KOFFIES en CHICOREI met PREMIEN Christiaens S Devolder - KortrijK NAAR EN DOORHEEN HET KONCOLEESCHE OERWOUD Te koop in alle goede winkels. - PremiedepotG. Laroye, 20, Boompaidstraat, Yper, EISCHT ALTIJD EN OVERAL DE 3 ONZE GROOTE REPORTAGE XII. ONZE AANKOMST IN KONGO TWEEDE DEEL LANGSHEEN DEN KONGOSTROOM EEN NACHT TE MATADI door Jef VAN WYNSBERGHE IN DEN CONGOSTROOM. Toen wij den Donderdagochtend ontwaakten was de boot opnieuw aan 't varen. De tocht ging thans, met zwaar machinegestamp, den sterk stroomenden stroom op. Het water is er theekleurig, breed doorstreept met lange roestvlekken. De oevers, vlak en licht beboscht, zijn er dui delijk waar te nemen vooraan meestal riet, hoog verschroeid gras, laag gewas, en achteraan groepen palmen, die lichtjes wuiven in den wind. Bij momenten dreef het schip tusschen talrijke drijvende eilandjes, die rijk waren aan gras, varens en jonge struiken. Wij ademen zoete allerlei specerijgeurende lucht in, die ons opkwikt. Wij kijken zwijgend als in zachte gelukmakende roes naar de tooverachtige mooie land schappen. Wij zien in het Oosten nog de roodachtige rotsen, en hooge donker beboschte bergen... alles wazig vaag... eindeloos ver tegen den horizon. Stroomopwaarts, naderen wij groote delta's. De boot drijft er doorheen. De oevers komen nu soms dichtbij einden ver zijn ze moe rasachtig, glooien dan heuvelachtig op. toonen lianen en slingerplanten, die dooreengestrengeld in vlechten en knoopen, in breede bochten kron kelen van boom tot boom. Na het eerste ontbijt kwamen ronde, groene bergen in 't zichtles mamelons heeten de oud-kolonialen ze, omwille van hun specifieke vormen. Nu spitsen bijwijlen rotsen aan den oever, kleine heuvels rij zen en dalen in steeds steiler hellingen. Op enkele plekken snijdt een nauwe geul zich tusschen de dofroede rotsen. Dieren zagen we niet noch nijlpaarden, noch vogels, noch apen. WAPENS GEIJKT. Dien morgen moesten wij op het dek eerste klas onze wapens laten ijken, en ons een permis port d'arme aanschaffen. Een daartoe offi cieel gemachtigde negerklerk schreef de bewijzen, en ontving de tak sen vijftig frank per wapen, en tweehonderd vijftig frank voor een jachtbewijs. Die zwarte klerk was netjes in 't wit gekleed, had een keurigen strikdas om, en sprak met vreemd accent vlot Fransch. Hij liet de blanken in rij een beurt afwachten, en gaf heelemaal niet den indruk voor ook maar één Europeaan zachtmoedig en onderdanig te zijn. Hij keek trotsch, als wou hij zeggen Denk er om dat ik geen ge wone neger benHij waagde het zelfs van tijd tot tijd eens nijdig uit te vallen Un peu de patience, Messieurs TE BOMA. 's Morgens om negen uur kwamen wij te Boma aan. Boma ligt in een kromming van den stroom, tegenover rotsachtige donkerbruin getinte eilanden. De boot ankert vlak tegen een gemetselde kade. Langs den stroomoever is een breede laan van palmen. Daarachter gloort een groene helling tot heuvel, waartegen witte faktorijen zijn gebouwd. Bij onze aankomst wachtten op de kade een dertigtal blanken waaronder meer dames dan heeren allen in helder witte kostumes en jurken, en meer achteraan, op eerbiedigen afstand, een massa negers en negervrouwen, met bonte lang neerhangende doeken om, boven de borsten vastgemaakt. Dus eindelijk te Boma Dit was dus de stad waar op 17 November 1874 Stanley aan wal kwam, na zijn eerste reis door Midden-Afrika. Dit was het weleer oude Boma, waarheen zestig jaar geleden nog, de Arabieren de weerlooze negers yan heel Afrika door hadden opgedreven, om ze hier op de meest onmenschwaardige wijze te martelen, te brandmerken, te geeselen, te dooden soms. Boma De Afrikaansche havenstad, waar pas zestig jaar geleden de negers als slaven geketend en opeengepakt werden in de donkere ruimen van kleine, houten schepen. Welke honderden, misschien duizenden sombere tragedies zullen er hier al niet gezien, geleden zijn Dan is de roep door Europa gegaan Het moest eens voor altijd gedaan zijn, met de slavernij Boma kwam onder de Belgische souvereiniteit, en was een tijdje geleden de hoofdplaats van Belgisch Kongo, maar is thans door Leopold- stad vervangen. Nu is Boma een gewone Kongoleesche Provinciestad. Nog belang rijk voor haar bijzonder goede haven, die toegankelijk is voor alle sche pen, en die dan ook regelmatig aangeloopen wordt door de stoomsche pen van de Compagnie Maritime Beige en door die der groote Afri kaansche scheepvaartlijnen van Hamburg en Bordeaux. WAARHEEN Hier, te Boma, zouden wij passagiers in dienst van den Staat eindelijk vernemen voor welke provincie ieder van ons bestemd werd. Wij vernamen het dadelijk in de eetzaal. Slechts een paar bleven te Boma en moesten dus onmiddellijk aan wal. Al de anderen ook ik moesten