2
STEUN AAN DE BEHOEFTICEN
O
In het Staatsblad van 30 Juni 1940 is volgend be
sluit verschenen
De wn. Sekretaris-Generaal van het Ministerie van
Volksgezondheid en Ravitailleering
De Sekretaris-Generaal van het Ministerie van Bin
nen la ndsche Zaken
De Sekretaris-Generaal van het Ministerie van Ar-
be.d en Sociale Voorzorg, en
De Sekretaris-Generaal van het Ministerie van Fi
nanciën.
Gelet op de wet van 7 September 1939, waarbij aan
den Koning buitengewone machten worden verleend
Gelet op de wet van 10 Mei, aangaande de afvaardi
ging van machten in oorlogstijd
Aangezien er, wegens de omstandigheden, aanleiding
bestaat cm een steun te verleenen aan ieder behoeftig
persoon of gezin en. inzonderheid, aan degenen die
beroofd zijn van de tegemoetkomingen en vergoedingen
van allen aard die hun vroeger werden betaald en
waarvan de last geheel of ten deele door de openbare
machten werd gedragen.
Besluiten
TITEL I.
BEDRAG VAN DEN STEUN EN VOORWAARDEN
VAN TOEKENNING
Artikel 1. Kunnen steun genieten, de behoeftige per
sonen. die een aanvraag indienen bij de commissie van
openbaren onderstand van hun woonplaats of. in voor
komend geval van hun verblijfplaats, indien het gaat
om vluchtelingen.
De steun waarop de betrokken personen overeen
komstig dit besluit recht hebben, moet hun door de
commissie van openbaren onderstand volledig worden
uitbetaald.
Het Ministerie van Volksgezondheid en Ravitaillee
ring zal 75 t. h. van het bedrag der uitgave op zich
nemen.
Indien de commissie van openbaren onderstand, ten
gevolge van een tekort aan inkomsten, de verplichtin
gen die haar krachtens het tweede lid van dit artikel
opgelegd zijn, momenteel niet kan nakomen, kan het
Ministerie van Volksgezondheid en Ravitailleering haar
geld verschieten. Deze voorschotten worden aan de
Schatkist terugbetaald, zoohaast de oorzaken die ze
rechtvaardigen, zijn weggenomen. Het verdwijnen de
zer oorzaken wordt vastgesteld door de bestendige de
putatie van den provincialen raad. die waakt over de
onmiddellijke terugbetaling.
Den 3" van iedere maand zendt het Ministerie van
Volksgezondheid en Ravitailleering aan het Ministerie
van Financiën een staat der gedurende de voorafgaande
maand verleende voorschotten. Deze staten worden
door het bestuur der Thesaurie aangezuiverd naar
mate de voorschotten worden terugbetaald
Art. 2. De regelmatig in de bevolkingsregisters inge
schreven vreemdelingen kunnen den bij dit besluit
voorzienen steun genieten, op dezelfde wijze als de
eigen staatsburgers. Voor den hun verleenden steun
dienen echter speciale rekeningen opgemaakt, volgens
de nationaliteit van de ondersteunden.
Art. 3. Het bedrag van den dagelijkschen steun wordt
vastgesteld als volgt
Gemeenten van de 1* categorie, 2*' categorie en 3'
categorie
Voor de gezinshoofden of daarmee
gelijkgestelden 10.00 8.50 7.00
Voor de echtgenoote-huishoudster 4.25 3.75 3.25
Voor de kinderen ten laste, beneden
de 15 jaar 2.50 2.25 2.00
Vermeerdering per bijkomend persoon 4.25 3.75 3.25
De F reeks van gemeenten omvat de gemeenten en
agglomeraties, die gerangschikt zijn in de F en 2e ca
tegorie, in het ministerieel besluit van 3 December 1938,
houdende ordening van de onderscheiden besluiten
aangaande de rangschikking der gemeenten inzake
werkloosheid.
De 2* reeks van gemeenten omvat de gemeenten en
agglomeraties die in voormeld ministerieel besluit in
de 3* categorie gerangschikt zijn.
De 3* reeks van gemeenten omvat de gemeenten die
in voormeld besluit in de 4' en 5^ categorie gerang
schikt zijn.
