2 ZAKACENDAS VOOR 1938 ding geschiedde geleidelijk en naarmate het ka- naai verbeterd werd. Volgens de bestaande statistieken was er in het jaar 1839 te Gent een beweging van 27 sche pen metende 2.217 ton. In 1840 werden reeds 147 schepen met 15.312 ton geboekt. In 1850 klommen deze cijfers tot 174 schepen met 24.052 ton en in 1860 tot 353 schepen met 48.925 ton. Na 33 jaar bestaan van het zeekanaal, kende de haven van Gent dus nog maar juist dezelfde scheepvaartbeweging en tonnemaat als die welke wij hier nu reeds te Yper boeken, waar de vaart Yper-Yzer nog maar pas sedert vier jaar voor de scheepvaart heropend is. In 1870 telde men te Gent reeds 386 schepen met 73.203 ton. In den loop van ditzelfde jaar werden nieuwe verbeteringswerken aan het ka naal uitgevoerd en werd het handelsdok vergroot, wat nogmaals de gunstigste uitslagen opleverde, gezien in 1871 reeds de havenbeweging plots steeg tot 831 schepen met 144.826 ton. Van 1881 tot 1886 werd het houtdok geopend en de voorhaven gebouwd en de gevolgen hiervan lieten zich niet wachten, gezien men in 1887 reeds 817 schepen telde met 344.936 ton. Sindsdien was de gemiddelde aanwinst 100.000 ton voor ieder tijdvak van 3 tot 4 jaar, zoodat de havenbewe ging in 1900 reeds 1114 schepen bereikte met 696.745 ton en 1248 schepen met 930.964 ton in 1910. Van 1896 tot 1900 werd het kanaal een tweede maal verbreed en verdiept, en werd de nieuwe sluis van Terneuzen ingehuldigd. In de haven werden het groot dok en gedeelten van Noord en Middendarse voor den handel beschikbaar ge steld. En steeds verhoogde de scheepvaart naar mate men haar meer gemakkelijkheden bood. In 1911 liepen 1340 schepen de haven binnen en werd het millioen ton bereikt. De oorlog veroorzaakte een tijdelijke stilstand, doch na den wapenstilstand werden de herstel- lings- en verbeteringswerken der haven met spoed en ijver uitgevoerd, zoodat in 1922 reeds de vooroorlogsche cijfers overtroffen werden met 1652 schepen metende 1.291.634 ton Gedurende de eerste tien jaren van haar be staan voldeed de haven uitsluitend aan de plaat selijke behoeften van handel en nijverheid. Doch stilaan kwam daaraan verandering. Het stapel huis, gebouwd in 1844, werd in 1850 aan het spoor wegnet verbonden en in het jaar 1851 werden de eerste regelmatige lijnen op Rotterdam en Lon den ingericht. In 1881 verbonden regelmatige stoomvaartlijnen de haven van Gent aan de Bel- g.s e binnensteden alsmede aan deze van Hol land er Engeland, terwijl lijnen met verander lijke tijdstippen van afreis Gent met andere ha vens van Europa verbonden. De opvolgende verbeteringen aangebracht, zoowel aan het spoorwegnet als aan de rivieren en kanalen, die Gent met zijn hinterland in ver binding stelden, hadden de invloedsfeer van de haven uitgebreid. Haar werkkring bleef niet langer beperkt tot de naburige landbouw- en rij verheidsstreken, maar breidde zich geleide lijk uit tot de aangrenzende landen, en in de eersie plaats tot het Noorden van Frankrijk. De producten die toen werden ingevoerd wa ren hout, dwarsliggers, vlas, lijnzaad, kolen, ka toen, graangewassen, creosoot, enz., terwijl de uitvoer meest bestond uit vruchten, vodden, sui ker, ijzer, vensterglas, kunstmeststoffen en tuin- bouwvoortbrengselen. De bouw der voorhaven breidde de interna tionale betrekkingen uit. Met de tweede verbe tering van het kanaal en vooral met de opening der nieuwe, groote sluis van Terneuzen, in 1910, nam Gent werkelijk plaats tusschen de groote internationale havens. De zeevaart werd steeds