NAAR EN DOORHEEN HET KONCOLEESCHE OERWOUD ONZE GROOTE REPORTAGE TWEEDE DEEL VII TE KASONGO Laat uwe DRUKWERKEN uitvoeren ter Drukkerij DU MORTIER, 34, Boterstraat, Yper - Tel. 500 O door Jef VAN WYNSBERGHE DONDERDAG 3 APRIL. Te elf uur kwamen we met de Baron Van Eetvelde te Kasongo aan, bij de aanlegplaats van den Politiekommissaris. Het regende. De Politie-Kommissaris en andere blanken kwamen aan boord. Wij werden wederzijds voorgesteld. Er werd een glaasje gedronken. Wij ver namen dat wij hier bij den Hoofd-Administrateur Loons, een Antwerpe naar, aangesteld werden, om den Gewestdienst te helpen verzekeren. Onze reis was dus ten einde zij duurde 37 dagen en nachten. 's Middags dineerden wij nog aan boord, terw-ijl gevangenen staa:s- materiaal losten. Te half twee vaarde de boot naar de tweede aanlegplaats, waar Grie ken, Portugeezen, Araben en Senegaleezen de aangekomene goederen door negers lieten wegsjouwen. Te twee uur werden wij bij den Hoofd-Administrateur verwacht. De kapitein van de Baron Van Eetvelde wandelde met ons mee, en wees ons een prachtwoning aan, die wij hoogstwaarschijnlijk zouden krijgen een mooi wit huis, met dubbele openslaande deuren en vensters, met ge galvaniseerde platen op het dak, en een grooten tuin er om heen. Wij voelden ons gelukkigWat zouden wij er mooi en gezellig wonen De Hoofd-Administrateur ontving ons in het privaat-bureau van den afwezigen Distrikt-Kommissaris. Hij kwam ons te gemoet, verwelkomde ons, verzocht ons beleefd plaats te nemen, koesterde de hoop dat wij het hier naar onzen zin zou den hebben en flink gezond mochten blijven. Hij deelde mij officieel mede dat ik in Gewestdienst te Kasongo zou blijven. Ik kreeg vrij tot 4 April om mij met mijn vrouw te installeeren. De ontvangst was hartelijk, maar volledig in het Fransch, de offi- cieele taal in Belgisch Kongo. De Politie-Kommissaris, mijnheer Leonard, stond ons buiten op te wachten. Samen reden wij, met een ouderwetschen rammel-auto, terug naar de boot. Onze koffers stonden reeds aan wal. Zij werden opge laden. Intusschen bood zich een lief negerjongentje als boodschapper aan 't jochie, dat half naakt liep, kon hoogstens zeven jaar oud zijn. Het lieve snuitje stond ons onmiddellijk aan. De Politie-Kommissaris raadde ons aan den kleine te engageeren, en wij deden het. Wij heetten hem Mokèwat in hun negertaaltje beteekentloopjongentje. Hij zal vijf frank weekloon plus twintig frank maandloon krijgen een heel kapitaaltje voor den kleinen snaak. Hij trad onmiddellijk in dienst. Zoodra onze koffers op een rammel-vrachtauto opgeladen waren, re den wij naar onze eerste woning. De Politie-Kommissaris zou ze ons aan wijzen. Maar... een eerste desillusie! We reden het mooie witte huis met tuin voorbij, en ook nog veel andere, tot we eindelijk stilhielden voor een soort steenen schuur, vlak bij een twintigtal negerhutten. De Politie-Kommissaris sprakHet spijt meMaar voor het oogenblik is er geen enkele andere woning vrij. Dit is een gebouwtje van de Witte Paters, die hier ieder Zondag Mis komen lezen. Tracht u hier voor een paar weken voorloopig te installeeren. Intusschen laten wij iets beters voor U in orde brengen. Zooals in Europa zal u het hier natuurlijk nooit hebben. Want om u 'n klein idee te geven wij betalen voor dat gebouwtje honderd frank huur per dag, aan de Paters, weze drieduizend frank per maand. Ik zal u gevangenen sturen om alles te reinigen. Toen kraste 'n verroeste sleutel in 't slot, de deur piepte open. In de voorkamer was het pikdonker. We konden er niets onderscheiden. Foengoela Dirisha Opent een venster bevool de Politie-Kom missaris Idio Bwana Ja, meester!» een neger verdween in de donkere kamer. Wij