Ons Weekeind - Blaadje GELUKSBETRACHTING Hoe kwam Hitier aan het Bewind 19 Jaar, N 44 28 januari 1939 BIJVOEGSEL AAN «HET YPERSCHE WIISCEERIGE OVERWEGINGEN WAT NU wpinnHPimmi door Jef Van Wynsberghe, (Vervolg) XI. KAN MEN IETS VOOR ONS MOMENTEEL GELUK DOEN Door de niet- en wel-geloovigen in een later eeuwig leven dient dus de vraag gesteld Kan men iets doen om hier op aarde het momenteele geluk deelachtig te worden Het antwoord op die vraag is deprimeerend van buitenaf gezien. Immers zijn niet alle onze daden geleid door een blinde krachteen occulte machtzoodat wat men ook onderneme in welke bijzondere omstandigheden ook, toch fataal ge beuren zal wat komen moet Is er geen voorbe stemming, die ons als het ware belet een initiatief te nemen Is God niet de unieke substantie, *zoo- dat alles voortkomt uit de noodzakelijkheid van zijn essentie, en het in alle eeuwigheid onmoge lijk is, onafhankelijk een eigen vrije daad te stellen Leeraart men niet, in naam der weten schap, dat onze subjectieve gemeende vrijheid niet alleen denkbeeldig is, maar ook onvereenig- baar met de vereischten der rede, met de posi tieve wetenschap, en dat zij in laatste ontleding in tegenspraak is met zichzelf Wat meer is, het determinisme dat de astronomische, de physico- chemische, de biologische fenomenen regeert, zou ook de psychologische fenomenen regeeren. En ditzelfde determinisme zou even streng onze wilsuitingen bepalen als de bewegingen der pla neten, zoodat wie al de innerlijke en uiterlijke antecedenten van onze wilsuitingen kennen zou, met even groote zekerheid de komende zou kun nen bepalen, als een astronoom de eklipsen voor zeggen kan. Aldus zouden wij zijn de onmachtige marionet ten, in dienst van anders wat, waartegen wij niets vermogen, en dat heel ons zijn regelt. Aldus zou den wij in ons de geluksdrang voelen, de dynamo van al ons willen en begeeren, de toets waaraan wij alle waarden moeten meten, zonder er per soonlijk het minste te kunnen voor of tegen doen, heel en al overgelaten aan de willekeur van het anders wat. Moeten wij ons bij die verscheidene metaphy- sische stelsels bepalen En werkelijk aanvaarden dat wij niet vrij zijn, uit ons zelf niets kunnen om momenteel deelachtig te worden aan het ge luk Zeker niet. Want zoo het werkelijk een uitgemaakte, onte gensprekelijke realiteit was dat de menschen niet in het minste vrij over een vrijen wil beschikken, welken zin zouden dan nog onze beloften hebben, onze kontrakten, onze aanzoeken, onze bedrei gingen, onze belooningen, heel het wettelijk recht, de plicht, de moraal, de godsdiensten?... Hoe dan het universeel geloof in vrijheid uitge legd Hoe dan uitgelegd dat het bewustzijn ons een intieme en rechtstreeksche ondervinding geeft der vrije vrijheid Willen deze vragen er de aandacht op vestigen dat we wel degelijk over een vrije vrijheid be schikken Zeker niet. Want «subjectief, van binnenuit, gevoelen wij ons, en terecht, volkomen vrij maar objectief, van buitenaf gezien, is ieders leven tot in de kleinste bijzonderheden bepaald Hier staan wij in het brandpunt van een on- uitgestreden strijd. Want wie de metaphysische studie Vrijheid en Gebondenheiddegelijk doormaakte, komt noodzakelijk tot het eindbe sluit De bevestiging van het determinisme eischt een geloofsakte in de absolute waarde der wetenschap, evenals de bevestiging van het vrij- zijn steunt op een geloofsakte in de autoriteit van het bewustzijn. Voor welke der twee mogelijkheden men ook partij kieze als dit mogelijk is het gebeurt steeds door een soort primordiale vooringeno menheid. Dit toepassende op onze geluksbetrachting kun nen wij dan evenmin beweren iets voor onze ge luksbetrachting te kunnen doen, als dat wij kun nen zeggen er niets te kunnen voor doen. Zoo wij dan, vanuit eigen standpunt uit, over hellen tot de overtuiging, de geloofsakte dat wij vrij over een vrijen