderaardsche kelders ten lange laatste geëvacueerd. Pastoor Delaere was de laatste bur ger die de puinen verliet, maar hij bleef in de nabijheid der stad en, dag op dag, hetzij te voet, hetzij per auto dien hij de kans had aan te spre ken, keerde hij terug naar de grieselijke over blijfsels van Yper om de gewijde kerkvaten te ontgraven en te redden, de schatten van het museum, de historische schilderijen, en de bur gerlijke documenten in veiligheid te brengen. Een voorvalletje dat Koning Albert veel genoe gen verschafte, was het redden door Pastoor De laere van de vlag der vrijmetselaars uit een huis dat bezig was met branden. Hij bezorgde dit symbool aan de vijanden van zijn Kerk terug, met een humoristisch woordje erbij, fijn en raak, zooals hij alleen dat kon... Indien Yper nu nog een deel van zijn traditioneele schatten bezit, en zoo zijn bewoners er toe in staat waren hunne huizen te herbouwen op de vroegere plaatsen en in den oorspronkelijken stijl, volledig naar hun wensch, dan is het te danken aan de vaderlands liefde, de voorbedachtheid en den ontembaren moed van dezen eenen grooten man. Na de volledige vernieling der stad Yper trok de pastoor zich terug om aan het hoofd te staan van een der weezengestichten welke hij inge richt had, en daar was hij heel en al toewijding om fondsen te verzamelen en ervoor te zorgen dat de kinderen het een of ander ambacht leer den ten einde later aan het werk van den her opbouw te kunnen mededoen. Op den eersten dag van den wapenstilstand was hij terug in Yper om de houten barak te doen optimmeren die hij zelf noemde de eerste kathe draal school en stadhuis van de nieuwe stad. Bevorderd tot Deken van St. Maartenskathe- draal, besteedde hij al zijn overgebleven krachten aan het reuzenwerk van den heropbouw der stad met haar kerken, haar kloosters en haar huizen waarvan hij specimen fragmenten opgeraapt had terwijl ze werden vernield. Zijn groot werk kwam tot een welverdiende einde den dag dat hij den inwijdingsdienst van zijn heropgetrokken ka thedraal persoonlijk mocht celebreeren. Gedecoreerd door de verschillende legers der Bondgenooten,vereerd met de vriendschap van zijn Koning en zijn Koningin en aanzien als een bijna legendarische figuur nam hij toen zijn ont slag ten einde bestuurder te gaan worden van een weezengesticht te St Andries bij Brugge dat aan hem het leven te danken heeft. Wij ontmoetten hem voor den laatsten keer verleden jaar, eerbiedwaardig, boutrecht en ma- jestatisch, maar schromelijk breed van gedacht en sprankelend van humor, terwijl hij wandelde in zijn rozenhof bij het ondergaan der zon om geven van den zwerm zijner weezen om den heiligen zegen te ontvangen van zijn Goeden- nacht wensch dien hij hun tegenloech. GROOT KLEIN Rik zit met een grooten hik Rap had moeder PACHA chik Rik drinkt zich nu het buikje dik Nooit was hij beter in zijn schik

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1937 | | pagina 3