CINEMA «FLORA»
Troubles au Canada
Rue sans Issue
5
(ONLUSTEN IN CANADA)
'DOODLOOPENDE STRAAT)
vut terechtkomt en niets gedaan wordt. Ik wensch een
commissie die werkt, en ik zou ook Willen dat, wanneer
er klachten te maken zijn. de menschen weten tot wien
ZM zich moeten wenden.
Vervolgens bevatte het kiesprogramma der katholieke
nartit nog een zeer beiangrijk vraagstuk, namelijk de
tnesehenkomst der stad in de vroegtijdige werkonbe
kwaamheid en ter voorkoming van arbeidsgeschillen.
Ik vraag zoo er daarvoor iets gedaan werd In alle ge
val heb ik niets gevonden noch in het raderwerk van
hel stadsbestuur, noch in de begrooting. Over alles wat
ik hier heb aangehaald was gansch de gemeenteraad
volledig t'akkoord, en ik vraag aan het schepencollege
dat het een weinig meer eerlijkheidsgevoel aan den dag
zou leggen door ten minste dat uit te voeren wat het in
zijn programma beloofde.
Tenslotte beloofde uw programma ook nog milden
steun aan handel, nijverheid en landbouw. Ik heb ge
zocht in wat dien steun bestaat, doch ik moet bekennen
dat Ik niets gevonden heb. Ik dring niet verder meer
aan, niettegenstaande ik nog meer andere punten zou
kunnen aanhalen, doch de gemeenteraad zal ermeê in
stemmen wanneer ik vraag dat er in 't vervolg op een
andere manier zou te werk gegaan worden.
Nu voor wat de stadsbegrooting betreft, zijn er daar
enkele punten die ik niet goed begrijp. De gewone uit
gaven van 1939 sloten met een totaal van 4.887.771 fr. 45.
terwijl deze van 1940 nog enkel de som van 4.768 366.22
trank bedragen, 't zij 119.405 fr. 23 minder dan verleden
jaar. Benevens deze mindere uitgaaf hebt gij nog het
•verschot der rekening van 1938, dat volgens uw eigen
cijfers de som bedraagt van 960.095 fr. 64, zoodat gij nu
de begrooting zoudt moeten ingaan met een grooter
•verschot dan gij het nu doet.
M. Vanderghote. Neen, dat komt door het verschil
tusschen het theoretisch en het beschikbaar overschot.
•f. M.ssiaen. Ja, ik weet dat de cijfers uwer be
grooting slechts tellen op het papier. Maar als gij zelf
in de begrooting schrijft dat er een overschot is van
960.000 fr.. dan zou ik dit willen zien.
M. Vanderghote. Dit is slechts een theoretisch
•verschot dat voortspruit uit de vooruitzichten der
rechten zooals ze in 1938 werden vastgesteld, doch dit
bewijst niet dat ze werkelijk in de kas gekomen zijn.
M. M.ssiaen. Waarom schrijft gij ze dan in de
begrooting
WL Vanderghote. Het zijn enkel vooruitzichten.
M. Missiaen. Het zijn ontvangsten
M. Vanderghote. Neen, de ontvangsten zijn geboekt
aan den kop der begrooting.
M. Miss.aen. Ik begrijp er niets van.
M. Vanderghote. Het overschot van 960.095 fr. 64
is berekend volgens het bedrag der ontvangsten en uit
gaven zooals zij werden vastgesteld, terwijl de som
van 775.401 fr. 54 het bedrag is van het werkelijk over
schot der rekening van 1938 volgens de inningen die tot
in 1939 gedaan werden.
M. Missiaen. Neen. Ik antwoord dat zulks niet be
staat. Het overschot van 960.000 fr. is toch wel het ver
schil tusschen de gewone ontvangsten en uitgaven.
M. Vanderghote. Neen.
M. Missiaen. Zeg mij dan in wat dit overschot be
staat.
M. Vanderghote. In het eerste lid der begrooting
wordt dit klaar uiteengezet.
#f. Missiaen. Maar ik kan dit niet aannemen.
9L Vanderghote. Dan zullen wij een expert moeten
aanstellen.
M. Missiaen. De rekening 1938 sluit met een over
schot van 960.000 fr., dat zijn uw eigen cijfers die ik
bier in de begrooting geboekt zie. Welnu dit geld moet
dan werkelijk over zijn. behalve misschien het deel
geld dat gij tot hiertoe sedert het afsluiten dier reke
ning zoudt uitgegeven hebben.
M. Vanderghote. Dit is dan den toestand der kas.
M. Missiaen. - Die toestand moet zijn zooals hij blijkt
■a de afsluiting der rekening.
