Zoo Sprak Hïtler=DuitschIand Hubert DECROCK r Prijs 20.000 Fr. I" Wedstrijd r Jef VAN WYNSBERGHE DE EERSfE BELGISCHE ONTDEKKINGSREIZIGER IN AFRIKA WAS EEN YPERLINC. VOOR HET BOUWEN UWER Serren, Veranda's, Regendaken, Ramen voor Broeibed BEZOEKT ZljNE INRICHTINGEN. PACHA CICHOREI Tts- .Jit..-. 'Z rg "Tvmyaivtt iw<>iwi>ipin>i>ipinnnpin>i>i>inpipipi>iinipninii>i>ii>ipipnijinpini»i>iri»iij> In ons eerstvolgend nummer beginnen wij de pyblikatie vafi een nieuwe Groote Reportage-Jo. - r a li:"' i'vvl; f(i. Vftiffri*1 ••it- ep - ;n '"r: t ,-hf.lcii rb •M'zirfc fci ojbV :5;mj y Onvooringenomen rëportageivan -3 - r V' 4.v t Y -H C. )'}V. - •- \'Y',;Ujw.Ci O'l» £-t* t i De reporter is zoojuist terug uit Duitschland waar hij een zeer interessanten ki-jk nam óp het huidige Duitsche leven. 8 NTftPÜPIPtPIpIpIp 1 i i O- i - Een onzer stadgepooten, die thans in Belgisch Ctmgo verblijft, heeft onze! aandacht gevestigd op een artikel dat verscheen iri het nummer van 3,November 1938 van «Le Courrigr d'Afrique» en vvaaVih een korte levensschets gegeveh Wordt van E. de Pruyssenaere, een Yperling van geboorte, ■die van 1859 tot 1864 verscheidene ontdékkings- tochten ondernam na^r de bronnen van den Nijl. Dir Vraagstuk teas toén,te dien tijde, van grbote actualiteit en hield gansch de geleerde wereld bezig. Ouderen van jaren zullen zich nog herin neren dat. wanneer zij- ter school gingen, de kaart van Afrika in het middén groote witte plekken vertoonde van streken die' totaal onbekend waren, waar nog niémand kon doordringen en waarover men toen nog ftiet de minste gegevens had. Over de bronnen van den (Vijl bestonden ver scheidene veronderstellingen, doch niemand kon -«net zekerheid zegge waar deze groote stroom zijn oorsprong nam. Verscheidene pogingen waren réeds gedaan ge- fyeftst en, in 1769. slaagde de Schot James Bruce er in den Blauwen Nijl al door het gebergte van Abyssinie te volgen tot aan het meer Tsana, doch hef is slechts in 1840 dat de groote ontdekkings tochten langs den Hoogen Nül werkelijk een aan vang namen. Het waren eerst avonturiers die zich ■daar in die wilde streken kwamen vestigen en er boneyens den handel In ivoor, dat zij schier voor riiets, in ruil vaii enkele glazen parels, van de in landers konden loskrijgen, ook nog den slaven handel dreven. Het ivoor echter werd zeldzamer haarmate het getal der afkocpers groeide en wel dra werden olifantjachten ingericht en zoo drong men stilaan dieper en dieper het binnenland in. De verhalen dezer avonturiers over al het won derbaars dat daar in de Afrikaansche wildernis te zien en te vinden was, spoorde een. groot aantal jonge geleerden aan deze onbekende en geheim zinnige streken te doortrekken, ten einde er de levenswijze en gebruiken der bewoners, de ligging der gronden, de planten en dieren, enz. te gaan bestudeeren en alzoo de wetenschap te dienen. De eerste dezer geleerden was onze land- en stadge noot Eugène-Edouard-Jacques-Marie de Pruysse naere de la Wostyne. Het zal waarschijnlijk de eerste maal zijn dat Velen onzer lezers dezen naam hooren noemen, vvapt al is het te betreuren het is een feit dat deze groote ontdekkingsreiziger hier in zijn eigen land schier onbekend is. Zijn werk nochtans is niet verloren gegaan en wordt vooral hoog ge schat in Duitschland waar de Pruyssenaere ze kere vermaardheid heeft verworven dank de Pe- termann's Mitteilungen {Maart 1877) die de on volledige handschriften van de Pruyssenaere uit gaf nadat ze door K. Zöppritz gerangschikt, her zien en aangevuld waren geweest. Benevens deze Petermaïin's Mitteilungen, Ver schepen hier in België ook enkele, kleine bijdra gen over de Pruyssenaere, namelijk onder de handteekening van L. de Petit, in de «Revue Générale» (October 1877) eri in Athenaeum beige» (1878). De luitenant-kolonel H. Wauwer mans, voorzitter der Aardrijkskundige Maatschap pij, van Antwerpen, gaf den 10 October 1877, in algemeene vergadering dezer maatschappij, le ring eener uitgebreide schets over