KOFFIES en CHICOREI met PREMIEN
Christiaens Devolder KortrijK
BELLA STOCK
PremiedepotG. LAROYE, 20, Boomgaardstraat, Yper, waar ook Koffiebranders te bekomen zijn.
Eischt altijd cn overal de RUWE en GEBRANDE
•NS MENGELWERK Nr 22
7
NAAR EN DOORHEEN
KONCOLEESCHE OERWOUD
door Oud -Koloniaal
Jef VAN WYNSBERCHE
Te koop ten bureele dezer
Boterstraat, 34
Te koop in alle goede winkels.
door HENDRIK CONSCIENCE
(Vervolg)
De jongere kapitein trad lachend in de ka
mer, en; naar buiten wijzend, zeide hij tot fcijnen
kameraad
Ginder verre komt de beer van daarstraks
over het voetpad aangewaggeld. Ik wenschte wel,
dat hij hierbinnen iets te verrichten had het is
een kerel, dien ik wel graag van nabij zou willen
zien.
Vol bekommerdheid ging Bella buiten de deur,
om te vernemen wat het mocht zijn, dat de offi
cier scheen aan te kondigen. Zij keerde even
spoedig terug en riep
Het is kozijn Djosep Die zal ook geen beetje
verwonderd staan en blijde zijn, als hij mijnen
oom Louis zal zien
Ah, ah, die beer is mijn kozijnzeide kapi
tein Louis, zich tot zijnen kameraad wendende.
Hij was mijn beste vriend gedurende schier
mijn gansche leven, en ik heb hem niet herkend!»
Djosep, Djosep lief, gauw, gauw, er is geluk
kig nieuwskreet het meisje. En, haren kozijn
bij den arm in huis trekkende, wees zij op den
kapitein, terwijl zij zeide Zie, die schoone sol
daat is mijn oom Louis
Hemel, is het mogelijk Hij is het inderdaad!»
galmde Djosep, de hand des kapiteins met diepe
ontroering aangrijpende maar Louis Stock sloot
zijnen ouden gezel in de armen en drukte hem
op de borst.
Nadat zij beiden in de blijde omhelzing zoete
woorden van vriendschap hadden gewisseld,
vroeg Djosep op den toon eener uiterste verwon
dering
Alzoo, gij zijt niet dood, kozijn Welk mira
kel liet de goede God ten uwen gunste dan ge
schieden, dat gij aan de schipbreuk zijt ontko
men Want de visschersboot, waarop gij voert,
is wel vergaan in de IJslandsche zee, niet waar?...
En nu zijt gij overste in Franschen dienst
Ik was bezig met mijne geschiedenis in het
kort te vertellen,antwoordde de kapitein.
Reeds heb ik uitgelegd, hoe ik, na tweemaal
schipbreuk te hebben geleden, in een wild land
van Noordelijk Amerika vijf jaren lang pelsjager
ben geweest. Zet u neder, Djosep, en luister toe
gij zult vernemen, wat mij daarna is wedervaren.
Het zal niet lang meer zijn.
De visscher nam eenen stoelhij bemerkte
alsdan, dat de andere officier hem scherp bezag
met eenen glimlach, die scheen aan te duiden,
dat hij lust had om met hem te spotten. Djosep
hief het hoofd op en blikte den krijgsman onbe
vreesd in de oogen het gela'at van dat mensch
beviel hem niethij gevoelde eene soort van af
keer van hem.
Zijne geschiedenis hernemende, vertelde kapi
tein Louis, hoe hij eindelijk het land der Esqui
maux had verlaten en te Quebec, eene Engelsche
haven, dienst genomen had als matroos op eenen
kustvaarder, en vele kleine reizen had gedaan,
van de eene Amerikaansche zeestad naar de an
dere, totdat hij met een grooter schip op het
Fransche eiland Guadeloupe was aangekomen.
Hier had hij, met den graad van sergeant, als
zeesoldaat dienst genomen op een oorlogsschip.
«Van het eiland Guadeloupe heb ik insgelijks
eenen brief naar mijnen broeder gestuurd, zeide
hij. maar waarschijnlijk zal het schip, dat de
brievenmaal naar Europa brengen moest, door
den Engelschman zijn gekaapt geworden...»
Djosep scheen niet te luisteren hij was zicht
baar van zeer slechte luimwant zijne lippen
waren tot eene scherpe uitdrukking te zamen
getrokken, en wanneer hij den blik tot den jon
geren officier richtte, fonkelden zijne oogen als
kookte het oploopend bloed hem in de aderen.