aanzienlijker en klom, na door den oorlog onderbroken te zijn geweest, van 5.068,217 metrische ton in 1928 tot 8.696,321 metrische ton in 1929 en tot 9.939,967 metrische ton in 1930. Deze gestadige en snelle vooruitgang, die door de haven van Gent werd verwezenlijkt tijdens deze laatste honderd jaar, vindt zijn oorzaak niet alleen in haar uitstekende aardrijkskundige lig ging en in haar uitgestrekt en dicht bevolkt hin terland, maar ook nog in verschillige andere fac toren die op de scheepvaart een onweerstaan bare aantrekkingskracht uitoefenen, zoo onder meer de ruime dokken met kaaien en aanleg plaatsen, hun moderne en voortreffelijke uitrus ting, de talrijke heftuigen, de groote stapelhui zen, de doelmatige bestuurs- en uitbatingsme thodes, de geringe havenrechten, de talrijke spoorverbindingen en meer andere voordeelen die zij biedt. Om er slechts een te vermelden, noemen wij de sluis van Terneuzen die maakt dat het kanaal, dat van Gent naar Terneuzen 32 Het weze in verzen van tien voeten Of proza uit de tiende la Dat men ze namaakt, wij begroeten Als eersteChicorei PACHA. i kim. iang is, slechts als een enkel dok uitmaakt, i De afstand van Gent tot Vlissingen, aan de uiter ste grens der Scheldemonding, bedraagt onge- veer 55 kim. en hiervan is er dus een gedeelte van 32 kim. dat als aanlegplaats kan dienen en waai de schepen kunnen laden, lossen en keeren. Daar, langs dit kanaal en rond die dokken, zijn de nijverheidsgestichten, zooals katoen- en vlas spinnerijen, weverijeh, zagerijen, enz. die in 1913 ten getale van 15 waren, nu reeds tot 74 gestegen. De stad Gent heeft onlangs nog nieuwe gronden ingelijfd om het gedeelte van het kanaal tus schen de brug van Langerbrugge en de spoor brug van Selzaete tot een reusachtig nijverheids dok te verbouwen, dat toelaten moet aan de tal rijke vragen naar nijverheidsgronden voldoening te geven. Zoo heeft o. a. de vermaarde Luxem- burgsche staalgieterij Arbedop die plaats reeds verscheidene honderden hectaren gronden aangeworven om er een metaalnijverheid te ves tigen. Tot in het midden van de vorige eeuw bestond de handel der haven van Gent vooral uit ver scheidene koopwaar, doch stilaan hebben de grondstoffen de eerste plaats veroverd en thans zijn het meest zware en belemmerende koopwa ren die men op de kaaien aan de haven bemerkt, zooals kolen, fosfaat, pyriet, hout, ertsen, vlas en werk, katoen, enz. In 1936 kwamen 2068 schepen met een totale tonnemaat van 2.172.496 ton de haven van Gent binnen en, ten bewijze dat de grondstoffen het voornaamste gedeelte van het trafiek uitmaken, werden volgens de statistieken in den loop van hetzelfde jaar 1.884,092 T. delfstoffen met zeesche pen ingevoerd. Niettegenstaande er te Gent geen smeltovens noch ijzerfabrieken bestaan, bevindt zich een groote hoeveelheid ertsen onder de inge voerde delfstoffen, en het eigenaardigste is nog wel dat deze ertsen dan per spoor en per rivier of kanaal een 200 kim. verder, tot aan de hoogovens van het Walenland, verzonden worden, vanwaar ze grootendeels onder vorm van baren, gietijzer, enz., dus na bewerking, naar de haven van Gent terug keeren. Zoo voerde Gent in 1936 niet min dan 633,882 ton metalen en metalen voorwerpen uit met zeeschepen naar den vreemde en voor namelijk naar Engeland. Wie had zulks ooit kunnen voorzien Zooals we het hier hooger reeds zegden, is het slechts sedert 1880 dat de internationale betrek kingen der haven van Gent een aanvang namen. Sedertdien hebben deze betrekkingen met alle Europeesche