Bank van Roeselare, N. V.
2
IEPERSCH KRÜNIEKSKE
Molensteenen
KAPITAAL FR. 10.000.000 RESERVES FR. 2.675.000
I-Cincle Augustus 1942 Opening van tiet
Agentschap IEPER, Diksmuidestraat, 22
Bestuurder Hfl. Emlle DEZEGllEn.
WINTERHULP - KRONIEK
Voorschriften
betreffende de Verkeersvergunningen
HET YPERSCHE 17-7-1942
.4.
i L
uw gewa&rwordingsvermogen worden kunt.
Beschouw dat, segt Sail er, w&t gij kunt beschou
wen; gebruik dat. wat gij hebt; zie niet naar hertge&ta
anderen zijn. maar naar hetgeen gij kunt zijn; woe
ker met uw talent; wees hetgeen gij kunt en moet
zijn.
DE MENSCH, EEN ONTDEKKER
Het is een wonder iets, onze wereld. We moeten
daarom nog niet van het heelal met de millioenen
sterren, de maan, de zon, den melkweg en gansch
dit formidabel gewemel van werelden spreken. Laten
we ze voor wat ze zijn in ons oog en blijven we met
onze voeten op de aarde. Daaraan hebben we al meer
dan genoeg om te genieten. Daar is zooveel won
derlijke schoonheid dat de wetenschap, die bijna zoo
oud is als de menschheid, nog niet alles heeft kun
nen uitputten en voorzeker zal ze het nooit kunnen.
En we wenschen het niet ook. De mensch zou zeker
te beklagen zijn, moest hij eens alles weten en kun
nen zeggen: «We zijn volleerd, niets is nog op te
lossen, we moeten niet meer zoeken en we zullen
ook geen ontdekkingen meer doen.
De mensch, de levende mensch, een ontdekkings
reiziger! Wanneer hij ophoudt dit te zijn, houdt hij
op te leven. We kunnen moeilijk aannemen dat een
mensch het niet zou blijven zoolang hg leeft. En hoe
minder ontdekkingsreiziger hij wordt, hoe dichter
hij bij de dood komt. Sommige menschen leven im
mers als halve dooden. Niets boezemt hen nog be
lang in. Ze zijn futloos. Ze ontdekken niet meer en
ze hebben geen enthousiasme meer. Het lichaam
leeft nog, maar de geest heeft zjjn frischheid ver
loren, hij is verschrompeld, hij gaat aan 't kwijnen,
is de dood nabij.
DE MENSCH EEN VEROVERAAR.
De mensch is ook een veroveraar. Het is bijna
synoniem van ontdekker. Eens dat hij iets ontdekt
heeft, wil hij het veroveren. Hij wil het wezen van
zijn ontdekking kennen, uitdiepen, bezitten. En elke
nieuwe verovering brengt nieuwe ontdekkingen mede.
Dat geeft zijn levensvreugde. Hij wil steeds zijn
suprematie bevestigd zien. Hij gevoeld zich koning
van de schepping. Hij weet dat alles wat erin ligt
of beweegt, materie is en dat hij iets meer heeft,
maar wat een iets! Een geest! Deze suprematie is
hem moeilijk geworden om te behouden sedert Adam.
Het is niet meer iets dat hem onvoorwaardelijk ge
geven wordt. Hij moet het steeds bekampen, «ver
overen En wanneer hij dan deze overwinning een
maal, honderd maal, duizend maal, bevochten heeft,
voelt hij zich mensch. Dan is zijn menschzijn zooveel
maal bevestigd. En het is goed dat ervoor strijd
noodig is. Wat u ongevraagd voor de voeten wordt
geworpen, acht ge niet. Dat is gansch natuurlijk.
Daarvoor hebben we niets gedaan. Het is geen bewijs
dat wij het waard zijn. Het had even goed een ander
kunnen gegeven worden, die het niet verdiende. Wij
hebben er niets mee te maken. Het is louter toeval.
Wat taai bevochten, taai veroverd werd, beantwoordt
aan onze krachten. Het is een spiegel van onze waar
de. De prachtige beeldhouwwerken van Michelangelo
spreken van dien reuzenmensch, van dien Titaan
zooals een film hem noemde. Het zijn zooveel schep
pingen in de materie gelegd door zijn scheppenden
geest. Zoo gaat het ook in anderen vorm, ander
formaat, anderen graad bij eiken mensch. De vrucht
van zijn arbeid is het beeld van zijn geest.
OP GANSCH DE LIJN.
Dezen wil tot veroveren vinden we overal en bij
iedereen terug. De geleerde doorzoekt en doorgrondt
de materie om er het geheim van te ontdekken en
ln 's menschen voordeel te benutten. Zoolang er iets
is dat voor den menschelijken geest omsluierd blijft,
rust hij niet. Dat iszijn domein, dat is zijn recht,
daarover regeert hij,'dat moet hij kennen. En wan
neer hij er heelemaal de baas over is, wendt hij het
aan, leidt de krachten tot zijn gebruik, doorkneedt
de materie om het nooit meer los te laten en altijd
onder zijn wil te dwingen. Anderen doorpeilen zelfs
bet wezen van wat boven hen staat, en zelfs daar
leeren ze iets meer kennen dan wij er vroeger van
wisten. De bergbeklimmer wil steeds hooger, altijd
nieuwe overwinningen behalen, de prachtige natuur
langs alle kanten beschouwen. Hij kan de gedachte
niet verdragen dat een plekje op de aardbol ontoe
gankelijk voor den mensch zou zijn. De ontdekkings
reiziger dringt steeds voort in nooit betreden stre
ken, doorkruist ze in alle richtingen, teekent op,
photographeert, bestudeert. De geoloog gaat op zoek
naar de rijkdommen van den grond en tracht deze
naar boven te halen ten nutte van den mensch. De
sterrekundlge tracht te kennen wat bulten onze we
reld ligt op millioenen kilometer afstand. De sport
liefhebber wil de prestaties van de menscheüjke
kracht steeds hooger opdrijven. De dokter voert den
strijd tegen de ziekte die hem het leven van den
mensch betwist. Hij bestudeert haar, vervolgt haar,
jaagt ze na tot hij weet hoe hij den dood zal dooden.