het leven en het werk van de Pruyssenaere. Deze beschrijving alsmede een aantal brieven van de Pruyssenaere verschenen in het buïïetijn van de Société Royale de Géographie d'Anvers deel XLX, jaar gang 1930, en het is aan dit laatste werk dat wij <jle hiernavolgende gegevens ontleenen. Eugène de Pruyssenaere werd geboren te Yper, den 7 October 1826. Hij voltooide zijn humaniora studiën in het Jesuitencollege van Aalst en Bru- gelétte en eindigde zijn wijsbegeerte te Leuven. Ten einde te voldoen aan het verlangen van zijn aan zeer vcordeelige prijzen, wendt U naar het Huis - Specialist - Serrebouwer- Adj. Masscheleinlaan, 26, Dixmudepoort - YPER WERKHUIZEN VEEMARKT, 22 (1121) vader, die graag zijn zoon in de magistratuur had zien treden, volgde hij de leergangen der Gent- sche hoogesch'ool en verwierf er spoedig hét di ploma van doctor in de rechten. Hij werd als stagiaire ingeschreven bij de balie van Brugge en daarna, in 1852, gehecht aan het parket van den Procureur generaal bij het Hof van Beroep te Gent. Zijne loopbaan stond hem échter weinig aan en zijn vrijen tijd besteedde hij aan het bezoek der groote hofbouwinrichtingen van Gent, waar hij zijne kennissen in -de natuurlijke wetenschappen en'vooral in de plantenkunde trachtte uit te brei den. Ook de verslagen der reizigers, die xioor deze inrichtingen- naar den' vreemde gezonden werden, bekoorden hem. Hij ook droomde een dezer tochten naar onbekende streken te kunnen ondernemen om de wetenschap te dienen en rijn naam beroemd te maken. Hij zette zich moedig aan het werk en, zonder behulp van een leeraar, bestudeerde hij de plan tenkunde, de dierkunde, de volkenkunde en ook de' sterrenkunde. Hij legde zich eveneens toe op de studie der talen en, benevens het vlaamsch en fransch, zijne moedertalen, het latijn en het oud grieksch die als basis dienden voor zijne studie in de rechten, eigende hij zich ook nog het duitsch, engelsch, italiaansch en later het modern grieksch, het türksch, het sanskrit, het perzisch èn het araabsch toe. Hij beoefende eveneens" her teeke ken, waarin hij zekere handigheid verwierf. Klein, van gestalte, doch sterk gebouwd poogde hij ook nog door herhaalde lichamelijke oefeningen het weerstandsvermogen van zijn lichaam te verhar den.', r. SKI In 1854 bekwam hij dé toelating van rijn vader om het Oosten te bezoeken, doch met het doel hem zijn lust naar een avontuurlijk leven te ont nemen, kende zijn vader hem slechts de zeer ka rige som van 1200 fr. per jaar toe. Den 21 April 1854 scheepte Eugène de Pruyssenaere niettemin in te Marseille voor Griekenland, waar hij de bij zonderste steden bezoekt. Daarna begeeft hij zich naar Smyrna, Constantinopel en den 27 Septem ber komt hij toe te. Brousse, waar hij bevriend wordt met den emir Abd-el-Kader. Na de kust van Klein Azië en de Archipeleilan den bezocht te hebben, landt onze stadgenoot, den 27 Juli 1856, aan te Alexandrie, en zet aldus voor de eerste maal den voet op den Afrikaanschen grond die weldra het terrein van zijn studiën, van zijn werken en ook van zijn tegenspoeden zou worden. Hij begint met den Niil te volgen tot aan Khartoum, doch houdt zich onderweg twee maanden op om een anderen Belg, M. L. Aubert, dien hij ziek te Dongolah aantrof, te verzorgen. Bij zijn terugkeer te Kaïro, in Maart 1858, maakt hij kennis met Heuglin, die gezonden was om Vogel op te zoeken. Vervolgens onderneemt de Pruyssenaere een rondreis in Palestina en in de eerste dagen van 1859 bevindt hij zich terug te Khartoum. Het is daar dat zijn echte loopbaan van ontdekkingsreiziger begint. Khartoum, gebouwd op de verbinding van den Blauwen Nijl en den Witten Nijl, bezat toen een bevolking van 30.000 zielen, bestaande uit een vermenging van allerhande rassen, Turken, Grie ken, Syriërs, Araben, Armeniërs, die daar verza meld waren om er openlijk handel in edelstee- nen, leder en ivoor te drijven, maar zich heimelijk aan den slavenhandel over te leveren. .Den 7 Januari 1859 ingescheept, komt