kijken in hoogste spanning toe. Een venster vloog open Walgelijk!... Vleermuizen en een enormen uil schrokken klapwiekend op, met rauwen kreet. Vaalbleeke hagedissen, donker bruine kakkerlakken, duifei-groote spinnen met wit onderlijf, liepen bij tientallen langsheen de vies ge kalkte muren. Honderde muskieten vlogen op. Twee bedden, drie tafels, vier stoelen stonden wanordelijk, dik bestoft doorheen. In een hoek lagen een honderdtal gebrokene roode baksteenen. Mijn vrouw keek me sprakeloos aan de tranen sprongen ons in de oogen. Schoorvoetend baanden wij ons een weg door die eerste kamer, welke met een ruwe dikke plankendeur van een tweede kamer was af gesloten. Twee negers stootten die middendeur in. Volslagen donker Een vensterluik werd opengeduwd We stonden in een leege, vieze tweede plaats, met grauwen bak steenen vloer Zouden wij hier een paar weken moeten wonen, eten en slapen De Politie-Kommissaris scheen ons leed niet te merken. Met een zeker enthousiasme (was het zelfvoldaanheid sprak hij U merk! het zijn twee ruime vertrekken, die zich prachtig leenen tot mooie in stallatie. Zoo vies hadden wij het ons nooit kunnen inbeelden. W ant wel had den wij ons in Europa voorgesteld dat wij in Congo slechts een zeer pri mitieve hut zouden krijgen, uit ruwe planken of uit kleiaarde opge bouwd, CiUS niet eens uit baksteen, maar dan minstens proper, en rij van alle walgelijke spinnewebben en ongedierte. Door den chauffeur en een paar andere negers, die meegekomen wa ren. werden op order van den Politie-Kommissaris de twee kamers onmiddellijk leeg gehaald. Intusschentijd reed de Politie-Kommissaris weg, ons verzekerend, dat over een tiental minuten eenige negers zouden komen om de kamers te reinigen. Hulpeloos bleven we achter, niet eens bekwaam ons behoorlijk in de negertaal uit te drukken. Want we hadden, weliswaar die taal Het Kiswahili alhier gedurende een vijftal maanden in de Koloniale School te Brussel aangeleerd. Maar men begrijpt dat men in vijf maan den tijd, waarin men slechts een paar uur les per week kreeg geen Afrikaansche taal kan instudeeren, om er zich voldoende te kunnen in uitdrukken. Het heimwee had ons hoe langer hoe sterker te pakken Wat waren wij begonnen?... Nee... nooit zouden wij het hier, in zoo'n viezen boel kunnen uit houden. We waren toch geen werkvee, dat uit Europa getransporteerd wordt om in de tropen in 'n vuil hok ondergebracht te worden, en dat wie weet wat 'n karweien te doen had gedurende drie jaren. Onze jeug dige eigenliefde kwam in opstandDe Administratie had toch genoeg zaam zelfrespect moeten hebben, om onze woning zindelijk te maken vóór we arriveerden, vóór we er onzen intrek moesten in nemen. De Administratie deed het niet, en leverde aldus het ontegensprekelijke be wijs dat zij zich geenszins interesseerde aan de belangen, aan de behoef ten van haar leden Ontgoochelende vaststelling Maar dusdanigen toestand zouden wij in geen geval stilzwijgend noch goedschiks aannemen wij zouden openbaar verzet aanteekenen, door alvast terug aan boord te gaan vernachten, en zoo 't niet beterde... kost wat kost onmiddellijk terug naar Europa te reizen... ja, op eigen rekening zoo het moest. Een half uur na 't vertrek van den Politie-Kommissaris kwamen er een viertal negers aan om 't huis uit te kuischen ze hadden een paar gegalvaniseerde emmers bij, doch geen enkelen borstel! Asjeblief!... Mayi Mingi«Veel water!» zei mijn vrouw, en onbekwaam haar gedachten verder in het Kiswahili te verwoorden, toonde zij met veel -gebaren aan, hoe er veel water moest gehaald en gegoten worden Ndiozei de jongste der vier, en meteen verwijderden zij zich opnieuw. Mijn vrouw en ik openden intusschen een en