WETENSCHAPPELIJK HOEKJE
HET SNEEUWKLOKJE
JOZEF SIMONS
Leest en verspreidt HET YPERSCHE
Naamdagen.
Zon.
Maan.
Maanstanden.
GROOTE FIGUREN DER WEEK
VRAAGT
CRISTAL-CHAUDFONTAINE
het volmaakt tafelwater
DepotBROUWERIJ J. G. DONCK
I1ET YPERSCHE 7 -2 -1941
O
Een tak der wetenschap die we tot nu toe fel
hebben verwaarloosd is de plantkunde. U zult
ons zeggen, waarom daar nu over gesproken, het
is volop winter en van bloemen is er nu buiten
de serren niet veel te bespeuren. Inderdaad
veelzijn er niet, doch er zijn er en dus be
staat er reden om er over te praten. In den zo
mer zijn er zooveel bloemen dat we voor een
moeilijke keus zouden staan en in dit seizoen is
de keus echter niet te groot en dit vergemakke
lijkt onze taak.
De sneeuwklokjes en winterakonieten, die in
het najaar de aardkorst hebben doorgebroken
zullen in Februari bloeien, zoo de winter niet al
te streng optreedt.
In het Latijn draagt het sneeuwklokje den zeer
geleerden naam Galanthus nivalis en voor de
ingewijden zegt deze naam veel. Galanthus
is samengesteld uit twee Grieksche woorden
gala dat melk en athos dat bloem beteekent
en dus moet vertaald worden: melkachtige bloem,
hetgeen beduidt dat de bloem zoo wit is als melk.
Nivalis beteekentmet sneeuw bedekt en dit
omdat het sneeuwklokje doorgaans reeds bloeit
terwijl de grond nog met sneeuw bedekt isook
zijn Nederlandsche naam verraadt dit reeds.
We zoeken het decimeterhooge plantje aan heg.
gen en in het kreupelhout, daar kan het alleen
lieht en lucht in overvloed krijgen, zoolang gras
en andere kruiden nog klein zijn en het loofdak
zieh nog niet boven hem gesloten heeft.
Hoe komt het dat dit plantje zoo vroeg kan
verschijnen Dit is dank zij zijn onderaardsche
«bol», een echte Voorraadschuur, aangelegd in
het goede seizoen, waaruit de eerste onkosten
bestreden kunnen worden. Reeds in het najaar
ontspruiten onder den grond uit den reeds ge-
vormden nieuwen bol twee bladeren, die opge
sloten zijn door een vliesachtige scheede. Deze
scheede moet de teere plant beschermen tegen
beschadiging bij het opbreken van den grond.
Zoodra de grondoppervlakte bereikt wordt houdt
de scheede op met groeien (haar taak is immers
volbracht) en ze wordt opengebroken door de
bladeren waartusschen de jonge bloem goed be
schut ligt.
Op een zachten winterdag wordt het omhulsel
doorbroken, eni in een prachtig sneeuwwit
kleedje komt nu het bloempje te voorschijn. Lang
duurt het niet of het neemt de welbekende han-
geKde houding aan.
Laat ons onbescheiden zijn en deze teere, doch
stoute uitdaagster van sneeuw en vorst wat van
cfiehterbij bekijken. We bemerken dat het vrucht,
beginsel onderstaand is en bijgevolg als een
knobbeltje onder het bloemdek zichtbaar is. De
drie buitenste blaadjes van dit bloemdek zijn
sneeuwwit, de drie binnenste zijn merkbaar klei
ner, eveneens wit, doch dragen aan den buiten
kant een half maanvormige groene vlek en aan
dien binnenkant vele groene strepen, waartus
schen de honig afgescheiden wordt. De groote
kelmkn oppen der zes meeldraden vormen een
kegel en de stempel steekt daartusschen naar
kuiten. De helmknoppen hebben aan den top een
korstelhaartje en springen daar met twee gaatjes
•pen. Bij de geringste beweging valt het stuif
meel er uit.
