BELLA STOCK 4 ONS MENCELWERK N' 23 NAAR EN DOORHEEN KONCOLEESCHE OERWOUD door Oud -Koloniaal jef VAN WYNSBERGHE door HENDRIK CONSCIENCE (Vervolg) Citoyens,zeide de man in verstaanbaar Fransch toen hij de officiers genaderd was, «ver geeft mij mijne stoutheid. Ik ben een goed repu blikein en Franschman van geboorte. Sedert twee uren loop ik mij buiten adem om u te zoeken in Adinkerke, in de duinen, op het strand. God zij geloofd, dat ik u eindelijk toch mag vinden. Gij hebt ons dus iets gewichtigs te zeggen?» vroeg kapitein Louis. Zeker iets gewichtigs. Blijft niet staan, ci toyens, ik moet insgelijks naar Adinkerke. Ik zal al gaande spreken, indien gij het mij veroorlooft; gij zult aldus uwen weg kunnen vervorderen. Welaan, wij luisteren,zeide de jongere of ficier, zijnen gang hernemende. Vooronderstelt, citoyens,sprak de visscher, dat hier ergens in de duinen een gevluchte edel man, een émigré, verborgen was, zou men wel eene goede belooning geven aan hem, die zijne schuilplaats zou doen kennen De officiers bezagen elkander met verrassing. Eene belooning, antwoordde de jongere. «Dit is volgens het gewicht der zaak. Het is toch wel zeker, niet waar, citoyens, dat alle émigrés, wanneer men ze vastkrijgen kan, door de guillotine moeten Allen, zonder uitzonderinger is geene ge nade voor die laffe landverrader o. En als die émigré eens vier of vijf Fransche soldaten had vermoord, zou men dan wel eene geldelijke belooning weigeren aan dengene, die de RepuDliek de middelen zou aanwijzen om hem te vangen Zeker niet, de Republiek is altijd gereed tot het erkennen der diensten, welke men haar be wijst, zeide de jongere officier, wiens nieuws gierigheid zeer was aangejaagd door de woorden des visschers. Gij zoudt de schuilplaats kennen van eenen émigré, die vijf Fransche soldaten heeft vermoord In de duinen Ja, citoyen, in de duinen. Op een groot kwart uurs van hier, niet verre van het strand, in het huis van eenen ouden, blinden visscher. De jongere officier blikte zijnen gezel met ver baasdheid in de oogendeze deed hem een bid dend en tevens bevelend teeken, dat hij zou zwij gen en zich tot den visscher wendende, zeide hij Ik zal maken, vriend, dat gij eene goede be looning krijget. Laat het over aan mijne zorg. Gij zegt, niet waar. lat de émigré, van wien g.. spreekt, verborgen is in de woning van eenen ouden blinden visscher, die Simon Stock heet Hoe is uw naam, en waar woont gij Ik heet Jacob Snel. Moeilijk is het. u van hier mijn huis in de duinen aan te wijzen maar vraag in Adinkerke of in de omstreken naar Ko Snel, den strandlooper, en iedereen zal u naar mijne woning brengen... Men heeft mij in het dorp gezegd, dat een generaal der Franschen te Veurne op de markt is geherbergd. Ik was voor nemens dezen avond nog naar de stad te gaan. Doe het niet, het zou u zeker uwe belooning doen missen,zeide de kapitein Louis met eene ontsteltenis, welke hij moeilijk kon meester blij ven en verbergen. Kom morgen, juist een half uur voormiddag, in de Nobele Roze, en vraag er den kapitein-adjudant. Onthoud dit wel en spreek met niemand anders van deze zaak. Gij zult te vreden zijn. Vaarwel, tot morgen Hij vatte den arm zijns kameraads en bad hem, zijnen stap te willen verhaasten. De strandlooper bleef staan en zag hen eene wijl met verwondering achterna. Het scheen hem, dat de beide officiers met gramschap tegen elkander aan het twisten waren, want een hun ner stampte al gaande met kracht op den grond en maakte geweldige gebaren. Weldra verdwenen zij echter in eene diepte tus- schen twee duinen, en de strandlooper, zich met blijdschap de handen wrijvende, keerde in het voetpad terug. X. Het was avondde blinde visscher zat onder den schoorsteen, met de handen te zamen evou- wen, in de houding van iemand, die bidt of in droeve gepeinzen ligt verzonken. Op de tafel stond een lampken, welks flauwe vlam geen licht genoeg verspreidde, om de uiterste hoeken der kamer te bereikende heili genbeelden tegen den wand en de potten en kop jes op de kas fonkelden door hun verguldsel als dansende sterren in de duisternis. Niets stoorde hier de stilte, dan het zachte gefluit van den wind, die uit het land zeewaarts waaide en bij poozen met meerder kracht tegen de ruiten des vensters aansloeg. De grijsaard hief eensklaps het hoofd op en luis terde. Het scheen hem, dat hij het gerucht van stappen voor de deur ontwaarde. Inderdaad, het