M. Vanderghote. In de begrooting niet. want de
rekening wordt slechts zes maanden later gesloten.
M. Missiaen. Ik zou u allicht moeten beschuldigen
van valsche rekeningen op te maken, doch 'k weet dat dit
•iet waar is,en dat gij alleen maar koppig zijt om er een
andere opvatting dan de mijne op na te houden. Als-
wanneer uwe cijfers zeggen dat er een overschot is van
*60.000 fr., dan moet dit geld in kas zijn. Gij zegt mij
dat dit het geval niet is. maar dan moet het zijn omdat
sedertdien reeds eenige andere uitgaven gedaan wer
den. Doch ik wil hierover niet verder redetwisten en
neem uw cijfer aan van 775.401 fr. 54. Ge doet thans
119 000 minder uitgaven dan verleden jaar en niette
genstaande uw overschot van de rekening 1938 en uw
mindere uitgaven, sluit de gewone dienst der begrooting
van 1940 nu maar met een overschot van 7.235 fr. 49.
Dit is niet mogelijk dat. met een kop van 700.000 fr. aan
de begrooting, er op een jaar alleen maar zoo een ge
ring overschot meer zou overblijven. Dit overschot be
wijst dus dat er vroeger meer ontvangsten waren dan
uitgaven, want hadt ge evenveel ontvangen als uitge
geven, dan zou er geen overschot geweest zijn, ofwel
dan bedriegt ge ons als wij nu zien dat een overschot
van 700.000 fr. ingeschreven wordt
M. Vanderghote. Dit is het beschikbaar overschot.
M. M'ss'aen. Het is een kwestie van thesaurie.
M. Vanderghote. Neen, van rekening. De thesaurie
betreft alleen hetgeen wat in kas ligt. Van dit over
schot der rekening van 1938 moet men het vermoedelijk
boni van de begrooting 1939 aftrekken, zooniet dan zou
men tweemaal over dezelfde gelden beschikken.
M. Missiaen. Ik heb het daarover niet. Wanneer gij
au uwe begroot:ng aanvangt met een overschot van
700.900 fr. van de vroegere rekening en thans nog min
der uitgaven doet, doch dat de ontvangsten dezelfde
blijven, en gij dan, in de plaats van met een grooter
overschot, afkomt met een klein overschot van 7235 fr.,
dan is hier niemand van gansch den gemeenteraad die
zulks begrijpen kan.
M. Vanderghote. Dit is een affront aan het adres
der gemeenteraadsleden.
M. Missiaen. Ik reken mij onder hen om dit affront
te deelen doch ik weet heel goed dat niemand er iets
▼an verstaat van geheel uwe rekening en dat niet een
de r raadsleden dit dan als een affront aanziet. Ik ten
andere begrijp er ook niets van. Een andere vraag die
ik nog wensch te stellen, betreft de zaak van den wa-
tcrdienst. Indien ik mij nog,goed herinner was. tijdens
de bespreking der voorgaande rekening, iedereen t'ak
koord om voor den waterdienst een commercieele boek
houding in te richten. Ik heb gezocht wat er daarvan
verwezenlijkt werd. doch heb niets gezien. Ik zie in
de beeroöting van 1939 dat er een leening van 200.000 fr.
▼oorzien was voor den waterdienst om de filtreerstaties
te herstellen en te verbeteren. Wat werd hiervan ge-
daaa Thans wordt in de begrooting van 1946 op
nieuw hetzelfde krediet voorzien. Als ge niet zinnens
zijt het werk uit'te voeren, dan ia het nutteloos het
in de begrooting te schrijven Ik zie verder dat er voor
den waterdienst in globo een som van 150.000 fr. als
i exploitatiekosten voorzien wordt. Wat is dit
j M. Vanderghote. Voor het verbruik van electrici-
teit
M. Missiaen. Neen, antwöordt mij niet op die ma
nier, Mijnheer de burgemeester. Daar zijn voorzeker
ook wel loonen inbegrepen Moest die som van 150.000
frank alleen voor het betalen der electriciteit zijn, dan
zou ik moeten zeggen dat gij bestolen wordt ofwel dat
de door u aangestelde personen maar weinig oplettend
hun dienst verrichten. Wat meent gij wel dat het maar
1 is voor 150.000 fr. electriciteit op een jaar te verbrui-
j ken Voor dergelijke som zou er heel wat electriciteit
i mogen verbruikt worden en gij geeft den indruk niet te
1 weten wat het is. Ge antwoordt zelfs geheel onvoor-
1 zichtig, en ge hadt beter gedaan met te zeggen er is
zooveel voorzien voor loonen, voor kolen, voor licht,
drijfkracht, enz. In de begrooting voor 1939 was er voor
i de aflossing der leening een krediet voorzien van 29.000
frank en 20.000 fr. voor het amortisatiefonds van den
I waterdienst. Zijn die 20.000 fr. amortisatie aangewend
geworden In de begrooting voor 1940 wordt hiervoor
ook nog 10.000 fr voorzien. Waarom zet ge dat op het
einde der begrooting Gij kunt de amortisatie niet in
schrijven zoo ge geen afzonderlijke comptabiliteit
houdt, en dan komt dit in uwe rekening terecht. Ik
dring dus aan opdat gij voor den waterdienst spoedig
een commercieele boekhouding zoudt inrichten.