doorvaren tot Matadi. Daar zouden de eenen naar de Kasaï moeten, anderen naar de Evenaarsprovincie, en de ovengen w onder ik nog verderop tot Stanleystad, hoofdstad der Oost- rovinci Meteen voelde ik mij gelukkig. Ik had nu nog minstens vijftien reis voor mij. Vijftien dagen dat ik rustig Kongo dieper en dieper moe binnenreizen den Kongostroom op. En eens te Stanleystad, zou i mis schien de binnenlanden ingestuurd worden... dus weer dagen lang \ei der mogen doorreizen. Heerlijk Daarenboven, nu was er geen twijfel meer ik kwam in de sti ee waar de Kiswahili-taal gesproken werd. De negertaal die ik te Brusse op de Koloniale School, gestudeerd had. Fijn KONGOREIS TEN EINDE. Reeds 's middags te 1 uur lichtte de Albertville het anker, en stoomde hooger den Kongostroom op, naar Matadi. Weer ging de reis doorheen heerlijk specerijgeurende lucht, middendoor eilanden, langs heen hooge rotsoevers. Maar dezen keer was de tocht van zeer korten duur te vier uur was Matadi reeds in 't zicht, en ankerde«de boot er heel gauw aan de kade. Hier was de reis naar Kongo ten einde. Onze reispassen werden geviseerd. Ik kreeg een Bon om in het Hotel Congoman een nacht te logeeren. Ik werd er op 'n onzien lijke leelijke auto door een franschsprekenden neger heengebracht. Morgenochtend zou mijn bagage gedouaneerd worden, en 's namid dags zou de reis dan weer verder gaan. per nachttrein naar Leopold- stad... Dat werd het begin van mijn sensatieleven in Kongo. I. DRUK BEWEEG VAN BLANKEN EN INLANDERS ALLES PEPER DUUR HAGEDISSEN EN KAKKERLAKS IN DE SLAAPKAMER EEN ZONDERLING GERUCHT IN DEN NACHT. MATADI. Matadi is een zeer schilderachtige Afrikaansche havenstad. Zoodra men van de boot stapt, en langs de kade loopt, ziet men talrijke groote loodsen en hangars. Duizende zakken palmnoten en kopalt en hondei- de ivoorpunten liggen er hoog op elkaar gestapeld. In de haven zelf liggen groote Fransche, Engelsche, Duitsche, Portugeesche en Bel gische passagier- en vrachtbooten geankerd. Auto's en kamions toeten voorbij, sirenen fluiten. Blanken en Inlanders bewegen druk door el kaar. De stad zelf ligt bebouwd op en tusschen hooge rotsende ijzeren en wit betonnen huizen, staan zoowat willekeurig te allen kante ver spreid. Breede straten, en vooral steile paadjes verbinden ze onderling. IJzeren bruggen liggen overheen breede bergkloven, in wier diepten 'n dichte wildernis wast van struiken, boomen, palmen en slinger planten allerlei. Matadi heeft vier opeenvolgende wijzen. Eerstens de vlakte, bene den tegen den stroom, waar negers en blanken in de soms brandende hitte zwaar te werken en te sjouwen hebben. Wat hooger het handels kwartier, waar de faktorijen van Grieken, Portugeezen, Senegaleezen, Arabieren, Engelschen, Duitschers en Belgen, en de hotels staan. Nog hooger, het kwartier der Blanken in dienst van Staat of Unatra. Op' die hoogte waait een koelen wind. en men heeft er een prachtig uit zicht op de schilderachtig mooie stroomkromming. Verderop liggen de kampen der inlanders. Matadi is de groote Congoleesche IJzerenwegstad, waar zich het Beheer der IJzerwegen van Beneden-Congo bevindt, de groote en mach tige organisatie, die er de grootste gebouwen deed oprijzen, die aan bijna alle Blanken werk, electriciteit en ijs verschaft. ALLES PEPERDUUR. Maar persoonlijk ondervond ik algauw dat in Matadi voor 'n Europeesche mentaliteit alles peperduur is. Dien avond soupeerde ik in het hotel Congoman, met een dertig andere blanken 'n flauwe soep, 'n sterk gepeperde schotel, en als des sert 'n appel. Dat mager soupeetje kostte mij, voor mij en mijn vrouw, ruim honderd frank. Uit eigen zak te betalen Want eens te Matadi gaat onze wedde in reis en nachtverblijf worden steeds verder door den Staat vergoed, maar alle andere kosten zijn nu voor eigen rekening. Of Mevrouw en Mijnheer mochten opgeschreven worden voor het dejeuner voor morgenochtend, aan twintig frank per persoon, en voor het diner aan vijf en dertig frank per persoon Ik rekende vlug uit dat, met fooi en 'n paar bijdingetjes, mij dat minstens 'n honderd vijftig frank zou kosten. Nog nietIk verwittig U wel laterzei ik beleefd. Want eerstens dat hotel beviel mij heel weinig, en tweedens wilde ik toch graag van Tony en Gaston vernemen hoe zij het in hun respectievelijk hotel hadden. Immers, alhoewel mijn wedde mij toeliet deze hooge prijzen te be talen. vond ik het toch zondig hoopen geld onzinnig te vergooien. WAT WAS IK BEGONNEN Daarenboven ik was dien avond in geen al te beste stemming. Zoo dra ik mijn kamer in 't hotel gekregen had, was het reeds begonnen. Van buiten irl beschouwd zeer bestop 'n eerste etage gelegen, en 't uit-

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1938 | | pagina 11