Wanneer er een insect komt honig zuigen moet
het noodgedwongen om aan de lekkernij te kun-
»en, met den kop tegen de borstelhaartjes stoo
lten en deze in beweging brengen, en daar de
hloem knikkend is strooien de helmknoppen
m een peperbus, het stuifmeel op den kop van
két insect. Bij het bezoeken eener volgende .bloem
wordt het stuifmeel afgestreken op den stempel
die verder uitsteekt en de bestuiving heeft
p4aats. (1)
In onze streken wordt het sneeuwklokje haast
uitsluitend bezocht door de honigbijen. Dit moet
ons niet verwonderen als wij den vroegen bloei
tijd van deze plant in acht nemen. In dezen tijd
■van het jaar zijn er geen andere insecten te zien
«ian enkele vliegen en de honigbijen en dan nog
maar alleen bij zonnig weer. De honigbijen ver
laten hun korven en kassen zoohaast de tempe
ratuur buiten tot 10° stijgt. Ook treden soms als
Bezoekers op de blinde bij (soort vlieg) en de
lmisvlieg.
De geelgroene vrucht is een zaaddoos, die aan
<1) Evengoed als voor mensch en dier komt eens
voor elke plant (het is een levend wezen), het oogen
etic van sterven. Zij moet dus voor nakomelingen zor
gen, zij moet dus voortplanten. Zoo bestaat er dan ook
»lj de planten verschil in geslachten.
Het stuifmeel (teelzaad) moet van de meeldraden
«mannelijke organen) van een plant op de stempels
«vrouwelijke organen) van een andere plant overge
bracht worden (bestuiving). Het mannelijk stuifmeel-
Jwrreltje zal in den stempel het vrouwelijk onbevruchte
Wadknopje opzoeken om samen de vrucht (draagster
van het zaad) te vormen.
Dtt is grosso modo de meest verspreide manier tot
Voortplanting.
den top met drie kleppen openspringt. De witte
zaadjes bezitten een vleeschachtig aanhangsel
waarop eenige mierensoorten verlekkerd zijn. Zij
slepen deze zaden mee naar hun nest en dragen
alzoo bij tot de verspreiding der plant.
Wie vindt dit jaar het eerste sneeuwklokje
De lichtverduistering begint met den
zonsondergang en eindigt met den zons
opgang.
LETTERKUNDIGE PORTRETTEN.
o
Een schrijver, op wien Vlaanderen met fierheid mag
neerzien, is buiten kijfJozef Simons.
Beweren zal ik niet, dat hij meesterwerken heeft ge
leverd. Wat hij ons tot nu toe geschonken heeft, was
schoon, eerlijk en voortreffelijk, werk. Echte, geniet
bare, gezonde volkskunst.
Zoek bij Simons geen ingewikkelde noch diepe lite
ratuur; geen zielkundige uitrafelingen, noch moderne
onderwerpen.
Al zijn boeken, romans of novellen, spelen in de
Kempen, die nog zijn gebleven, de streek van rust en
levensblijheid het ocrd van gebed en waar een auteur
nog heel rustig en in volle overgave werken kan. Hier
door draagt zijn oeuvre een bijzonder kenmerk, waar
door hij in het rijk der Nederlandsche letteren, een
voorname plaats heeft veroverd.
In zijn roman- of novellistisch werk, niet de minste
invloed van het jachtige of zenuwschokkende moderne
leven. Elke zin, elke bladzijde is bedacht en beleefd.
Zonder overhaasting, eenvoudig en kalm vertelt deze
auteur. Bij hem geldt niet het aantal geschreven blad
zijden, maar wel waten hoehij deze heeft ge
schreven.
Ernst en humorleed en vreugdegemoedelijkheid
en eenvoud wisselen zich af in zijn oeuvre en smelten
tot een gezond en aanneembaar realisme, dat aan zijn
werk een aantrekkelijkheid en een bekoring geeft,
waaraan weinigen kunnen weerstaan.
Dat zijn romans en novellen dus heelemaal regiona
listisch gekleurd zijn, kan of mag zijn letterkundige
voortbrengselen niet in waarde laten dalen. Vele cri
tici, zoowel ten onzent of buiten onze grenzen, betoog
den dat de begrensde heimatliteratuur storend
werkte op de volle ontwikkeling van een letterkunde.
Vanzelfsprekend hebben deze heeren gelijk, wanneer
het onbeduidend regionalistisch werk is, maar het hoe-
danigheidsrijke oeuvre, als dat van Simons, kan enkel
onze Nederlandsche literatuur ter eere strekken. Het
bewijsEer Vlaanderen Vergaaten Dientje Go-
ris zijn in het Duitsch vertaald. Van het eerstver*-
noemde werk werd de toelating aangevraagd voor een
Zweedsche vertaling.