was Bella, die met eene wollen deken, een pf.ar slaaplakens en een kussen onder den arm, in l.uis trad. Onder het murmelen van eènen stillen groet, 1 legde zij hare last op eenen stoel, ging dau tot i den grijsaard, vatte zijne hand en zuchtte Ach, vader, ik ben zoo ongelukkig Ik begrijp het, mijn kind,zeide de blinde mij verschrikt insgelijks het doodsgevaar, dat dien armen M. de Milval bedreigt maar laat ons niet vergeten, dat in de noodlottigste omstandig heden, wanneer alle mensehelijke hulp machte loos geworden is, de hulpe Gods evenwel mach tig blijft. Ja, ja, vader, en Zijne goedheid is oneindig. Ik zou willen hopen maar ik word vervolgd door ijselijke gezichten waar ik ga, of wat ik denk, altijd Fransche soldaten, die hem vangen altijd het gruwelijk mes der guillotine, dat mij in de oogen glinstert Gij moet uwe verbeelding bedwingen, mijn kind,zeide de grijsaard op droeven toon. Ze ker, wat gij vreest kan gebeuren maar zijn er dan voor M. de Milval geene kansen meer om aan zijne vijanden te ontsnappen Waarom wanho pen aan Gods bescherming Er volgde eene wijl stilte. Dan vroeg de blinde: Heeft M. de Milval nu het noodige om te kun nen rusten Hij heeft alles geweigerd, vader, antwoordde het meisje. Tante Claar had haren nieuwen stroozak op de schouders genomen ik had mij belast met onze beste dekens en met een kussen. Wij zijn tot hem gegaan, om hem in het verlaten huisje een bed te maken maar hij heeft zoo lang gesmeekt en ons zoo vurig bezworen, al deze voorwerpen terug naar huis te dragen, dat wij aan zijn verlangen hebben moeten voldoen. Het is eene dwaling van zijnentwege, en hij zal ze waarschijnlijk betreuren want al ware het, dat de bekommerdheid hem nu kon beletten te slapen, er zal evenwel een oogenblik komen, dat zijne vermoeide leden onweerstaanbaar de rust zullen eischen. e Gij misgrijpt u, vader die arme M. de Milval onderwerpt zich met eene wonderbare bedaard heid aan den wil des Heeren. Al stond de dood zelf voor zijne oogen op, zijn moed zou niet wan kelen, ik oen er zeker van. Toen wij in het verla ten huisje kwamen, lag hij met het hoofd op eenen hoop steenen en sliep zoo vast, dat wij hen? moesten wekken. Hij weigerde op een zachter bed te rusten, -uit edelmoed alleen. Hij meent, dat, indien zijne schuilplaats wierd ontdekt, men zou herkennen, van waar het beddegoed hem werd gebracht, en men ons daardoor zou vervol gen. O, vader, M. de Milval heeft een dankbaar harthij zou liever honderdmaal sterven, dan ons de minste onaangenaamheid te veroorzaken.» Ja, mijn kind, hij is een goed, een edel jonge ling. Hadde ik de macht om hem tegen zijne vijanden te beschermen, al ware het met groot gevaar, ik zou het doen zonder zijne toestemming te vragenmaar, eilaas, wat kunnen wij voor hem Niets, eilaas, niets zuchtte het meisje. Se dert oom Louis is heengegaan, martel ik mij den geest om een uitzicht te vinden overal een ge lijk gevaar en dezelfde duisternis Nog ééne hoop blijft ons, mijn kind. Djosep zal immers morgen vroeg vertrekken, om de we gen te verkennen. Hij zal verre het land ingaan. Indien hij eene richting ontdekt, waar geene Fransche soldaten zijn, zal hij misschien M. de Milval nog kunnen redden. Ik weet niet, vader, wat kozijn Djosep heeft. Men zou zeggen, dat hij van kwaden wil is. Hij heeft geweigerd den stroozak te dragen en ons naar de hut van Pieter Mulle te vergezellen. Hij zeide, dat hij zeer vermoeid wasen hij is on middellijk te bed gegaan. Maar hij heeft evenwel beloofd, dat hij mor gen, zoohaast het weder nacht geworden is, M. de Milval het. land zal inbrengen Ja, vader, hij heeft het beloofd. Wees dan niet bekommerdDjosep heeft een edelmoedig hart, en de vrees is hem onbekend. Zijne belofte zal hij met trouw vervullen. Het is wel mogelijk, dat hij M. de Milval dwars door het leger brenge, zonder dat men hen ontdekke. O, vader, indien uw gelukkig vooruitzicht zich kon verwezenlijken...» Zij verbleekte en sprong recht. Hemel, men komtIk hoor het geklingel van eene sabelDaar zijn de Fransche soldaten om hem te vangen Dank, o God, het is mijn oom Louis kreet zij, toen de deur zich had geopend. De kapitein trad binnen en deed een teeken om de stilte te bevelen. Op zijn gelaat stond eene uitdrukking, die tevens plechtig, streng en ge- hei zinnig waszijne lippen waren spijtig te zar n getrokken, en zijn blik scheen vol verwijt. Verwijl Bella hem bevend aanzag, zette