7
Registers - Classeurs - Bureelbenoodigheden
koopt men ter Drukkerij Dumortier34, Boterstraat, Yper
Lessive
Jeanne d'Arc
VOOR LAND EN TUIN
Kamerplanten.
Amaryllis.
Clivia's.
Afgesneden bloemen.
Het bemesten van kamerplanten.
Het kweeken van Boenen.
Om het linnen te weeken,
NIETS evenaart de
De R.estüive Jeanne d'Arc
loat .alle vette bestanddeelen op en
neemt alle vlekken weg, zonder het
linnen te beschadigen.
Het is voldoende haar gedurende
een nacht zachtjes te laten inwerken
en dan te koken, om een schitterend
linnen te bekomen.
Wat meer is, zij is het spaarzaamste
waschpoeder.
Fabrikanten
Trenteseaux Frères
HERSEAUX
Jf&fiajsinrt'
Deze wei» wiiien wij onze rubriek eens wijden aan
Kamerplanten Immers nu is het de periode om de
Cactussen en vetplanten te verpotten vooral de zaai
lingen, die in miniatuurpotjes staan, en bij de verpot-
ting meteen in een grooteren pot kunnen gezet worden.
De grootste onzer planten hebben misschien wat ver-
schen grond noodig. Opgepast, haal dan de plant niet
heelemaal uit den pot. Neem integendeel de bovenste
aarde rondom tamelijk diep en voorzichtig weg, en
vervang door een versch mengsel van bladgroen, gras-
zodenklei en wat grof zand.
Zoodra wij opmerken dat de planten een glanzende
tint krijgen, en meer gespannen blad- en stengeldeelen,
mogen wij ervan overtuigd zijn dat zij een hernieuw
den groei hebben. Dan is het volstrekt noodig dat wij
ze regelmatig begieten, frissche lucht geven, en be
schermen tegen te felle zonnestralen.
De amaryllis is een Zuid-Afrikaansch bolgewas. Aan
de bladeren is het goed te zien dat die plant familie
is van de Clivia alleen de bol van de amaryllis steekt
veel hooger boven den pot uit.
Deze plant verdampt niet veel vocht, en mag dan
ook niet te nat gehouden worden. Zij vraagt een niet
te wijden pot, met voedzame en goed doorlatende
aarde, b. v. een mengsel van bladaarde, grof wit zand
en ouden stalmest. Zoonoodig wordt ze nu verpot.
De amaryllis moet een zoo warm mogelijke stand
plaats hebben, bij voorkeur voor een zonnig venster.
Zoodra de bloemen uitgebloeid zijn knipt men ze af,
en na den volledigen bloei der plant wordt de bloem
stengel tot onderaan toe afgesneden.
De Clivia's met hun oranje-gele bloemtrossen zijn
zeer populaire kamerplanten. Oorspronkelijk zijn het
Zuid-Afrikaansche planten, die aldaar in het wild
groeien, langs de hellingen van diepe ravijnen.
Deze plant mag alhier als kamerplant geen al
te grooten pot hebben. Wanneer haar wortels boven den
grond uitkomen, is het daarom geenszins noodig om
deze plant te verpotten. Eerst wanneer er te veel wor
tels boven de aarde uitkomen, of dat de bladeren geel
worden en afsterven, dan is er een grootere pot noodig.
Men kan dit nu nog doen. Men neme er een goede
grondsoort voor 2/3 bladaarde en 1/3 graszodengrond,
vermengd met wat ouden koemest en grof zand.
De Clivia's die niet verpot worden geve men in den
zomer eens per maand wat sterk verdunden vloeimest,
of wat kunstmest.
's Zomers moet de plant vochtig gehouden worden,
's Winters mag ze niet te koud noch te vochtig staan.
Hoe kunnen wij afgesneden bloemen zoo lang moge
lijk goed en frisch houden Daartoe zijn de volgende
vereischten noodig
1. Een wijde vaas, waarin de bloemen ruim kun
nen staan en volop water hebben.