wil beschikken, die zonder de sterke deterministische krachten te kunnen verminderen toch hun richtingen kan wijzi gen, dan bekennen wij volgraag dat wij aan die vrijheid gelooven omdat, willen wij de taak der pérsoonlijke geluksbetrachting volvoeren, wij moeten beginnen met te gelooven dat wij iets kunnen doen voor ons momenteel geluk. XII. ZELFMOORD SCHIJNT GEEN UITKOMST TE ZIJN. Een laatste vraag kan volledigheidshalve ge steld Ingezien het geluk een losrukking is uit alle lijden en kommer, kan dan de zelfmoord een uitkomst zijn De wetenschap kan hier onmogelijk uitspraak doen, daar zij op vragen omtrent den oorsprong en het einde van het leven heden evenmin een antwoord kan geven als vóór twee, drieduizend jaar. Hier zijn wij heelemaal op het domein der hypothesen, der godsdiensten en der metaphy- sika aangewezen. Cicero wettigt den zelfmoord in vele gevallen. Lucretius verdedigt hem opzettelijk. Plinius de Jongere en Tacitus bewonderen degenen die door vrijwilligen dood de smarten en ellenden van het leven voorkomen. Titus Livius en Cesar verhalen hoe gerust en bedaard de Gallileeërs en de Ger manen een einde maakten aan hun leven. Ook bij de Kartagers was de vrijwillige dood zeer uitge breid en verrechtvaardigd. Hegesias leerde de Ptolemeeërs door zijn pessimisme het leven min achten en leidde velen opzettelijk tot zelfmoord. In de 16° eeuw zijn er verscheidene rechtsgeleer den die in sommige gevallen den zelfmoord wetti gen, o. a. Thomas Morus, Titius, Barbeyrac, Hein- rich en Samuel Cocceji, Montaigne, du Verger de Hauranne abt van St-Cyran, Sarpi, Stoschius. In de zeventiende eeuw en 18e eeuw werd de zelf moord opzettelijk verdedigd door John Donne, deken van Sint Paulus in Londen (1644), en na hem door dichter Gildon (1695) en door David Hume. In Frankrijk soms ook al door Montes quieu, Voltaire, Rousseau, Madame de Staël-Hol- stein, en andere. In de negentiende eeuw komen in sommige gevallen Fries, Beneke, Schopen hauer, Dühring, Nietzsche, Paulsen, Steudel e. a. op als voorstanders van den zelfmoord. In onze 20' eeuw hebben wij volgens de statistieken een zich sterk uitbreidende zelfmoordopinie die voor Europa ruim 40.000 zelfmoorden per jaar, weze een miljoen vrije (alweer zoodit mogelijk is) dooden geeft. Tegenover deze enkele voorstanders van den zelfmoord zijn er ontelbaren die den zelf moord als een groot kwaad en een zelfverdoeming verdedigen. Immers het Judaïsme, het Christia- nisme en het Islamisme, met ieder van hun veel vuldige vertakkingen, leeraren dat de zelfmoor denaar zich moedwillig in een eeuwig lijden stort. Kortom alle opinies herleidende tot de meta- physika vindt men dat men het weinig eens is over den zelfmoord. Want zoo men aandachtig de verscheidene concepties over de ziel indiept, dan treft het dadelijk hoe o. a. de materialisten en de spiritualisten zich zeer ongelijk uitspreken hoe de eene de ziel als een vergankelijk produkt der hersens beschouwen, en de andere als een onster felijk wezen. Daaruit vloeit voor ons logisch voort dat voor de eersten de zelfmoord een uitkomst kan genoemd worden en voor de tweeden de zelf moord geen uitkomst wezen kan. Doch wanneer men dan daarbij even in ernstige overweging neemt dat zoowat algemeen het materialisme als onwetenschappelijk verworpen wordt door be voegden in de kwestie, dan moet het voor ons ge wone menschen nog steeds geraadzaam wezen te gelooven dat wij verstandelijk geen zelfmoord mogen plegen. XIII. BESLUIT Wij dienen dus naar andere uitkomsten voor onze geluksbetrachting te zoeken. Dit zal het on derwerp van latere wijsgeerige overwegingen zijn. (Nadruk Verboden). Jef Van Wynsberghe. 