de Pruys senaere den 21 Maart daaropvolgende aan te Agobar, waar hij den zonderlingen Italiaanschen avonturier Miani ontmoet, wiens expeditie een punt bereikte waar tot dan toe nog geen enkel Europeaan geraakt, was. Gedurende zijn verblijf te Agobar, bestudeert de Pruyssenaere de streken'gelegen tusschen den Nijl en den Niebohr ten einde een uiterst gevaar lijken onderzoekingstocht in het land def Niam- niams te ondernemen. Twee iaar later is hij terug te Khartoum, voorzien van tal kostbare gegevens betreffende de ethnographie en de aardrijkskunde der bezochte streken. - Onze stadgenoot vertrekt naar Europa óm 'er wetenschappelijke instrumenten te halen en-keert aanstonds, daarna naar Khartoum terug. In 1861, vervolgt de Pruyssenaere eerst zijn -onderzoek van den Blauwen Nijl tot aan Sennart vafiwaar hij terugkomt om den weg van den Witten Nijl. te volgen. Hij gaat tot aan Gondókorojiorh de streek, van Jambara, die zoo juist ontdekt was. Den 4 Maart 1861, in gezelschap van-Barihe- lemy en Petherick, consul van Engeland, gaat hij tot'in de streek der Nouers, tot over den' Söbaï-èn den 1° Mei bevindt- hij ziéh te Abu-Kuka, sléchts door -6° gescheiden van hét Victoria meer. dat vier maanden later door Spéke én Grant zou bereikt worden. ,-c De expeditie, dié zeer belangrijke aardrijks kundige liggingen had vastgesteld, eindigde daar plots. Daar-de nota's, door de Pruyssenaere 'ge- nemen, ongelukkiglijk verloren gingen, weetikie'n niet waarom de tocht niet verder doorgezet véerd, zooals het nochtans eerst besloten was geweest te doen'. In Juli bevond onze stadgenoot zich réeds te Khartoum. Daar maakt hij kennis met Baltér'eh zijne echtgeooote, die insgelijks het inzicht'heb ben de bronnen van den Nijl op te zoeken. De onderzoekingstocht van de Albert N'Yanza, later door de twee- engelsche reizigers verwezenlijkt, mag aanzien worden niet alleen-als de aanvulling der ontdekkingen gedaan door Speke en Grant, maar ook als de bekroning van het moedig werk van de Pruyssenaere. In 1863 gaat de beïgische reiziger stroomop waarts den Blauwen Nijl tot aan Sennar.- van- waar hij poogt te lande den Blauwen Nijl to ver voegen. Den 4-9 Juli keert hij te Khartoum terug, waar hij van het regenseizoen gebruik maakt om zijn reisindrukken neer te pennen. de Pruyssenaere, die volhardt om een twééde verbinding met de meren te vinden, veel gemak kelijker langs den Blauwen Nijl dan langs 'den Witten Nijl, trekt in 1864 nogmaals het Zuiden-in. Hij is echter verplicht te Karkodj stil te houden, daar de Seika de streek onveilig maken, en hij maakt van dit oponthoud gebruik örrf het Omlig gende te doorloopen en nieutoe inlichtingen over de topographie der streek te verzamelen. Zijn verblijf te Kardodj, gedurende het regen seizoen, had hem ten zeerste verflauwd daar zijn gestel reeds door de koorts ondermijnd was.,-Hij wil nog een uiterste krachtinspanning dóen om weer Khartoum te bereiken en, vergezeld van J. Poncet en van Handiers, verlaat hij, den 15 December 1864, Karkodj. Doch na vijf uren gaans verlaten hem alle krachten en móet hij te Harab- el-Dunya stilhouden. Hij krijgt een nieuwen koortsaanval en bezwijkt, in den ouderdom van 38 jaar, als onbaatzuchtig slachtoffer der weten schap. Hij werd begraven in het dorp Gazair, rechtover Harab-el-Dunya. Zijne réisgezellen kwa men naar Khartoum terug ert brachten 'de reis- benoodigheden, de werktuigen, verzamelingen en papieren van de Pruyssenaere met hen mede. Door tusschenkomst der Oost'enrijksche gezant schappen van Khartoum en Kaïro, van het Bel gisch gezantschap van Kaïro en van het Minis terie van Buitenlandsche Zaken, werden al de goederen van de Pruyssenaere gezonden naar zijn zuster, Mevrouw Goethals. Zij kwamen hier echter slechts in 1867 in België toe en gedurende hun lange reis in de woestijn en op zee waren die Vraagt de voorwaarden aan uwen winkelier, en antwoordt voor den 15" Maart.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1939 | | pagina 2