landen welke aansluiting hebben aan zee, ook met de Kaapkolonie, Algerie, Chili, Ma rokko, Kameroun, Mexico, Perou, Brazilië, Nieuw- Schotland, Groenland, Oceanie, Canada, Nieuw- Zeeland, Egypte, Cuba, Argentinië, enz., niet opgehouden in belang toe te nemen, zelfs met Frankrijk niettegenstaande dit land reeds vanaf 1887 protectionistisch is beginnen te worden. De beschermingsmaatregelen door Frankrijk geno men en al de hinderpalen die den handel nog zijn komen belemmeren, hebben niet kunnen belet ten dat, benevens tal van andere producten die van uit Gent naar Frankrijk gevoerd werden, er in den loop van 1936 langs de Opper-Schelde 242 lichters met 63 629 ton Engelsche kolen en 735 lichters met 190.562 ton Duitsche kolen van Gent naar Frankrijk vaarden. Bijna de helft der Duitsche kolen die te Gent ingevoerd werden, in 1936 bedroeg deze invoer 387.287 ton, ging dus naar Frankrijk. Heeft een der ontwerpers van het kanaal van Terneuzen. dank waaraan de haven van Gent zoo belangrijk geworden is, over honderd jaar kun nen voorzien dat er ooit Engelsche en Duitsche kolen langs Gent naar Noord-Frankrijk zouden geleverd worden, in een streek die omtrent op evenwijdigen afstand van de Belgische en Fran- sche koolputten verwijderd en met met deze laat ste door een uitgebreid kanalennet verbonden is Niemand had zulks ooit durven vermoeden, en nochtans het is een feit geworden. Opmerkenswaardig is het ook dat er van uit Gent om zeggens geen trafiek naar de Leie is. In 1925 vaarden 11 schepen met 1572 ton van Gent naar de Leie en in 1935 waren er 66 schepen met 6.033 ton. De scheepvaartbeweging van de Leie naar Gent is nog minder belangrijk, gezien er in 1925 slechts 10 schepen met 1353 ton te Gent langs de Leie toekwamen, en het aantal schepen in 1935 nog maar 18 bedroeg met 1.994 ton. Deze in- en uitvoer langs de Leie is dus onbeduidend, vooral wanneer men ziet dat 7.842 schepen met 1.863,614 ton langs de Opper-Schelde in 1935 de haven van Gent binnenkwamen, en 1.375,854 ton met 6.170 schepen langs de Opper-Schelde op- vaarden, voorzeker grootendeels naar Noord- Frankrijk. Deze cijfers toonen duidelijk dat de Leie voor de haven van Nieuwpoort voorbehouden is ge bleven en als haar natuurlijk hinterland is aan gewezen. De belangrijke uitvoer van Gent naar Frankrijk is een logenstraffing voor dezen die beweren dat de fransche grenzen voor onzen han del totaal gesloten zijn. en wij mogen dus beslui- cen dat niet alleen de Leie, maar ook de Deule- vaart en het Noorden van Frankrijk voor de ha ven van Nieuwpoort een belangrijk hinterland kunnen uitmaken. Had men voor de haven van Nieuwpoort ge daan zooals voor de haven van Gent, waar de sluis van Terneuzen maakt dat het water steeds i op een zelfde peil blijft en dat de schepen er te allen tijde met alle gemak als op een vijver kun nen laden en lossen, en in- en uitvaren, had men van over lang reeds de haven van Nieuwpoort door de vaart Yper-Komen met haar natuurlijk hinterland moeten verbinden, dan ook zou de I haven van Nieuwpoort zooals Gent sedert jaren reeds de plaats ingenomen hebben die haar toe komt onder de zeehavens van het vasteland, i In 1913 werd er tusschen de Heeren ministers Helleputte en Levie, eenerzijds, en de stad Nieuw poort, anderzijds, een akkoord gesloten waarbij de Staat zich verbond in de vaargeul der haven van Nieuwpoort een sluis te bouwen, zoodat het peil in de haven niet meer zou onderhevig zijn aan de schommelingen der tijen en wat voor gevolg zou gehad hebben dat de schepen er steeds