Nu voor wat betreft de beloofde hulp aan landbouw,
handel en nijverheid. Gij allen zijt niet onwetend dat
onze streek zich in een zeer uitzonderlijken toestand
bevindt. Het is sinds jaren reeds dat er hier voor de
uitbreiding van handél en nijverheid aangedrongen
wordt, en wij zullen hier thans die discussies niet her
openen. Ieder van ons heeft daarover zijn persoonlijk
oordeel, doch een dingen staat vast en 't is dat, wan
neer we Yper en omgeving eenige kans willen geven om
hier nijverheden te zien oprichten, we dan moeten de
zekerheid geven dat men hier ter plaats de noodige
geschoolde arbeiders vinden zal om die nijverheden te
spijzen. Tot mijn spijt moet ik zeggen dat er op dat ge
bied nog niets gedaan werd door de stad. Ik meen dat
het een der grootste vereischten is, nu vooral in dezen
tijd dat wij honderden onzer arbeiders zonder werk
langs de straten zien slenteren. En indien het reeds
iedereen tegen de borst stoot bejaarde lieden tot niets
doen gedwongen te zien, dan is het bijzonder pijnlijk
de jeugd week in week uit. maand in maand uit, jaar
in jaar uit langs de straten te zien loopen. Het is pijn
lijk om zien hoe menschen van 25 jaar oud een gezin
stichten en nog nooit een slag gewerkt hebben. En wij
vragen ons met angst af wat de toekomst ons brengen
zal. Als eerste plicht zouden wij alles moeten doen wat
mogelijk is opdat die menschen nuttig hun twee handen
zouden kunnen gebruiken en zelf in hun levensbehoef
ten zouden voorzien...
De Heer Van Alleynnes treedt de raadszaal binnen.
M. Missiaen. Daarom wensch ik, zonder de min
ste andere bijbedoeling, dat het schepencollege zelf het
mogelijk zou doen ofwel een commissie aanstelle die de
noodige pogingen doet en onderzoeke op welke manier
die jonge lieden van de straat kunnen getrokken wor
den en nuttig zijn voor hun eigen zelf en voor de maat
schappij. Wat zal er van hen na 20, 30 jaar geworden
Wanneer zij nog nooit hebben leeren werken, dan zul
len zij later ook niet willen werken en nochtans zal
het niet mogelijk zijn hen altijd voort te voeden.
Een laatste bemerking nog. In den weinigen tijd waar
over ik beschikte om de begrooting te onderzoeken, heb
ik één enkel hoofdstuk gevonden waarin er een bespa
ring gedaan woVdt, en ik vind ze wel de ongelukkigste
besparing die kon gedaan worden, namelijk de af
schaffing der toelage aan de muziekmaatschappijen en
de afschaffing der toelage voor de cultureele opvoeding.
