De Arme Edelman 11 ONS MENGELWERK Nr 13 Vermijdt alle sabotagedaden, door HENDRIK CONSCIENCE (Vervolg) Uwe arme moeder was zeer mager geworden hare oogen waren allengs dieper in haar hoofd gezonken, de bleekheid harer wangen was ijse- l>jk om te aanschouwen. Ik, bij het gezicht der verkwijning van haar, die ik meer dan mijn eigen leven beminde, bij het eeuwig lezen van het woord sterven, dat op haar gelaat zoo duide lijk en zoo dreigend stond geprent, werd half zin neloos van wanhoop en verdriet... Lenora zat met den blik ten gronde, terwijl eenige stille tranen over hare wangen begonnen te vlieten. De edelman zag haar eene wijle sid derend aan, doch hernam welhaast zijne droeve geschiedenis «Arme moeder, zij deed niets dan weenen telkens dat zij haar kind, haar kleine Lenora, aanblikte, borsten de tranen uit hare oogen. Uw naam zweefde gedurig op hare lippen het was een onophoudend gebed, dat de goede ten hemel opzond. Eindelijk hoorde zij de stemme Gods, d»«* haar tot zich riepde priester had haar de laatste reize voorbereidmen had u uit hare ar men gerukt en op de hoeve geleid. Ik bevond mij alleen, in den schoot des nachts, met haar, wier koude lippen mij reeds den eeuwigen afscheids zoen gegeven hadden mijn hart bloedde, de wanhoop verteerde mijn ingewand... Wat waren hare laatste stonden pijnlijk, o GodReeds scheen zij een gevoelloos lijk, en nog vloeide een tranenstroom uit hare weggezonkene oogen, ter wijl hare lippen nog moeite deden om den naam van haar kind, als eene klacht te stamelen. Voor het bed geknield, hief ik de handen ten hemel en smeekte om verzachting haars lijdens om ver giffenis voor hetgeen ik had gedaanof wel, ik stond op, legde mijne handen aan hare bleeke wangen en zoende het smartwater van haar aan gezicht. Mijne zinnen waren weg... Eensklaps scheen het gevoel in haar terug te keerenhet was de laatste vonk der levenslamp, die vervlie gen ging. Zij riep mij bij mijnen naam ik sprong op en zag haar als verdwaald in de oogen. Met klare stemme zeide zijHet is gedaan, mijn vriend. Vaarwel. God heeft mij geenen zachten doodsstrijd gegundik sterf met de overtuiging, dat mijn kind, mijn arm kind, ongelukkig zal zijn op deze aarde. Ik weet niet wat mijne liefde tot haar mij in sprak en mij zeggen deedmaar toch, ik beloof de haar, ik nam God tot getuige, dat haar kind, dat gij, Lenora, niet in ellende blijven zoudtdat uw lot een gelukkig lot zou worden. Op het aan gezicht uwer stervende moeder verscheen een hemelsche lach zij geloofde in dit uiterste oogen- blik aan mijne belofte. Zij hief nog hare ar men tot op mijnen hals en raakte mijnen mond met hare lippen... Ik voelde echter even spoedig hare armen zich ontspannen en hare ziel met eene laatste ademing tot God opklimmen. Eilaas, Lenora, gij hadt geene moeder meer Mijne Mar- garetha was dood De edelman boog net hoofd diep op de borst en zweegLenora zat even stilzwijgend en ween de met de handen voor de oogen doodsche stilte heerschte in den omtrek. Welhaast naderde de maagd met haren stoel dichter bij haren vader en vatte sprakeloos zijne hand. Zoo bleven zij beiden eene lange wijl in diepe droefheid verzonken, totdat Lenora opstond en haren vader door bewijzen van liefde poogde te troosten. Mijnheer Van Vlierbeke, alsof hij haast had om zijn verhaal te eindigen, sprak met vrijere stemme Luister nog, Lenora wat mij te zeggen over blijft, is niet zoo droefhet betreft mij