Toen de wereldoorlog uitbrak had de zes en twintig
jarige Simons reeds een tweetal werken uitgegeven
Een Sant in eigen land(1912) en Masttoppen
(1914), waarmede hij de aandacht op zich trok.
Onze letterkundige werd vliegensvlug bij het strij
dende leger ingelijfd. Eerst was hij kanonnier en ver
volgens tolk bij de Engelsehen. Die vier gruweljaren
zou hij nimmer vergeten... Hij zou ze ten andere vast
leggen in enkele boeken, die tot de karakteristieke van
zijn letterkundige productie behooren.
Nauwelijks was de menschenslachting uitgeraasd of
enkele maanden nadien kwam zijn alomgekende Bo-
nifacius Suykerbuyk (1919) onze volle aandacht op-
eischen.
Was voornoemde roman drollig en vermakelijk, een
gansch anderen klank zou zich laten hooren in Ka
nonnier» (1921), «Herleven» (1922) en bijzonderlijk
in het heftige «Eer Vlaanderen Vergaat» (1928), dat
vele Vlamingen tot diep en bitter nadenken stemde.
De titel van laatstvermeld boek klinkt als een uit
daging en heeft de kracht van een onverbiddelijke aan
klacht. Hierin wordt verhaald het leed. de miskenning
van een stam, van een volkhet VlaamscheHier
klinkt een mannelijke kreet om recht en wordt ge
trouwheid gezworen aan den Vlaamschen moedergrond.
Jaren lang vond dat boek geen uitgever. De heer Jan
Van Mierlo, die het handschrift bij toeval opmerkte,
las het. Het boek begeesterde hem. Wat anderen niet
durfden, deed hij. Hij gaf het boek uit. Het was een
triomf
Daarna volgden nog: «De Laatste Flesch(1930),
tafereelen uit het pastoorsleven; «Harslucht» (1933),
een bundel degelijke vertellingen van eigen bodem
«Dientje Goris», (1935), dat zich aansluit bij Eer
Vlaanderen Vergaat maar veel zachter en bezadiger
van toon is; «Twee Koningskinderen» (1935), de ver
heerlijking van het Kempische, godsdienstig leven
Victor Ceuleman die met Bonifacius Suykerbuyk
innig verwant is.
Heeft Simons een niet te ontkennen romanciers- en
novellistentalent, in het moeilijk domein van het volks
vertelsel, is hij eveneens werkelijk eenig. Inhoud, vorm.
vertelkunst bewijzen zijn talent met de suksesvolle
bundels«Ons vroom en vroolijk Kempenland Voor
't Varken komt». «Twaalf Sterretjes» (Mariaverhalen).
Zijn reisverhalenIn Spanje In Italië Naar
Oberammergau en In Skandinavië zijn leesbare
en leerrijke reisrelazen. Als vertaler deed hij zich ook
kennen; .o a. metKleine Pilatus (1910) naar L.
Coloma: «De Schoone Maalderin(1922) naar Pedro
de Alarcon, Sneuwwitje (1927) naar F. Finn. Aan
voorname tijdsehrijften werkte hij ook mede Diet-
sche Warande en Belfort»; Vlaamsche Arbeid en
Hooger Leven enz.
Kennis nemend van het voorgaande, komt men zoo
stilaan tot den slotindruk dat Jozef Simons, die men
onlangs als vijftiger gevierd heeft, wel kan doorgaan
als een flink en verdienstelijk werker.
Heeft deze auteur lastige levensjaren gekend (hij
was achtereenvolgens precepteur, bediende) thans is
hij bedrijvig in de bekende uitgeverij van Van Mierlo
te Turnhout, waar hij ongetwijfeld nuttig en zeer
vruchtbaar werk verricht.
Wij hopen van Jozef Simons, die nu bijzonderlijk
liederen schrijft, dat hij ons toch nog op ander letter
kundig werk zal vergasten.
In literatuur mag een vijftiger niet deserteeren. Jo
zef Simons, wij wachten dus...
Albert Blontrock.
9
van 9 tot 15 Februari 1941.
Zondag 9 FebruariSeptuagesima.
Maandag 10 Februari: Scholastica.
Dinsdag 11 Februari: Adolf.
Woensdag 12 FebruariEulalia.
Donderdag 13 Februari: Godfried, Adelin, GÜbert
Vrijdag 14 Februari Valentinus.
Zaterdag 15 Februari Euphrosina, Faustinus.
Opgang
Ondergang
Zondag 9 Februari
9 u.