anderen reiskoffer om er een paar benoodigheden uit op te zoeken. Wij sloegen geen acht meer op de werklui... tot we-een geweldige goorreuk gewaar werden, die van uit het huis kwam. Eenigszins verwonderd gingen we -zien. Formidabel!... Het was om er bij te schreien. De lomperds waren bezig met de twee kamers vol te gieten met vies stinkend slijkwater. De boel zag er nu nog veel walgelijker uit dan in den beginne. Needat was niet om nog langer uit te houden. We sloten gejaagd onze koffers!... Ik schreeuwde de werklui met kroppende keel toe: «Ille Mayi haïko mzuriWende kukamata mavi slfi(Dit water is vuilHaal zuiver water)... En zonder verder acht te slaan op hun onder- danigen Ndio, nyatafanya Ja, wij zullen het doen stapten we weg, den wegel op, niet wetende waarheen, doch vast hopende bij de boot aan te komen. Wij hadden er genoeg van. Er kon nu gebeuren wat er wilde, maar in dat huis bleven we niet langer Geen sekonde meer. Met n verhit opstandig gevoel liepen wij zwijgend nevens elkaar bang elkaar iets te zeggen dat ons nog treuriger zou stemmen, dat ons nog ellendiger zou maken De tranen sprongen ons in de oogen Wij moesten er ons tegen verzetten om ons leed, onze diepe ontgoocheling niet luidop uit te krijschen Gejaagd liepen we doorEn alles wat we zagen, de weg, een paar huizen, de boomen, de lucht, stukken veld... alles leek ons leelijk, heel leelijkBah Hoe kon een blanke met een greintje verstand hier iets mooi, iets aantrekkelijk vinden 't Kon niet anders het leven hier was enkel goed voor verloopen sujetten, voor blanken die aan alles hun laarzen vagen. In dien toestand ontmoetten wij den Politie-Kommissaris, hotsebot- send op een rammelkaswagen. Haltde auto stopte «Hewel?... Waar gaat u naartoe?...» Mijn vrouw keek me aan, ik haarDan staarden we beiden den Politie-Kommissaris even zwijgend in de pogen, en haalden als eenig ant woord even onze schouders op, ten teeken van Weten we het zelf Inderdaad, heel goed wisten we het zelf niet waarheen we liepen. De Politie-Kommissaris begreep instinktief ons geval. Zijn helderen lach verstierf, en hij keek ons medelijdend aan. Dat moment bracht ons nader samen, sneed den afstand tusschen ons stuk wij stonden niet langer als vreemden tegenover elkaar. Op datzelfde moment stond niet langer een officieelen harteloozen Politie-Kommissaris voor ons, maar een hartelijken meevoelenden Mijnheer Leonard een Brusselaar die ons in onze eigene taal wenschte aangenaam te zijn een prachtmensch. Wij hoefden hem niet eens te vertellen wat ons deerde, wat wij ver langden. Hij wist het uit onzen blik. hij voelde het aan de sfeer die le vend om ons hing. Kom terug meezei hij. Ik zal de noodige orders geven, per soonlijk toezicht houden, en over een uur zal u heel andere gevoelens hebben. Vanavond komt u beiden bij mij soupeeren, en u vernacht nog eens op de Van Eetvelde Morgen zal het missiehuisje er voor u heel anders uitzien. Werkelijk ik heb slechts op het laatste, moment verno men dat U voor Kasongo bestemd was, en ik kon nooit vermoeden dat het missiehuisje zoo ellendig vuil zou zijn. Hij sprak vlug, en duwde ons meteen zachtjes naar de auto. Wat konden wij tegen zoo'n stroom goedheid Een wonder... 't Scheen ons plots toe alsof den weg eigenlijk niet vuiler was dan de landelijke wegels in Vlaanderen, en dat de huizen en tuintjes en de lucht ook gewoon waren, en dat men eigenlijk niet noodzakelijk een verloopen mensch moet zijn om hier te leven. Kortom we kregen wat moed, wat gunstiger uitzichten, wat beter hoop op de zeer nabije toe komst. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). Jef VAN WYNSBERGHE.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1938 | | pagina 11