TAMINES A. STEVENS VANDERMARLIERE ANTAR FERS METAUX «DE LOMBAARD» IJZER METALEN GRAND BAZAR DE LA RUE AU BEURRE T zijn stelsel is gebreveteerd Tel. 523 Neermarkt. 5 IEPER 7 POUTRELLES 3, Blinde Liedenstraat, EMAILLAGE - NICKELAGE CHROMAGE POTRELLEN Oud Huis JOSEPH SEYS YPER - Tel. 39 VERLAKKEN - VERNIKKELEN CHROMEEREN 14, Boterstraat JULES VERSAILLES Zoon YPER Tel. 463 KEUKENGERIEF PORSELEIN GLAS- EN GLEISWERK FANTASIE ARTIKELEN GESCHENKEN SPEELGOED ALLE SLACH VAN KINDERVOITUREN PARKEN en KINDERSTOELEN MAROKIJN- EN REISARTIKELEN VRIJE INGANG. Postcheckrekening 1074.11 Handelsregister Yper 323 VASTE PRIJZEN Op alle manier zoekt men ze na te maken maarniets te doen, Algemeen Vertegenwoordiger voor IE'PjER en POPERINGE KINDERVERHAAL. ARABISCHE LEGENDE VI. Opnieuw reden de twee broeders overheen de onafzienbare eenzame vlakte. Almaardoor. Al tijd maar verder. Antar dacht na over de woorden van den eer- biedwaardigen grijsaard. Zou zijn oom Malek hem werkelijk den dood willen injagen, door hem om de Agafir-kameelen te sturen En Abla de wondermooie, zeer lieftallige Abla Wat zou er met haar gebeuren als hij de Agafir-kameelen niet medebrengen kon Zou Malek haar dan ten hu welijk verkoopen aan Amara Antar voelde zich vreemd te moede. Hij staarde droomend over de onafzienbare eenzame vlakte, terwijl hij de teugels van zijn galopeerende paard los liet hangen. Het scheen hem toe, als of hij in de wolken tegen den horizon, het beeld van Abla zich zag afteekenen... Eerst waazig, dan duidelij ker omlijnd... zij lacht hem toe, hij hoort haar stem Houdt moed. Ik word uw vrouw Dan wordt het beeld in de wolken, tegen déh horizon vloersig, en verdwijnt. Vooruit Cheiboub zegt Antar aan zijn broe der. Meteen rukt hij een paar keeren, in korte snok ken aan de teugels van zijn paard, nijpt met de .knieën, en legt zich tegen den hals van 't galop- peerende beest.» De rit gaat verder... steeds verder! Het uitzicht van het plein begint geleidelijk te 'veranderen het wordt dit van een meer vrucht bare streek, met diverse plantenlommerrijke boomen, die vruchten dragen, en waarin het ge- vogeltje zich verlustigt. Doch hun reis gaat nog steeds verder, verder dagen lang. Hoe verder zij nu reizen hoe mooier, en hoe vruchtbaarder het land wordt. Zij zien nu mooie tuinen, vette weiden, talrijke goed gevoede kudden. Blij verwonderd zien Cheiboub en Antar om zich heen. Hun oogen vermoeid van het dagen lang uitstaren over de doode pleinen, komen tot rust door 't zachte groen der bladeren en de lieve zachte kleuren der duizende bloemen. O Broeder, zegt Cheiboub, ik geloof dat wij reeds in het rijk van den oppervorst Mounzir zijn Zou het waar zijn vraagt Antar diep ont roerd. Nu zijn ze met hun paarden op den top van een hoogen heuvel gekomen. Aan hun voeten, ligt in de diepte een prachtig dal, waar in groene ver uit gestrekte weiden duizende prachtkameelen rustig grazen. Antar, zegt Cheiboub, ziet ge ginder de prachtige sneeuwwitte kameelen Het zijn de Agafir-kameelen die wij komen zoeken. Antar voelt een koude siddering over zijn le den. Hij houdt zijn rechterhand boven zijn wenk brauwen, om zijn oogen tegen de zonnestralen te beschermen, en tuurt... tuurt naar de Agafir- kameelen. Cheiboub, nu komen wij aan ons doel. Gaat broeder, en tracht juiste inlichtingen over deze prachtdieren te bekomen. Intusschen, om op mijn krachten te komen, en die Agafir-kameelen mij zoonoodig met kracht toe te eigenen, zal ik wat rusten. Zoo gebeurde het. 's Avonds, voor de zon was ondergegaan keerde Cheiboub terug. Hij wekte zijn broeder Antar, die rustig te slapen lag, in het lommer van een palm boom Het zijn wel degelijk Agafir-kameelen, Antar. Zij behooren allen den Koning Mounzir toe, die voor hem, door hun zeldzaamheid, een groote for tuin waard zijn. Maar Antar, hij wil er geen enkel voor wat ook missen. Wie hem een van zijn ka meelen durft pogen te ontvreemden moet van den grootvorst in ijselijke pijnen sterven. Kom Antar, wezen wij voorzichtig en verstandig. Laat ons aan de kameelen niet raken. Keeren wij terug. Antar kijkt zijn broeder even zwijgend aan. Dan lacht hij... lacht... lacht luidop. Dan plots springt hij recht, snakt zijn hoofd recht, kijkt Cheiboub uitdagend aan, strekt zijn rechterhand forsch in de hoogte Ik ben gekomen om duizend Agafir-kameelen te veroveren. Het heeft me nooit aqn moed ont broken. Het gevaar heeft steeds een prikkel voor mijn moed geweest. U zegt Cheiboub, dat wie een vinger uitsteken durft naar de Agafir-kamee len van den grootvorst Mounzir een pijnlijken dood moet sterven. Welnu ik zal mijn beide han den naar die prachtkameelen uitsteken. Antar deinst voor niemand, voor niets terug. VII. 