07
18 u.
48
Maandag 10 Februari
9 u.
05
18 u.
49
Dinsdag 11 Februari
9 u.
03
18 u.
51
Woensdag 12 Februari
9 u.
02
18 u.
53
Donderdag 13 Februari
9 u.
00
18 u.
55
Vrijdag 14 Februari
8 u.
58
18 u.
57
Zaterdag 15 Februari
8 u.
56
18 u.
58
Opgang
Ondergang
Zondag 9 Februari
16 u.
20
6 u.
55
Maandag 10 Februari
17 u.
27
7 u.
39
Dinsdag 11 Februari
18 u.
39
8 u.
18
Woensdag 12 Februari
19 u.
54
8 u.
52
Donderdag 13 Februari
21 u.
12
9 u.
24
Vrijdag 14 Februari
22 u.
29
9 u.
54
Zaterdag 15 Februari
23 u.
47
10 u.
24
Volle maan12 Februari, te 2 u. 26.
Laatste kwartier: 18 Februari, te 20 u. 7.
Nieuwe maan26 Februari, te 5 u. 2.
Eerste kwartier6 Maart, te 9 u. 43.
GUTENBERG
Johann Gutenberg, uitvinder der boekdruk
kunst, leefde van omstreeks 1400 tot na 1467.
14 Februari geldt voor sommigen als zijn over-
lijden9dag. Van zijn levensloop vóór 1436 is wei
nig of niets met zekerheid bekend. Hij stamde
uit het patricische geslacht Gensfleisch en voerde
den naam Gutenberg, die later zijn hoofdnaam
werd, naar het landgoed van dien naam. Zijn ge
boorteplaats moet Mainz zijn of een plaats in de
onmiddellijke omgeving daarvan.
Dat hij werkzaam was als boekdrukker valt
niet met zekerheid te bewijzen. De gevonden do
cumenten bieden slechts zwakke gegevens om
een beeld van de persoonlijkheid van Guten
berg te geven. Nog minder zijn zij geschikt
om een inzicht te verschaffen in Gutenberg's
wijze van werken, en zoodoende, in de ont
wikkelingsgeschiedenis van den eersten boek
druk. Zij toonen aan dat hij niet kan gedrukt
hebben vóór 1450. Haebler ziet in Gutenberg niet
den man van de practijk, doch den man van de
theorie, den leermeester van andere drukkers,
wier zet-, giet- en drukmateriaal hij voor hen in
orde bracht. Hij overleed als hofdienaar van
Graaf Adolf van Naussau te Mainz.
MAURITS SABBE
Maurits Sabbe, zoon van Julius Sabbe (liberaal
voorvechter der Vlaamsche beweging) werd op
9 Februari 1873 te Brugge geboren hij studeerde
te Gent in de Germaansche philologie, promo
veerde in 1896 op een proefschrift over Jan Luy-
ken, wiens Duitsche Leer hij later opnieuw uit
gaf, werd leeraar aan verschillende athenaea in
het Waalsche land en in 1902 te Mechelen. Hij
werd te Antwerpen hoogleeraar in de voor
drachtskunst aan het conservatorium, in 1919 al
daar conservator van het Museum Plantin-Mo-
retus en was tevens hoogleeraar in de Nederland
sche letterkunde aan de vrije universiteit te
Brussel. Zijn bekendste romans en verhalen ge
tuigen van groote liefde voor zijn vaderstad
Brugge
Aan het Minnewater (1898) Een Mei van
Vroomheid (1902); De filosoof van 't Sashuis
(1907); 't Pastorken van Schaerdycke (1919);
't Kwartet der Jacobijnen (1920); Vlaamsche
menschen (1907, 1923).
Ook gaf hij een aantal tooneelspelen Bietje
(1913), Caritate (1914). Zijn voornaamste we
tenschappelijk werkMichiel de Swaen, zijn
leven en zijn werken (1905) van welken schrijver
hij te zamen met Celen en Huysmans de verza
melde dichtwerken uitgafbelangrijke hoofd
stukken in Vlaanderen door de Eeuwen heen,
talrijke publicaties over Plantijn en zijn kring,
enz. t
Ook schreef hij een studiePeter Benoit, zijn
leven en zijn werk (1925). Hij was lid der Kon.
Vlaamsche Academie. Hij overleed op 12 Fe
bruari 1938.
8. Lombaardstraat, YPER. Tel. 291