alleen. Misschien dede ik wel het u te verzwijgen maar ik heb eene vriendinne noodig, die wete, wat ik heb doorstaan, die al mijne geheimen kenne, en mij toelate in haar hart over te gieten, wat mijn hart sedert tien jaren heeft verkropt en verbor gen. Uwe moeder, mijn eenige steun, was mij ont nomen ik bleef alleen op den Grinselhof met u, Lenora, mijn kind, en met mijne belofte, met de belofte, voor God gedaan aan een stervende Wat zou ik beproeven om ze te vervullen Mijne erfelijke goederen afstaan en in een vreemd land gaan dwalen, en werken om voed sel voor ons beiden te winnen Dit mocht ik niethet was onmiddellijk de ellende voor u aanvaarden. Aan dit middel kon ik niet denken. Na lange en pijnlijke overwegingen scheen het mij, dat een lichtstraal in mijnen geest was ge daald, en met hoop hechtte ik mij vast aan het eenig ontwerp dat, zoo niet mij, ten minste mijn kind eene niet ongelukkige toekomst kon belo ven. HET YPERSCHE 31-1-1941 Ik besloot onze armoede met meer ijver dan ooit verborgen te houden, en mijn leven toe te wijden aan het versieren van uwen geest. God heeft u mildelijk met lichaamsschoonheid be gaafd. Lenora uw vader zou u begiftigen met kunst, met wetenschap, met hoffelijkheid, met deugd, met godsvrucht en met zedigheid. Hij zou van u, naar ziel en lichaam, het schoonste vrou wenbeeld maken... en hij durfde hopen, dat de edelheid uws bloeds, de bevalligheid uwer ge stalte en uws gelaats, de schatten uws verstands en uws gevoels den bruidschat zouden opwekken, dien hij u niet geven kon. Hij streelde zich met de gedachte, dat gij aldus een goed huwelijk zoudt doen, en in de wereld gedeeltelijk den stand zoudt wedervinden, waartoe uwe afkomst u recht te geven schijnt. Tien jaren lang, mijn kind, heb ik u onderwe zen in wellevendheid, in gezellige kunst en in wetenschap. Wat ik vergeten had of wat ik niet kende, leerde ik zelf gedurende den nacht, om het u te kunnen mededeelen. Terwijl ik met gods- dienstigen angst elke smart, elke onaangename aandoening uit uwe baan keerde, en u, in zekere maat, alles verschafte wat onze schijnbaar wel hebbende stand scheen toe te latenterwijl de bestendige lach van genoegen op mijn gelaat u verheugde, knaagden vrees, angst en schaamte gedurig in mijnen boezem, en ik telde met schrik de stappen des tijds, die mij nader voerden tot het noodlottig oogenblik. Ach, Lenora, zou ik het u zeggen ik heb honger geleden en mijn lichaam door gebrek aan voedsel laten vermagerenDe helft mijner nachten doorgebracht, in slavelijken arbeidmijne kleederen genaaid, den moestuin met de spade bewerkt en, in het geheim der duis ternis, allerlei ambachten aangeleerd en uitge oefend, om voor u en anderen onze armoede ver holen te houden. Dit alles was echter nietsin de stilte des nachts had ik mij voor niemand te schamen. Bij dag echter moest ik eeuwig worstelen tegen de vernedering, en met bloedend hart den grievend- sten hoon verkroppen... De maagd aanschouwde haren vader met kwij nende oogen, waarin een traan des medelijdens zich vertoonde. Mijnheer Van Vlierbeke drukte troostend hare hand en ging voort «Wees niet droef, Lenora, Sloeg de hand des Heeren mij diepe wonden, Hij had ook in zijne barmhartigheid mij den balsem geschonken om ze telkens te heelen. Een enkele lach, die van uw liefderijk gelaat mij tegenblonk, was voldoende om uit mijnen boezem een gebed van dankbaar heid ten Hemel te doen opstijgen. Gij