Art. 4. De steun wordt verleend per dag en betaald
per week. De week loopt van Zondagmorgen tot Zater
dagavond.
De steun wordt in principe aan het gezinshoofd uit
betaald. Hij wordt aan de echtgenoote uitbetaald wan
neer het gezinshoofd aan het werk, afwezïg, ziek of
onwaardig is, of, indien hij ongehuwd, weduwnaar, ge-
divorceerd of gescheiden is, aan den persoon dien hij
aanduidt. Ingeval de echtgenoote zich insgelijks in de
onmogelijkheid bevindt zich op het betaalkaptoor aan
te melden, wordt de steun aan den door haar aange-
duiden persoon betaald.
Art. 5. Niemand kan worden ondersteund zonder bij
artikel 11 voorziene formulier van den staat van be
hoeftigheid te hebben voorgelegd.
Art. 6. De ondersteunde, alsmede al de leden van
zijn gezin die tot werken bekwaam zijn, moeten op het
Gewestelijk Bureau van den nationalen dienst voor
arbeidsbemiddeling en toezicht als werkzoekenden zijn
ingeschreven.
De echtgenooten-huishoudsters, de kinderen beneden
de 15 jaar, de personen in volledigen of definitieven
staat van arbeidsonbekwaamheid, de vrouwen van 60
laar pn meer en de mannen van 65 jaar en meer moe
ten niet als werkzoekenden worden ingeschreven.
Art. 7. De Burgemeester kan alle tot werken bekwa
me personen (mannen of vrouwen) die steun genieten,
met uitzondering van de bij het 2» lid van artikel 6
bedoelde personen, gedurende 2 dagen van acht uren
of vier halve dagen van vier uren per week belasten
met de uitvoering van werken zooals het opruimen van
de verkeerswegen, het schoonmaken van de straten, het
reinigen van waterloopen en grachten, de saneering van
moerassen, het ontginnen van bosch- en heidegronden,
herbebosschingswerken, dringend werk op het veld, enz.
Wanneer het aantal ondersteunden hooger is dan het
aantal arbeiders die noodig zijn voor de uitvoering
dezer werken, zullen de betrokkenen om de beurt aan
het werk gesteld worden. Wanneer de hoogerbedoelde
werken in bepaalde gemeente niet worden of niet kun
nen worden uitgevoerd, zijn de aldaar verblijvende
ondersteunden er toe gehouden, op aanzoek van de be
stendige deputatie, in een andere gemeente, waar hun
hulp noodig wordt geacht, te gaan werken.
TITEL n.
TOEZICHT OP DE WERKLOOSHEID
Art. 8. De ondersteunde, alsmede de werklooze leden
van zijn gezin, zijn verplicht zich regelmatig bij de
werkloozenkontróle aar te melden om er hun kontröle-
kaart te laten stempelen.
Deze bepaling <is niet toepasselijk op de in 2 van
artikel 6 opgesomde personen.
Art. 9. De sekretaris-generaal van het ministerie
van Volksgezondheid en Ravitailleering en de sekreta
ris-generaal van het ministerie van Arbeid en Sociale
Voorzorg bepalen, in gemeen overleg, hoeveel malen
fier dag en op welke uren deze kontröle moet geschie
den.
Zij bepalen eveneens de gevallen en de omstandig
heden waarin vrijstelling van kontröle eventueel kan
verleend worden.
Art. 10. Elke niet gerechtvaardigde afwezigheid op
de kontröle wordt als een werkdag beschouwd. Voor
eiken dag niet gerechtvaardigde afwezigheid o^a de
kontröle meet een loon worden aangegeven. In voor
komend geval wordt ambtshalve een gemiddeld loon
vastgesteld.
TITEL III.
DE STAAT VAN BEHOEFTIGHEID
Art. 11. Al wie steun vraagt, moet een formulier van
den staat van behoeftigheid invullen. Dit formulier ver
meldt de uitvoerige opgave van de inkomsten en van
de samenstelling van het gezin, de geboorteplaats en
-datum, alsmede de nationaliteit van alle gezinsleden.