's Anderendaags, bij het begin van den dage raad, daalden Antar en zijn broeder af naar de vallei, waar de Agafir-kameelen rustig lagen uit te rusten. Antar en Cheiboub naderden, als rus tige ochtendruiters, heel langzaam de kameelen. Nu bevinden zij zich midden hen. De kameelen kijken hen aan, met rustigen mooi helderen blik. Antar en Cheiboub voelen zich bij die zachte mooie blikken ontroerd. Ze zien nu voor 't eerst van dichtbij de wondere schoonheid, hun lichten sierlijken gang, den mooi afgerichten kop met groote bruine zacht-stralende oogen, waarboven lange wimpels. Antar gaat omheen de dieren, bekijkt ze in stij gende bewondering langs alle kanten. Hij is ont roerd nu eerst beseft hij dat hij die prachtka meelen alleen door diefstal bekomen kan. Immers de grootvorst Mounzir verkoopt de Agafirs niet, hij wil ze alleen bezitten, en overigens, verkocht hij ze wel, dan zou Antar nooit rijk genoeg zijn om ze te koopen. Hij moet ze stelenMaar het is alsof de zachte oogen der duizende Agafir-kameelen hem stil smeeken «Doet ons geen kwaad... Dwingt ons niet U te volgen. Laat ons hier vredig, in deze weelderige weiden...» Antar voelt zijn hart kloppen. Zal hij zonder de kameelen terug keeren naar zijn Oom Malek In verbeelding ziet hij zijn oom Malek voor zich: hij zegt hem Ik kan U geen Agafir-kameelen geven, daar zij den grootvorst Mounzir toebehoo- ren, die hen niet afstaan wilen hij ziet een spot- tenden lach om 't wezen van Oom Malek Dan kan ik U mijn dochter Abla niet geven Nu ziet hij de lieve verschijning van Abla zijn beminde Antar, zoo je mijn vader de Agafir-kameelen niet brengt, zal ik ten huwelijk verkocht worden aan Amara AmaraAntar schrikt wakker uit zijn over peinzingen. Abla de vrouw van AmaraDat nooitNiemand of niets zal belemmeren dat Abla zijn vrouw wordt. Moet hij ervoor Agafir-kamee len stelen Zooveel te slechter. Op een teeken van Antar houdt Cheiboub zich gereed. Plots trekt Antar zijn zwaard uit de scheede, en valt op de slaven, die de kameelen bewaken. De slaven vluchten huilende, met opgeheven handen, om genade smeekende. Antar en Cheiboub bekommeren zich geenszins om de vluchtende slaven. In allerhaast verzame len zij een duizend Agafir-kameelen, en voor de slavenbewakers van hun schrik bekomen zijn, ja gen Antar en Cheiboub de troep kameelen in vlucht voor zich heen naar 't landwaarts van hun vader en van Oom Malek. Doch nauwelijks zijn ze enkele uren ver, of plots hooren zij achter zich het geroep, gehuil en getier van een strijdbende. Werkelijk, de ruiters van den grootvorst Moun zir zitten hun op de hielen. Rijdt door, roept Antar.Ik houd die bende wel op afstand. Dan plots toomt hij zijn paard in. rukt aan de teugels, zijn paard draait zich naar den vijand toe. De strijders van den grootvorst Mounzir nade ren hem. Antar springt op zijn zadel recht, en zwaait met zijn zwaard midden de vijandelijke rangen een voor een vallen de strijders met zware wonden kermend of dood neer. Antar slaat... slaat. Een oogenblik gelooft hij te zullen overwinnen. Maar nieuwe strijdersbenden komen aan gega loppeerd, en met tientallen, honderdtallen om ringen'ze Antar, in zoo'n groot getal en zoo dicht tegen elkaar aangedrongen dat Antar ze niet snel genoeg kan neerslaan, omsingeld wordt... en ont wapend. Antar is overwonnen, gevangen, aan handen en voeten gebonden. Een blij gehuil gaat op midden de strijdersben den van den grootvorst Mounzir. Ook Cheiboub werd ingehaald, gevangen en aan handen en voe ten gebonden. Midden gehuil, geroep en gezang worden Antar en Cheiboub op een paard gebonden, naar den grootvorst Mounzir. gebracht. De tocht is voor Antar en Cheiboub pijnlijk de sterke dichtgesnoerde banden nijpen vreese- lijk in hun armen en beenen, op hun borst en hun rug. Daarbij kwelt hun een vreeselijke ge dachte Zullen zij de doodstraf krijgen ('t Vervolgt). J. V. Maatschappij in geraeenschappelijken Naam HUIS GESTICHT IN 1896 Laatste model BUFFETJ' T.\MI\F!Ü Thaumaturge

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1939 | | pagina 7