hij zich bij de tafel neder en vroeg Het verwondert u. mij zoohaast weder te zien, niet waar, Simon? Ik keer in de duisternis tot HET Een origineele reportage en tevens een pracht- roman, rijk gedokumenteerd. Prijs 3# fr TE KOOP TEN BUREELE DEZER u terug, ontsteld door verontwaardiging en schrik. Waarom hebt gij mij iets verborgen, dat uw leven en het leven -mijner arme nichte in groot gevaar brengt Inderdaad, broeder, ik heb u iets verborgen, dat niet van aard was om aan Fransche soldaten te worden toevertrouwd maar is het wel daar van, dat gij spreken wilt Gij hebt eenen émigré, eenen Franschen edel man in uw huis Eilaas, hij is verraden gilde Bella met de handen in de hoogte. Bedwing u, nichte, en spreek stilde émigré zou ons hooren. Hij slaapt daarboven op den zol der, niet waar Hij is verborgen in de duinen, op eenige mi nuten van hier,antwoordde de blinde. Gelijk gij zegt, nichte, hij is verraden,her nam de kapitein. «Zijn lot is beslist, want...» Maar gij, gij alleen kent dit geheim on derbrak het meisje, schier bezwijkende van angst. Neen, de kameraad, die met mij hier gekome* is, kent het insgelijks. Hier is geen tijd te ver liezen stel alle deernis ter zijde, en luister op hetgeen ik u ga zeggen. Bella greep de handen des kapitein, en, ze met koortsige vurigheid drukkende, smeekte zij, ter wijl tranen uit hare oogen sprongen Oom lief, gij hebt meer ondervinding en meer verstand dan wij. Gij zijt zoo edelmoedig en zoo goed O, geef ons raadGij moet het middel kennen om den armen edelman te redden. Zeg dit middelword de beschermer van een onschul dig slachtoffer, en ik zal uwen gezegenden naam in al mijne gebeden noemen. Maar dit gaat te verreriep de kapitein met gramschap. Gij durft hopen, dat ik de hand zal leenen tot de redding van eenen man, die niet alleen een vijand is der Republiek, maar nog daarenboven een afschuwelijke moordenaarGij roept mijne bescherming in over een mensch. die vijf Fransche soldaten heeft vermoord O, mijn oom, het is valschelijk gelogen. Wie heeft hem dus beschuldigd Het is een zekere Ko Snel. Hij heeft den émi gré verraden om geld te krijgen. De strandlooper God zal hem straffen murmelde de blinde. De valsche Judaskreet Bella met eene schrikkelijke aangejaagdheid. Het is M. de Mil val niet die Fransche soldaten heeft vermoord zij zijn het integendeel, die hem vermoord heb ben. Laat mij u zeggen, wat er is geschied, oom lief, en gij zult zien, dat hij uwe bewondering en uwen eerbied verdient om zijn moed en zijne...» Zwijg, nichte,beval de kapitein met een dwingend gebaar. Spreek niet meer ik mag u niet aanhooren. Het is tijd verloren. Wat hij ge daan hebbe of niet, hij is een émigré zijn hoofd zal vallen. Ik moet u doen begrijpen, dat uw eigen leven en het leven uws vaders slechts kan behouden worden door de slachtoffering van den man zeiven, dien gij wenscht te redden. Alzoo, nichte, onderbreek mij niet meer. Bella greep de handen des kapiteins, en, ze met sloeg, met eenen versmachten angstkreet, zich de handen voor de oogen. Simon, sprak de kapitein, gij kent de wet ten der Fransche Republiek nietin uwe eenvou digheid zoudt gij niet kunnen begrijpen, dat uw medelijden eene misdaad is, die gestraft wordt met de guillotine. Het is zoo nochtans de Fran sche Republiek vervolgt niet alleen de gevluchte edellieden als verraders van hun vaderland maar zij omvat in hare onverbiddelijke wraak ook al degenen, die de émigrés helpen verber gen of hun den minsten bijstand leenen. Dank God, dat het Hem behaagd heeft, mij nog intijds kennis te laten hebben van uwe noodlottige dwa ling. Weet gij wat er zonder die gelukkige om standigheid zou zijn geschied Morgen zouden de Fransche soldaten hier gekomen zijnmen zou mijnen blinden broeder en mijne onnoozele nichte de armen op den rug gebonden hebben men zou hen naar Frankrijk in eene gevangenis hebben gevoerd... en nooit, nooit zou nog iemand van hen hebben hooren sprekenwant de guillo tine of een geheime dood in den kerker zou on feilbaar hun lot geworden zijn. Uw medelijden voor den edelman moge groot zijngeloof zelfs een werk van liefde te volbrengen, dat God aan genaam is. Broeder, zal u dit tot zooverre doen verdolen, dat gii het leven van uw kind voor eenen vreemdeling zoudt opofferen (Wordt vervolgd i Druk. Dumortier, 34, Boterstraat, 34, Yper Tel. 3W

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1940 | | pagina 12