2. Gewoon leidingwater is het beste, behalve voor
geforceerde bloemen, die eerst lauw water moeten heb
ben.
3. Vooraleer de bloemen in het water worden ge
zet, snijden we ze onder aan den steel een eindje schuin
af, waardoor het water beter opgenomen wordt.
4. Het water in de vazen moet geregeld bijgevuld
en om den anderen dag geheel ververscht worden.
5. Het is volstrekt noodig wat zout in het bloem-
water te doen.
6. Men zet de bloemen niet te dicht bij een kachel,
een vuur. 's Nachts zet men ze in een koele gang of
serre.
Hoe dikwijls moet een plant bemest worden
In Herfst en Winter heelemaal niet. In het voorjaar
en des Zomers enkel van tijd tot tijd. Het hoe dik
wijls hangt zoowel van de soort plant als van de
sterkte der mestsoort af.
Over 't algemeen nochtans mag men zeggenver
dunde natuurmest kan men met kleine dosis om de
14 dagen gevenkunstmest in verpakking gereed voor
onmiddellijk gebruik eveneens om de twee weken.
Kamerplanten die zeer sterk groeien of bloeien Kan
men echter ieder week wat bemesten.
Soorten Men spreekt in 't algemeen over rankboonen
en over struikboonen de eersten vergen een steun, de
tweeden hoeven geen steun. Nog spreekt men over boe
nen met vlies en boonen zonder vlies. Deze met vlies
zijn alleen ais jeugdige vrucht eetbaar, deze zonder
vlies integendeel blijven eetbaar tot bijna volle rijpheid.
Grond De boonen zijn zeer gevoelig aan vocht en
koude. Daarom behoeven zij een doordringbaren, niet
te zwaren grond, die het vorig jaar rijkelijk bemest
werd. De grond moet in volle zon gelegen zijn.
Plaatsing van stakenMen plaatst de steunstaken,
in driehoek of in vierkant, steeds op 70 a 80 cm. voor de
eigenlijke breedpeulige rankboonen. Voor de prinses-
en boterbconen is 60 a 70 cm. voldoende.
Tijdstip van planting Niet vóór 15 Mei. In vochtige
gronden eerst eind Mei. In zandachtige gronden, en op
min of meer beschutte plaatsen, plant men wat vroeger.
Men zaait een tweede maal omstreeks 5 Juni. en een
laatste maal eind Juni. Zoo zegt een oud Vlaamsch
spreekwoord Daags na St Jan plant men de laatste
staakboonen en prinsessen
Manier van plantenIn droge gronden plant men
gelijksgrondst.t.z. men maakt een kuiltje van zoowat
2 cm. diep, legt daarin 5 a 7 boonen zoodanig dat ze
elkaar niet raken. Men overdekt ze vast met vochtigen
grond. 2 cm. dik. waarover men 1 cm. örooge aarde
strooit.
In zware of vochtige gronden plant men op heuvels.
Men hoogt den grond op aan de binnenzijde der staken,
en dit in vorm van molshoop, en men gaat te werk als
op gelijksgrond. Toch verdient het aanbeveling met
mestaarde te dekken, daar men aldus in zware gron
den goede uitslagen bekomt.
Om de slakken van de jonge opkomende planten af
te weren, is het goed koolassche met kalk te mengen en
dit rond de geplante boonheuvels ringsgewijze te
strooien.
Onderhoudszcrgen Bij gunstig weder komen de boo
nen na 9 a 11 dagen op. Dan schoffelt men den grond
wat op. Eenige dagen later aardt men de boonen tot
tegen de zaadlobben aan. Men duwt ze meteen een wei
nig in de richting der staken. Men schoffelt den grond
van tijd tot tijd. Zoonoodig bindt men de ranken lichtjes
vast met de gewone bies. p- B-