Zijne spijtigheid moest echter nog eene andere
reden hebben, en misschien was hij wel meest
op zijne nicht verstoordwant, ofschoon zij
reeds drie- of viermaal door eene biddende uit
drukking des gelaats en door geheime teekens
hern had gevraagd, of M. de Milval geheel in
veiligheid was, had Djosep haar slechts met
eenen blik van verwijt geantwoord. Zonder twij
fel had BelJa, in haren angst voor het behoud van
den bedreigden edelman, woorden gesproken, die
het hart des vissehers met argwaan en droef
heid hadden vervuld, door hem te doen denken,
dat de strandlooper wel eenigszins de waarheid
kon hebben gezegd.
Wat Djosep in de slechte gemoedsstemming,
waarin hij zich bevond, het meest aanjaagde, was,
dat de jongere officier, terwijl zijn makker ver
telde, zeer oneerbiedig de heiligenbeelden van
den muur nam en ze grommelend en lachend be
schouwde, als wilde hij er den spot mede drij
ven. Reeds had Djosep de kat eenen geweldigen
stamp gegeven en zich daardoor eene harde be
risping van tante Claar op het lijf gehaald. On
danks deze onderbreking zette kapitein Louis
zijne geschiedenis voort. Hij was bezig met te
vertellen van zijne gevechten op zee tegen de
Engelsche oorlogsschepen, en ging uitleggen, hoe
hij weder in Europa was geraakt, toen Djosep
eensklaps, brieschend als een leeuw, opsprong en
met de twee vuisten vooruit den jongeren officier
aan het lijf wilde.
Tante Claar en Bella hadden nauwelijks den
tijd om den woedenden visscher aan den hals te
vliegen en hem dus te beletten een ongeluk te
doen
De officier, door de bedreigingen van Djosep
gehoond, had de hand aan zijne pistolen gebracht
en zeide met eenen glimlach van misprijzen tot
zijnen kameraad
Wat heeft dat wild gedierte Omdat ik, zon
der het te willen, een nietswaardig voorwerp
ten gronde laat vallen Hij komeIndien hij nog
eenen enkelen stap doet, brand ik hem door den
kop en vel hem neder voor mijne voeten
Tusschen beiden tredende, zeide de kapitein op
bevelenden toon tot Djosep
Kozijn, kozijn, gij zijt onredelijk. Mijn gezel
verklaart, dat hij het pleisteren kruisbeeld
slechts wilde bezichtigen, en dat het hem bij on
geluk uit de hand is gevallen. Is het zóó, dat gij
de vrienden onthaalt, die ik met mij breng, op
den dag zeiven van mijne blijde wederkomst
Ik heb ongelijk, ik ben een domkop,mom
pelde Djosep, met het rood der beschaamdheid
op het voorhoofd. Ik ben ongelukkig, kozijn
er woelen droeve gedachten in mijn hoofd het
ontstelde bloed is mij meester.
Ga naar huis, dwaze jongen, indien gij u niet
weet te gedragen als iemand, die zijne vijf zin
nen heeftsnauwde tante Claar, wier angst nu
in gramschap was veranderd.
Ik bid u, kozijn Louis.murmelde Djosep,
gansch onthutst, zeg uwen kameraad, dat ik
mij heb misgrepen over zijn inzicht en hem ver
giffenis vraag voor mijne zinnelooze opvliegend
heid. Let niet meer op mij ik zal mij stilhouden.
Ik erken, dat ik onverstandig heb gehandeld.
Wat kan die heer er aan doen dat ik verdriet
heb
Dit zeggende, ging hij" onder den schoorsteen
op een houten bankje zitten en boog het hoofd
diep voorover.
De jongere officier antwoordde op de veront
schuldigingen, welke Louis Stock hem in naam
des vissehers deed
Nu, nu, het is welik ben het niet, die lust
heb om met uwen barschen kozijn te vechten.
Spreken wij van het kluchtige voorval niet lan
ger maar ik bid u, laat ons terug naar Veurne
gaan. Ik verveel mij hier onzeglijk het is reeds
laatde wind verheft, en er beginnen zwarte
wolken door de lucht te drijven. Het is tijd, dat
wij vertrekken. Wilt gij blijven, zeg hetik zal
alleen mijnen weg door de duinen pogen te vin
den.