ten minste waart gelukkigmijne belofte was tot daartoe vervuld gebleven. Eindelijk vermeende ik, dat God zelf iemand in onze baan gestuurd had om u, mijn kind, uit de naderende ellende te redden. Er ontstond eene zuivere vlam der liefde tusschen Gustaaf en u. Een huwelijk scheen het gevolg dezer genegen heid te moeten worden. Dan, ik heb aan mijnheer De Necker, bij zijn laatste bezoek, den beklaag lijken toestand mijner zaken verklaard. Hij heeft daarop onwederroepelijk geweigerd aan het ver langen zijns neefs te voldoen. Alsof die slag, waardoor mijne schoonste hoop vernietigd werd, niet genoeg ware geweest om mij te verpletten, vernam ik bijna terzelfder tijd, dat de vriend, welke mij de vierduizend franken leende, met oorlof om den schuldbrief jaarlijks te vernieuwen, in Duitschland is gestorven, en dat de erfgena men de betaling der schuld eischen. Ik heb de stad doorkruist, aan elke vriendendeur gebeld, hemel en aarde in mijne wanhoop verroerd om aan dien laatsten smaad te kunnen ontsnappen, alles bleef vruchteloos. Morgen reeds mis schien zal men, op de poort van onzen Grinsel hof, eene plakkaart hechten, waarbij de ver- kooping aangekondigd wordt, niet alleen van onze vaste goederen, maar zelfs van ons huisraad, van voorwerpen, die ons door aandenken dier baar zijn. Ons eigen eergevoel gebiedt ons, in de verkooping alles te brengen wat eenige waarde heeft, opdat het beloop onzer schulden worde be reikt. En, indien het lot ons gunstig genoeg ware om ons toe te laten iedereen te voldoen, het ware nog een groot geluk te midden onzer ellen de, mijn kind. Gij glimlacht zoo helder, Le nora De blijdschap straalt uit uwe oogenbe droeft deze noodlottige ramp u dan niet En dit is nu hetgeen u verkwijnen deed, va der? Anders niet? Geen geheim heeft uw hart bewaard vroeg de maagd. Geen, mijn kind, gij weet alles. Voorwaar,hernam Lenora met ernst, ik weet, dat zulke slag, door alle anderen, als een schrikkelijk ongeluk zou worden aangezien; maar wat vermag hij op ons Waarom spreekt gij zelf nu zoo koelbloedig, vader Waarom schijnt gij, evenals ik, onverschillig aan de ongunstige beslis sing van het lot Ahhet is omdat gij weder moed en vertrou wen in mijnen boezem hebt gestort, Lenora om dat ik, na zulke lange derving, weder in het bezit uwer openhartige genegenheid ben gesteldom dat gij mij hopen laat, dat gij toch niet ongeluk kig zult zijn. Ik weet wat gij mij antwoorden gaat, edel kind, dat God mij schonk als een schild tegen alle lijden welaan, ik zal, zonder het hoofd te bukken, den rampspoed aanvaarden en met verduldigheid mij onderwerpen aan den wil Gods... Na eene korte poos voegde hij er met treurnis bij Maar, eilaas, wie weet welk lijden ons voor- bewaard is In de wereld gaan dwalen, verre van vrienden en bekenden eene verborgene schuil plaats zoeken, en door het werk onzer handen het dagelijksch voedsel moeten winnen. Gij weet niet, Lenora, hoe zuur het brood der armoede smaakt De jonkvrouw sidderde, daar zij de droefheid weder als eene sombere wolk over het gelaat haars vaders zag nederzakken. Zijne handen met geestdrift aangrijpende en hem diep in de oogen ziende, zeide zij op smeekenden toon Ach, vader, de glimlach der tevredenheid blijve op uw gelaatWees zeker, wij zullen ge lukkig zijn. Verplaats u, met den geest, in den toestand die ons wacht. Wat is daarin dan toch zoo schrikkelijk In alle vrouwelijke handwerk ben ik behendig