Ik had zulks van u niet verwacht, Mijnheer de bur
gemeester, en ik dring aan om deze geringe sommen op
nieuw in de begrooting te voorzien. Ik vraag die toe
lage te willen herstellen, juist omdat het zoo nauw in
aansluiting is met hetgeen ik hier zooevfen kom te zeg
gen. Immers, bij gebrek aan initiatief van de stad, be
staat er privaat initiatief dat al het mogelijke doet om
een nuttige bezigheid te verschaffen aan de werkende
klas door ze muziek of tooneel aan te leeren en alzoo
aan haar cultureele opvoeding meê te werken. Ik weet
niet hoe de toestand zich voordoet in andere maat
schappijen, doch ik weet dat de socialistische harmonie
dringend die geldelijke tusschenkomst van stad noodig
heeft. Ik vraag u dat gij daarin niet een gewoonte van
schooien zoudt zien, doch ik meen dat de muziekmaat
schappijen die toelage ruimschoots verdienen. De socia
listische partij heeft reeds hier in stad congressen be
legd die honderden vreemdelingen naar de stad brach
ten. zij heeft talrijke betoogingen ingericht waaraan
duizenden vreemdelingen deelnamen, en nooit heeft zij
hiervoor een centiem toelage gevraagd. Zij richtte
feest- en strijdbetoogingen in die tienduizenden deelne
mers naar de stad lokten. Hiervoor heeft zij aan de stad
geen centiem gevraagd en ik verzeker u dat zij het in
de toekomst nog niet zal doen. Doch wanneer zij zich
groote opofferingen getroost om muziek aan onze werk-
menschen aan te leeren en alzoo medewerkt aan hun
cultureele verheffing, dan zou het stadsbestuur dit min
achtend gebaar tegenover haar niet mogen gedaan heb
ben door thans die geringe toelage te schrappen. Ik be
grijp u niet, Mijnheer de burgemeester, en ik stel voor
het vroeger krediet van 9000 fr. voor de muziekmaat
schappijen te herstellen. Als gij het middel niet vindt
om dit krediet opnieuw in te schrijven zonder de be
grooting te verzwaren, dan zal ik het middel voorstellen,
alhoewel het u misschien niet aangenaam zou kunnen
zijn. Opdat de socialistische muziekmaatschappij niet
ten onder zou gaan. vraag ik haar opnieuw de gewone
toelage van 1000 fr. te willen verleenen. Ik spreek hier
n'et van de kwaliteit der muziek, dit komt hier niet ter
bespreking, doch moest er gezegd worden dat de toe
lagen dienen gegeven te worden volgens de kwaliteit en
de verdiensten der muziekmaatschappijen, dan zou ik
u moeten zeggen gaat en ziet in de andere muziekmaat
schappijen hoeveel goede elementen er zich daarin be
vinden die door de socialistische harmonie gevormd
werden. Het is onze schuld niet zoo er elders meer kan
gegeven worden en men er door geld in slaagt onze ele
menten af te nemen, doch wij aanzien het eerder als
een eer ons doel bereikt te hebben, namelijk de jon
gens van straat te houden, en ze cultureel hooger op te
brengen. Het eenigste wat wij vragen is die toelagen te
herstellen. Dit zal geen moeilijkheden medebrengen eti
wij twijfelen er geen ooeenblik aan dat al de andere
leden ook daarmede zullen instemmen.
M. I,euridan. Ik zal geen langdurige tusschenkomst
GROOTE MARKT YPER
EEN MAGNIFIEKE NIEUWE FILM
met Dick Foran, Gloria Dickson
Gale Page.
Een machtig, dramatisch avontuur met de Cana-
deesche Bereden Politie, te midden van het uitgestrekte
woeste landschap van Noord-Canada. Geheel in nataar-
lijke kleuren, en daarbij nog een groote film.
de Samuel Goldwyn productie.
met Joel Mac Crea, Allen Jenkins,
Sylvia Sydney, Claire Trevor
en de zes kwajongensdie U reeds zag in de film
JE SUIS UN CRIMINEL
Deze film was een der films gekozen verleden jaar
voor de eerelijst der TIEN BESTE AMERIKAANSCHK
FILMS van het jaar
£ÏNDEREN NIET TOEGELATEN.
houden en hetgeen ik te vragen heb wat verkorten, te
meer dat. na al hetgeen de Heer Missiaen gezegd heeft,
wij kunnen verklaren dat wij het met hem over vele
punten eens zijn en wij ons dus tot een bondiger tus
schenkomst kunnen beperken. De Heer Missiaen heeft
den vinger op de wonde gelegd, wanneer hij hier met
zooveel bewijzen gewezen heeft op den toestand va»
passiviteit waarin de meerderheid van den gemeente
raad zich berust Hij heeft het euvel aangetoond waar
aan ze lijdt, als hij zegde dat zij beloften bij de macht
heeft gedaan en er zoo weinig van uitvoerde. Dit is de
straf der overwinning, namelijk de misleiding der be-
i volking. Als de Heer Missiaen u niet aan de meeste uwer
beloften had moeten herinneren, dan hadt gij ze voor-
j zeker voor een groot deel reeds vergeten. Wanneer wij
nu die lange reeks beloften bekijken, dan moogt gij toe-
geven dat er voor u wel reden tot berouw bestaat. Dat
j gij reeds een deel uwer zoo talrijke beloften vergetea
hebt, zal wel niet velen verwonderen, doch wat wij niet
i vergeten is dat gij uwe kunstmatige meerderheid los-
gekregen hebt precies door zooveel beloften te doen.
Gij, Mijnheer de burgemeester, die als de resultante
zijt van geheel de ploeg die ge leidt sedert de verkie-
I zingen, ge rust thans op de lauweren, op de vrucht vaa
uwe verstrekkende toezeggingen.