Deze aangifte moet door den aanvrager onderteekend
werden onder vermelding Ik verklaar, op mijn eere
woord, dat deze aangifte eerlijk en volledig is
Kan of mag de aanvrager niet onderteekenen, dan
legt hij zijn verklaring af vóór den afgevaardigde van
de kommissie van openbaren onderstand, die ze over
schrijft op een daartoe bestemd formulier dit formu
lier, waarop de betrokkene een kruisje plaatst, wordt
door twee getuigen medeonderteekend.
Art. 12. Elke ondersteunde is er toe gehouden alle
veranderingen hetzij in zijn inkomsten of in die van
ziijn gezin,hetzij in de samenstelling van zijn gezin,
onmiddellijk bij de kommissie van openbaren onder
stand aan te geven.
Een aangenomen verandering wordt eerst van kracht
in de week die volgt op deze waarin de verklaring
werd afgelegd.
Art. 13. Onder gezin verstaat men het geheel van
aanwezige personen, die onder hetzelfde dak een ge
meenschappelijk leven leiden, en al dan niet door ban
den van bloed- of aanverwantschap met elkaar ver
bonden 7' in.
De inkomsten en de behoeften van twee gezinnen
waarvan het eene bestaat uit geëvakueerde personen,
die wegens de omstandigheden, bij het andere zijn
komen inwonen, dienen echter afzonderlijk berekend.
Hetzelfde geldt voor verschillende geëvakueerde ge
zinnen, d>e onder hetzelfde dak leven. In deze tw.-c
gevallen, worden deze gezinnen beschouwd ais afzon
derlijke gezinnen.
De kinderen, die in pensioen geplaatst zijn en wier
ouders de kosten van het pensioen geheel of gedeelte
lijk betalen mogen, bij uitzondering, bij het gezin ge
rekend blijven. Indien deze kinderen in pensioen ge
plaatst worden door een liefdadige instelling of door
een derde, die den ganschen last van hun onderhoud
draagt, moeten zij uit het gezin van hun ouders worden
uitgesloten.
Art. 14. Door aan te geven inkomsten, moet men ver
staan om het even welke inkomsten, voortkomende van
roerende of onroerende goederen, zoowel in specie als
iri natura. Behoudens wat in artikel 18 voorzien is,
wordt geenerlei vrijstelling aangenomen.
Indien zekere inkomsten voorloopig niet kunnen ge
ïnd worden of indien sommige kapitalen tijdelijk niet
beschikbaar zijn, moet daarvan melding worden ge
maakt.
De loonen, bezoldigingen, wedden, enz., moeten niet
worden vermeld op het formulier van den staat van be
hoeftigheid. Zij worden elke week, op het oogenblik
van de aanvraag tot steun, in netto-waarde aangegeven.
Hetzelfde geldt voor alle buitengewone of toevallige
inkomsten.
Art. 15. Het bedrag van de globale inkomsten, die op
verschillende weken of maanden betrekking hebben,
namelijk de wedden, loonen, pensioenen, huurprijzen,
enz., wordt verdeeld door het getal weken, dat de pe
riode omvat waarbij zij aansluiten. Het aldus beko
men quotient wordt als bestaansmiddel in rekening ge
bracht voor elke week van deze periode.
Art. 16. Hebben recht, op volledigen steun, de aan
vragers die geenerlei bestaansmiddelen bezitten, of
waarvan het gezin geenerlei bestaansmiddelen bezit.
Hebben slechts recht op een gedeeltelijken steun, zij
die wekelijksche bestaansmiddelen bezitten, of waar
van het gezin wekelijksche bestaansmiddelen bezit be
neden het theoretisch wekelijksch bedrag van den
steun, waarop zij voor zichzelf of voor dit gezin kunnen
aanspraak maken. De som, die hun in deze gebeurlijk
heid toekomt, is gelijk aan het verschil tusschen gezegd
theoretisch bedrag van den steun en het bedrag van
hun bestaansmiddelen
Hebben geen recht op steun, de personen waarvan
de wekelijksche inkomsten, of deze van hun gezin, het
theoretisch wekelijksch bedrag van den steun, waarop
zij voor zichzelf of voor hun gezin kunnen aanspraak
maken, evenaren of overtreffen.