«Neen, nog eenige oogenblikken, en ik zal met
u gaan,zeide kapitein Louis. Ik kan hier mor
gen toch wederkeeren.
En, zich .tot zijnen broeder en zijne nichte wen
dende, sprak hij
Zijt niet ongerust over het gebeurde mijn
kameraad heeft een goed hartde zaak is reeds
vergeten. Heden zal ik mijne geschiedenis niet
kunnen vertellen tot het einde want ik moet
terug naar Veurne. Ik zal u morgen weder ko-
HET
Een origineele reportage en tevens een pracht-
roman, rijk gedokumenteerd. Prijs 30 fr
men bezoeken; en overmorgen en vele dagen nog
waarschijnlijk. Wij zijn gekomen om Nieuwpoort
te belegeren. Het zou nog al wat kunnen duren,
eer de stad zich overgeeft, want volgens onze
berichten zouden er wel duizend émigrés binnen
Nieuwpoort zijn. Deze lieden zullen zich met
wanhoop verdedigen, omdat zij weten, dat er
geene- genade voor hen is. Nieuwpoort is eene
muizenval voor hen binnen drie weken zal geen
enkele hunner nog leven. Hoe het zij, ik zal lang
genoeg in deze streek blijven, om gelegenheid te
hebben tot het verhalen mijner geschiedenis met
al hare bijzonderheden. Geeft mij nu de hand
en laat mij vertrekken want de plicht roept
mij.
Hij wisselde eenen groet met zijnen blinden
broeder, omhelsde zijne zuster en zijne nichte,
drukte den treurigen Djosep de hand en verliet
het huis met zijnen kameraad.
Al de anderen, behalve Djosep, volgden hem
eene wijl en riepen hem nog een zoet vaarwel
achterna. Tot morgen, lieve oomTot morgen,
Louisgalmde het boven de duinen, totdat de
beide officiers achter eenen hoogen zandheuvel
waren verdwenen.
Ah, sa, neem het mij niet kwalijk, maar ik
kan mij toch niet wederhouden van het u te
zeggen,grommelde de jongere officier, nadat
zij een eind weegs hadden afgelegd, uw broeder
en uwe gansche maagschap liggen nog bedolven
in de armzaligste kwezelarij. Het huis. waar gij
geboren zijt, is behangen met kinderachtige
beeldjes van heiligen. Het krielt er van Onze-
Lieve-Vrouwen en Kruisifiksen. Ware het niet
geweest uit vriendschap en uit eerbied voor u,
mij dunkt, ik hadde met vermaak mijne sabel
eens over al die beuzelarijen heengestreken.
Zoudt gij bij geval het kruisbeeld met inzicht
verbrijzeld hebben vroeg de oude kapitein op
strengen toon.
Neen, gij waart ten uwent. Wat zich daar be
vindt, raakt mij nieten, alhoewel het gezicht
dier ellendige domheden mij verveelde en mij
tergde, zou ik mij wel gewacht hebben van het
huisgezin uws broeders te hoonen of te bedroe
ven. Ik ben wel verzekerd in alle geval, dat gij
morgen reeds ginder zult doen verstaan, dat in
een land; waar de republiek verlichting en vrij
heid gaat brengen, zulke overblijfsels van het
oude bijgeloof moeten verdwijnen.
Wij zullen zien,antwoordde de andere met
zekere spijt in de stem. Ik ben niet gekomen
om mijnen broeder in zijn eenvoudig leven te
storen. De republiek heeft mijns dunkens er wei
nig belang bij, te weten, hoe een arme visscher
zijne hut versiert.
De jongere officier deed een gebaar van onte
vredenheid en meende gewis de gezegden van
zijnen kameraad met hevigheid te bestrijden
maar hij hoorde eenig gerucht achter zich en
zeide
Zie, daar komt een visscher tot ons geloopen.
Eene boodschap van ginder waarschijnlijk.
Zij bléven staan om den man in te wachten,
die van verre hun teekens deed en zijnen hoed
afnam, en dieper nederboog. naarmate hij dich
ter kwam.
Die schijnt ten minste beleefd en tam, mom
pelde de jonge officier, en, bedrieg ik mij niet,
dan spreekt hij Fransch. Roept hij niet citoyens
capitaines
Inderdaad, zoo scheen het mij insgelijks.
('t Vervolgt)
Leest en verspreidt HET YPERSCHE