vlot zouden liggen en niet meer rijzen of zakken zooals nu, wat zeer nadeelig is voor het laden en lossen en voor de scheepvaartbeweging. Deze conventie ware reeds uitgevoerd geworden, had de oorlog niet uitgebroken, en de haven van Nieuwpoort zou thans reeds bloeien evenals de haven van Gent, indien men dit akkoord na den oorlog had geëerbiedigd en zoo de haven van Nieuwpoort, die slechts 15 jaar na den oorlog hersteld werd, zoo stiefmoederlijk niet behan deld had geweest. De geschiedenis van Gent vertoont dus onder alle opzichten veel gelijkenis met deze van Yper. Daar, zooals hier, werd er eeuwen lang gestre den om de stad van goede waterwegen te voor zien. De bloei van Gent werd, dank aan de ver wezenlijking van het Hollandsch ontwerp, ver zekerd. En thans is Gent langs den eenen kant rechtstreeks met de zee verbonden en langs, den anderen met een waternet van meer dan 2500 kilometer. Hier echter moeten wij met spijt vast stellen dat onze stad reeds sedert honderd jaar met de Leie zou verbonden geweest zijn en een grooteren bloei zou gekend hebben, had de om wenteling van 1830 de Hollandsche regeering niet belet haar ontwerp der vaart Yper-Leie uit te voeren. Van de drie zustersteden, die vroeger tijds in macht en rijkdom op denzelfden voet stonden, kan Yper alleen, bij gebrek aan goede waterver bindingen, thans den verloren welstand niet her winnen. Wij hebben zooeven gezien wat het kanaal van Terneuzen, sedert zijn honderdjarig bestaan, van Gent heeft gemaakt. In de haven van Brugge liepen gedurende de 9 eerste maanden van 1937 niet minder dan 1634 schepen binnen metende 1.757.128 ton. Daar werd deze schoone uitslag reeds na 25 jaar bestaan van Brugge-zeehaven bereikt... Hier te Yper, daar valt niet aan te twijfelen, zal de vaart Yper-Komen, na enkele jaren, in evenredigheid ook gunstige uitslagen mogen boe ken. Onze bevolking is niet dommer noch min der moedig dan deze van elders, en wanneer men aan onze streek de noodige economische uitrus ting zal gegeven hebben, zal zij zoo goed als alle andere streken aan de algemeene herople ving van het land kunnen deelnemen. Overal waar goede waterwegen bestaan, zien wij de steden en gemeenten bloeien en toene men. Rousselare en Thielt waren in 1860 twee steden van dezelfde belangrijkheid. De eerste telde 12.028 inwoners, terwijl de tweede een be volking had van 11.251 zielen. Dank aan zijn ver binding met de Leie heeft Rousselare zijn be volking zien aangroeien, zoodanig dat deze stad in 1934 reeds 29.284 inwoners telde. Thielt daa rentegen zag zijn bevolking in gansch die tijd spanne slechts tot 12.235 stijgen. Z. M. Koning Leopold III, die Zaterdag laatst de West-Vlaamsche steden Iseghem, Rousselare en Thielt is komen bezoeken, zal ongetwijfeld wel het verschil bemerkt hebben tusschen Ise ghem en Rousselare, die beide dank aan de vaart Rousselare-Oyghemhun bevolking sedert 1860 meer dan verdubbelden, en Thielt die in 't geheel niet is vooruitgegaan. Deze bestatiging van den gunst igen invloed die een waterweg op den bloei eener stad en streek uitoefent, zal Z. M. Koning Leopold III misschien aangezet hebben om de woorden, die zijn doorluchtigen Vader den 13 Juli 1930 te Gent uitsprak ter gelegenheid van de inhuldiging der Zuiddarse, tot de zijne te maken België is een land van kleine uitgestrektheid, maar zijne verbindingen en vooral zijne water- wegen moeten aangelegd worden als deze van een groot land. ten bureele dezer.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1937 | | pagina 2