Art. 17. Worden uitgesloten van het recht op den bij
dit besluit voorzienen steun
1. de gezinnen waarvan een of meer leden bij stakin
gen of lock-outs ingewikkeld zijn
2. de gezinnen waarvan een of meer leden rond
venten
3. de gezinnen waarvan een of meer leden handel
drijven, een drankhuis of een om het even welke on
derneming exploiteeren, en, inzonderheid, zij die zich,
met een handelsdoel, toeleggen op den land- of tuin
bouw, de boomteelt, de veefokkerij, de vogelkweek of
de groenteteelt
4. de personen met een algemeen bekend wangedrag
of die zich aan den drank of het spel overgeven. Geldt,
het een ander lid van het gezin dan het gezinshoofd,
dan wordt de steun verminderd met het bedrag van
den theoretisch voor dit lid verleenden steun
5. a) de gezinnen van 1 tot 3 personen, waarvan een
of meer leden gedurende ten minste twintig dagen heb
ben gewerkt tijdens de vier weken die onmiddellijk de
week van de steunaanvraag voorafgingen
b) de gezinnen van 4 tot 6 personen, waarvan ver
schillende leden samen hebben gewerkt gedurende ten
minste zestig dagen tijdens de vier weken die onmid
dellijk de week van de steunaanvraag voorafgingen.
De sub 5 voorziene uitsluiting bedraagt een week.
Zij bedraagt twee of drie weken, indien het getal werk
dagen verdubbeld of verdriedubbeld is.
6. de gezinnen waarvan een of meer leden bezitters
zijn van kapitalen die beschikbaar zijn of te gelde kun
nen gemaakt worden (bezit in specie, op de Spaarkas,
op de bank, enz.). Zij kunnen slechts steun genieten
na hun bezit te hebben opgebruikt op grondslag van een
wekelijksche uitgave, overeenstemmende met driemaal
den theoretischen steurt waarop zij kunnen aanspraak
maken
7. de gezinnen, waarvan een of meer leden recht heb
ben op een uitkeering tot onderhoud ten laste van een
bekend betaalkrachtig persoon, en die er de betaling
niet van vorderen
8. de kostgangers van verplegingsinrichtingen
9. de dienstmeiden, knechten, en over het algemeen,
al de dienstboden die gehuisvest zijn en gevoed worden
door de personen waarbij ze in dienst zijn
10. De gezinnen, waarvan de leden niet zouden inge
schreven zijn als werkzoekenden, overeenkomstig de
bepalingen van het artikel 6.
Art. 18. Indien het gezin 'n stukje land of een kleinen
veestapel bezit waarvan de produkten uitsluitend voor
eigen behoeften worden aangewend, moeten uit dien
hoofde, geenerlei inkomsten in aanmerking worden ge
nomen.
Woiden eveneens vrijgesteld de inkomsten van het
onroerend goed of van het gedeelte van het onroerend
goed. dat gebruikt wordt als woning voor het gezin en
waarvan een lid eigenaar of vruchtgebruiker is.
De loonen en bezoldigingen worden vrijgesteld tot
een beloop van 25 t. h. -
Worden niet vrijgesteld, de huurinkomsten van on
roerende goederen, evenmin als de inkomsten op de
onderverhuring.
TITEL IV.
CONTROLE VAN DEN STAAT VAN
BEHOEFTIGHEID
Art. 19. Het formulier van den staat van behoeftig
heid wordt bij de eerste steunaanvraag door, den aan
vrager aan de commissie van openbaren onderstand
overhandigd.
De ingediende formulieren van den staat van be
hoeftigheid alsmede de verklaringen tot wijziging van
deze formulieren, worden door de kommissie van open
baren onderstand overgemaakt aan het bevoegd ge
westelijk bureau van den Nationalen Dienst voor
arbeidsbemiddeling en toezicht. Deze ziet ze na. Te
dien einde, doet hij de noodige onderzoekingen en op
sporingen, inzonderheid bij de gemeentebesturen en in
de woning van de betrokkenen.
Art. 20. Na het onderzoek van de aangifte der be
staansmiddelen, maakt het gewestelijk bureau, voor
elk gezin een vergoedingsfiche in dubbel exemplaar op.
Een dezer fiches wordt door het gewestelijk bureau
bewaard. De andere wordt aan de bevoegde commissie
van Openbaren Onderstand overgemaakt. Deze laatste
is gebonden door de vergoedingsgrondslagen die door
het gewestelijk bureau bepaald worden.