en daarenboven genoeg door u onderwezen om anderen te leeren, wat gij mij in kunst en wetenschap hebt geschonken. Ik zal voor ons beiden ijveren en werken. God zal mij nen arbeid zegenen. Ziet gij, vader, wij wonen alleen en vergeten, op een zindelijk kamerken, in vrede, in volle rust des harten, altijd te zamen, elkander beminnend, verheven boven lot en ramp, en levend in den hemel onzer wederzijd- sche opoffering, in den hemel der oneindige lief de Ah, het schijnt mij toe, dat nu eerst de ware zaligheid der ziel voor ons beginnen gaatEn gij. mijn vader, zult gij langer nog treuren, ter wijl ons een geluk toelacht, dat weinige sterve lingen op aarde mogen genieten Mijnheer Van Vlierbeke had zijne dochter in verrukking aanschouwdde begeesterde, doch zoete toon harer stemme had hem dusdanig ont roerd, hare sterkmoedigheid, waarvan hij de edele reden doorgrondde, had hem dermate met bewondering vervuld, dat milde gelukstranen zijnen oogen ontsprongen. Hij trok met de eene hand Lenora tegen zijne borst, legde de andere op haar hoofd, en stuurde de oogen in godsdiens tige verrukking hemelwaarts. Zoo bleef hij sprakeloos met den blik tot God opgeheven. Een stil gebed, eene zegening vooi zijn kind, eene innige dankbetuiging steeg, als eene heilige autaarsvlam, uit zijn hart tot voor den troon van Hem, die hem zijne goede Lenora had geschonken. VIII. Zooals mijnheer Van Vlierbeke het Lenora had gezegd, werden een paar dagen later de berich ten der verkooping zijner goederen in de dag bladen gezet en overal, in de stad en op de omlig gende gemeenten, aangeplakt. De zaak maakte een zeker gerucht, en ieder verwonderde zich over het verval des edelmans, die men zoo rijk en gierig had gewaand. Vermits de verkooping ter oorzake van vertrek was aangekondigd, zou men de ware beweegre denen er van niet hebben kunnen raden, hadde niet van uit de stad de tijding zich verspreid, dat mijnheer Van Vlierbeke tot dit besluit was over gegaan om zijne schulden te betalen, en hij diens volgens geheel in armoede was vervallen. Zelfs werd de ware oorzaak zijns ongeluks, namelijk de hulp, door hem aan zijn broeder verleend, on der de lieden bekend, ofschoon men de bijzonder heden er van niet duidelijk wist te vertellen. Sedert de aankondiging had de edelman zich nog meer dan ooit afgezonderd, om aan alle ver klaringen te ontsnappen. Hij wachtte met ver duldigheid het tijdstip der verkooping afen al hoewel het gevoel der smart dikwijls geweld deed cm zijn gemoed te overmeesteren, vond hij in de onophoudende aanmoediging zijner dochter de macht om met eene soort van fierheid den noodlottigen dag te gemoet te zien. Intusschen was hem, uit Rome, een brief van Gustaaf toegekomen, waarin tevens eenige rege len voor zijne dochter waren besloten. De jon geling verklaarde daarin, dat zijne genegenheid tot Lenora in de afwezigheid inniger dan ooit geworden was, en dat zijn eenige troost bestond in de hoop, dat hij toch eens met haar door den band des huwelijks zou worden vereenigd. Langs eenen anderen kant echter was zijn schrijven niet zoo aanmoedigend, dewijl hij insgelijks, met droeve klachten, meldde, dat zijne pogingen bij zijnen oom tot nu toe waren mislukt. ('t Vervolgt). Zoo stelt gij u zelf en ook uw Medeburgers Aan geen strafmaatregelen bloot. Druk. Dumortier, 34, Boterstraat, 34, leper T«l. 3»t

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1941 | | pagina 12