M. Vanderghote. Ik zou u eens op de proef wille»
zien
M. Leuridan. Eer en plicht gaan voor alles. Als ge
er op uit zijt andere partijen te overtroeven door groo-
tere beloften te doen. dan moet gij gedoogen dat zij u
dit ten gepaste tijde eens herinneren. Moesten andere
partijen haar woord niet houden, dan zoudt gij ook niet
nalaten ze op den rooster te leggen, zooals wij dit na
doen met u. Ten andere het verbreken van beloften is
zonde. En het waren geen vage beloften die ge gedaaa
hebt, doch zeer formeele toezeggingen, wel omschrevea
punten van economischen. geldelijken en maatschappe-
lijken aard De Heer Missiaen heeft schier elk punt
specifiek opgesomd. Ik zal hier dan ook niet herhalem
wat hij zegde, alhoewel wij bijna al zijne bemerkingea
onderschrijven, al is het dat onze beginsel opvattingen
niet kloppen met de zijne. Geheel zijn rekwisitorium is
juist, én ik zal mij dan alleen beperken met een paar
andere punten nog even aan te raken. Vooreerst de
i wegenispolitiek van het katholiek schepencollege. Die
j wegenispolitiek bestaat niet of wat ervan bestaat ka»
i verzinnebeeld worden door een ouden, afgesloofde»
werkman die een piepende kruiwagen voortsteekt en
met een hoopje kiezel een putje vult, ofwel nog door ee»
ploegje stadswerklieden met een stootkar die ergens ee»
stok met een rood vodje, als waarschuwingsteeken. i»
den grond planten en eenige kasseien verleggen. Dat is
het zinnebeeld van al hetgeen hier gedaan wordt voor
onze straten en wegen. Ik heb het genoegen een strijd-
genoot in de bestendige afvaardiging te tellen die
1 bekend is. Het is een man die steeds zeer zakelijk te
j werk gaat en als de prozaïsche incarnatie is van wat
een goed en bekwaam bestuurder kenmerkt. Iederee»
j erkent dat hij een voorbeeld is voor wat betreft het be-
leid der wegenispolitiek. welnu die man zegt dat Yper
op dat gebied ellendig op het achterplan gelaten wordt.
Ik heb er leedvermaak in dat zulks door een bevoegd
persoon gezegd wordt.
M. Vanderghote. Dat moet ge bewijzen.
M. Leuridan. Dat gij mij onmiddellijk te lijf gaat.
alswanneer gij den Heer Missiaen gedurende zijn lange
uiteenzetting met rust gelaten hebt, bewijst dat onze
I opmerking raak heeft getroffen. Het is de eerste maal
niet dat ik hier voor de noodige verbetering der lande-
lijke wegen optreed, en als stadsbewoner heb ik hier
steeds met klem de verdediging der be'angen van het
landelijk gedeelte van stad opgenomen. Doch het is niet
alleen voor de landelijke wegen dat gij zelfs het mini-
mum niet hebt gedaan, ook met het stratennet van Yper
j is het schamel gesteld
M. Vanderghote. Gij klaagt hier te Yper. maar gaat
eens zien te Brussel waar de straten, behalve de groote
lar.en. nog slechter zijn dan hier.
M. Leuridan. Het is het oogenblik hier eenige
groote werken aan de wegen voor te stellen en wij zulle»
len ze stemmen, te meer dat het argument der werke
loosheid ons thans nog moet aanzetten zooveel mogelijk
werk te doen uitvoeren. Wij verhopen dan ook dat gij
zonder uitstel de aanbesteding zult uitschrijven voor
het herstellen der landelijke wegen en van het straten-
j net van Yper Daarbij zou moeten bepaald worden dat
voor de uitvoering dier werken alleen Yoersche arbei
ders zullen geduld worden. De wegenispolitiek is va»
hoofdzakelijk belang, want goede wegen zijn in alle op
zichten. zoowel van zuinigheid, profijt en gemak, voor-
deelig voor de bevolking.
Een tweede punt dat ik nog wil aanraken, is de uit
breiding van het electriciteitsnet te lande. Dit wordt
ons steeds bii vage toezeggingen beloofd als antwoord
op onze vragen die wij u herhaaldelijk reeds op het
einde der gemeenteraadszittingen hebben gesteld. De
landelijke bevolking wordt in groote mate benadeeld
Bestendig moeten wij het feit onderlijnen dat het over
wegend en zelfs schier uitsluitend stadselement in het
stadsbestuur nadeel berokkent door het achteruitstelle»
der landelijke bevolking, door het niet begrijpen va»