Art. 21. De wijzigingen in de aangifte der bestaans
middelen maken eveneens, in de bij artikel 19 voor
ziene voorwaarden, het voorwerp uit van een con
trole door het gewestelijk bureau.
Wanneer het onderzoek ervan gedaan is, wordt, in
dubbel exemplaar, een vergoedingsfiche opgemaakt
een van de exemplaren wordt aan de commissie van
openbaren onderstand overgemaakt. De nieuwe fiche
draagt de vermelding van den geldigheidsduur, met
inachtneming van de bepalingen van artikel 12.
Art. 22. Een aanvraag tot herziening van de uitsla
gen van het onderzoek eener aangifte der bestaans
middelen door het gewestelijk bureau, kan slechts wor
den ingewilligd indien zij op nieuwe feiten steunt. De
nieuwe beslissing heeft geen terugwerkende krach!
Geldt het een in de bij artikelen 11, 12 en 14 voorziene
aangifte door het gerecht beteugeld bedrog, dan moet
de steuntrekkende de sommen teruggeven die hij ten
onrechte getrokken heeft.
Art. 23. In geval van verandering van verblijfplaats,
moet een nieuwe aangifte van de bestaansmiddelen
worden verstrekt. In voorkomend geval vordert het
bevoegd nieuw gewestelijk bureau bij het voormalig ge
westelijk, bureau, met het oog op de controle, een af
schrift van den oorspronkelijken staat van behoeftig
heid. van het rapport tot onderzoek van dit dokument
en van de vergoedingsfiche.
TITEL V.
STRAFBEPALINGEN
Art. 24. Onverminderd de strafbepalingen, voorzien
bij het koninklijk besluit van 31 Mei 1933 betreffende
de aangiften inzake hulpgelden, vergoedingen en te
gemoetkomingen van allen aard, geheel of gedeeltelijk
ten laste van den Staat, verliest de ondersteunde, die
een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan en
daardoor ten onrechte steun heeft ontvangen, gedu
rende een periode van een maand, alle recht op den bij
dit besluit voorzienen steundeze schorsing strekt
zich uit tot het gezin.
Bij herhaling, wordt de schorsing op zes maanden
gebracht. Bij tweede herhaling wordt de schorsing de
finitief.
Art. 25. Gezinnen, waarvan een werkend lid ten
onrechte zijn controlekaart heeft laten stempelen, ver
liezen, voor een periode van één maand, alle recht op
den bij dit besluit voorzienen steun.
Bij herhaling, worden zij definitief geschorst
Art. 26. Gezinnen, waarvan een lid, zonder wettige
reden, weigert een bediening te aanvaarden, een be
diening verlaat of zich laat afdanken met het doel
opnieuw werkloos te werden, verliezen, voor een pe
riode van één maar.d, alle recht op den bij dit besluit
voorzienen steun.
Hetzelfde geldt, wanneer het ontslag het gevolg is
van een omstandigheid, die van den wil van den ar
beider afhangt.
Bij tweede weigering, verlating of afdanking wordt
deze straf verdubbeld.
Bij de derde inbreuk wordt de schorsing definitief.
Moeten niet op werkaanbiedingen ingaan
a) de werkzoekenden, die tijdelijk onbekwaam tot
werken zijn, op voorwaarde dat zij deze onbekwaam
heid door middel van een geneeskundig attest kun
nen verantwoorden. In geval van betwisting, wordt,
het geschil door een geneesheer van den geneeskun
digen arbeidsdienst beslecht
b) de vrouwen, die als gezinshoofd steun ontvangen
en verplicht zijn thuis te blijven om één of meer kin
deren onder de 14 jaar of zieken te verzorgen, te on
derhouden en te voeden.
Art. 27. Gezinnen, waarvan een lid, zonder wettige
reden, weigert de bij artikel 7 voorziene werken uit te
voeren of zijn verplichtingen niet behoorlijk volbrengt,
verliezen, voor een periode van één maand, alle recht
op steun.
Art. 28. Ieder persoon die bedelend wordt aangetrof
fen, wordt van den bij dit besluit voorzienen steun
beroofd, onverminderd de bij de wet van 27 November