30 Januari 1933. I. HITLER'S JEUGD Adolf Hitler werd, den 20 April 1889 te Braunau aan den Inn, als Oostenrijker geboren. Zijn groot vader was een landbouwer, zijn vader oefende het beroep uit van Oostenrijksch douanebeambte, zijn moeder was de dochter van een boer. Toen Hitier 13 jaar oud was verloor hij zijn vader, en toen hij 17 jaar oud was verloor hij zijn moeder. Hij wilde graag architect worden, maar geldnood verplichtte hem te Weenen werkzaam te zijn als eenvoudige bouwvakarbeider. Reeds te Weenen ziet hij de gevaren, die het Duitsche volk uit ver menging met andere rassen bedreigen. Hij is reeds antisemiet, doch nog geen anti-socialist, •wanneer hij Weenen verlaat om zich te München te gaan vestigen. Dat was in 1912. Door het werk, ontberingen en de disciplien genoodzaakt, leert hij aldaar verder teekenen, maakt bouwplannen op en vervolgt zijn studies van architect. II. DE OORLOG 1914-1918 In Augustus 1914 meldt hij zich te München als vrijwilliger bij een Beiersch regiment aan. Op 27 Oktober 1914 ontvangt hij den vuurdoop, op 2 December 1914 krijgt hij het IJzeren Kruis van tweede klas. Hij neemt deel aan 47 gevech ten en groote veldslagen. Op 14 Oktober wordt hij, door een gasaanval half verblind, in een la zaret te Pasewalk opgenomen. 9 November 1918 dag van den Wapenstilstand en van den Duit- schen Ondergang gooit Hitler in de wanhoop en de reaktie. Hij weet in den beginne niet wat aangevangen om zijn boterham te verdienen hij blijft tot in 1919 als korporaal bij de Beiersche Rijksweer dienst doen. III. HET NATIONAAL - SOCIALISME Hitler was van in den beginne een tempera mentvol Nationalist, maar tévens socialist, daar hij de ellende van dichtbij gezien en zelfs mede gemaakt had. In Augustus 1919 voegde hij zich bij een klein groepje Duitsche Socialistische werklieden, die zich ten doel stelden Duitschland een wederopleving te geven. Hitier-toonde in dat groepje van in den beginne zijn speciale begaafd heid, die hem later zijn sukses zou verzekeren een fanatieke wil, overredingskracht, agressivi teit, consequentie, taaiheid, pakkende formulee ring van zijn programma. In September 1919 zijn ze slechts met zeven kameraden verbonden. 15 dagen later zijn ze reeds met 11, dan met 25, dan met 47. In Decem ber 1919 telt de groep reeds 111 leden op het eind van Januari 1920 reeds 270. Op 24 April 1920 gelukt Hitier erin een eerste groote vergadering te beleggen en 1.700 mannen aanvaarden zijn pro gramma. In December van hetzelfde jaar zijn ze reeds met 3000. Van dan af gaat er geen enkele week voorbij zonder Hitler twee of driemaal het woord voert, en voorspelt dat de kern die hij leidt het nieuwe Duitschland zal vormen. In 1921 wint zijn beweging den buiten. Ten einde de veiligheid van zijn openbare vergaderin gen te verzekeren, sticht hij zijn private politie- troepen van moedige kerels, waaruit later zijn S. S. (Schutz Staffel)-troepen, zijn beschermings troepen zouden uitkomen. In den loop van den zomer spreekt Hitier voor de eerste maal in het Kroon-Cirkus, voor 5000 man. Maar onder invloed van de sociaal-demokratie wordt zijn par tij innerlijk bedreigd. Dadelijk grijpt Hitier als dictator in hij ontslaat al degenen die hij wan trouwt, hervormt volledig de kaders, en vormt op 4 November de S. A. Sturm-Abteilungen Storm-Afdeelingen), om te strijden tegen wat hij Het Roode Gevaarnoemde, daar hij ervan overtuigd was dat de aanval steeds het beste middel was om zich te verdedigen. IV. EERSTE STAATSGREEP Vanaf 1922 kondigt Hitier zijn partij aan als een militaire organisatie. In September marchee- ren te München 600 man in het gelid in Oktober spijts het verbod door de stad uitgevaardigd komt Hitier naar München met 800 man, vooraf gegaan door vlag en muziek; Een bloedend ge vecht grijpt plaats tusschen de Storm-Afdeelin gen van Hitier en de Sociaal-Demokraten. Hitier wordt aangehouden, maar komt kort daarop weder vrij. Onmiddellijk zet hij zich terug aan het werk, en oefent een kampagne uit in de Zuiderlijke ste-

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1939 | | pagina 11