Strijd, steeds maar strijd op gansch de lijn... en over
winningen.
UIT DOODEN WINTER OPGESTAAN.
Wanneer de mensch dan, zooals in dezen tijd, op
moolen Zondag de wijde natuur uittrekt, wordt
hfl weer zichzelf: de ontdekkingsreiziger. Een gan-
schen winter heeft hij binnen gehokt. De sneeuw had
gansch de natuur met een breede witte deken toege-
smacht. Langzaam en zwaar was ze toegevallen. En
toen was de koude scherp als een zwaard gekomen,
als om elk leven tot in de kiem te dooden. De
natuur was uit onze gedachten gegaan, want we
zagen haar niet meer weelderig groeien naast de
koude doode stof, en daarom trok ze onze aandacht
niet meer. Het schoone en het leeljjke, het was alles
bedekt met hetzelfde eentonige schuim uit de zwaar
beladen lucht en ons oppervlakkige oog vond er zoo
weinig verscheidenheid in dat we er vlug moe van
werden.
Bin toen ontsnapten we niet aan dezelfde koude
wet, want de onmeedoogende winter deed ons men
schen, stukjes verdwaalde natuur, even ineenkrimpen
als plant en dier. We zuchtten wanneer zal het
voorbjj zÖn. de koude doet ons pijn, en waar is de
streelende zon die opwekt en levenskracht geeft?
Want, wij menschen, de meest bedeelden, kunnen
morren, en we doen het met ons ongeduldig gemoed
tegen den onverstocrbaren kringloop van het heelal,
die ons nochtans zooveel vreugde, zooveel schoon
heid, zooveel genot, zooveel afwisseling, ontdekkin
gen en verrassingen brengt. Maar wie daar tegen
opstaat, ontwijkt de straf niet. Hij vergalt zijn leven,
wordt bitter en in zichzelf gekeerd. Wie geduldig
wacht nochtans, leeft in een zoete hoop op de komst
van een beminde die ons nooit teleur stelt, een lachen
de, kleurige beminde: de lente.
ONTWAKEND LEVEN.
Wie op haar wacht, ziet ze van ver afkomen. Hij
ziet dat er iets aan gang is in de boomen. Dat er
iets groeit dat weldra openbreekt. Bin wanneer ze
vol bespikkeld zijn met wassende botten, baart het
hem geen verwondering, doch is het een blij gebeuren
waarnaar zoolang gewacht werd. Hij leeft mee met
de natuur, die ook in hem huist.
Het leven is nochtans zoo kunstmatig geworden.
Het grootste part van onze aandacht wordt in beslag
genomen door het kreupele werk dat uit onze eigen
handen is gegroeid, en het tooverspel, door een enkele
wilsdaad van God ontketend, ontspeelt zich grooten-
deels buiten onze aandacht.
En dan gebeurt bij een stille wandeling de ver
blijdende verrassing. Als we nog droomend naar den
grond zien, reiken de bloemen hun onzichtbare geu-
ren-armen naar ons uit. Dan moeten we ze wel be
wonderen. Ze zitten soms nederig verscholen onder
beschermende bladeren. Maar nu is onze aandacht
blij ontwaakt en gaan we ze zoeken. Hoe teeder en
lief zijn ze! Hoe gaan de kleuren er van de eene
in de andere onmerkbaar over! Hoe fijn en weelderig
is die verscheidenheid van vormen! Elk blad is een
wonder, elke stamper, elke meeldraad is er een. En
de boomen zelf, hoe zijn ze rijk uitgedost in hun
dikke bladervacht! Ze spreiden ze langs alle kanten
kwistig rond. Ze staan er fier en groot in harmo
nische vormen met gansche troepen tezamen als een
blijde kring vrienden die ons kwam groeten.
TERUG NAAR DE NATUUR.
Dan dwaalt onze verbaasde blik verder over die
zingende schoonheid, die daar overal, oneindig ver
en simpel te leven ligt. En in stomme verbazing sta
ren we naar een bloeiende haag die zich in de natuur
lijkheid van den wegrand terughoudt, naar een koren
veld dat breed als een zee te ruischen staat en
waarin de wind zijn bollen stap deint, naar een
hooge boomenrij die krom gebukt is door dien eeuwig
aanhoudenden zachten adem en nog steeds haar rug
recht en verlangend naar de diepe zachte blauwte
reikhalst, naar een afgemaaid grasveld waar de
hoopjes verdorde groente als kromme mannetjes
over het rechthoekige veld gereid staan. Ziet de
breede kronen der fruitboomen, die beginnen te kreu
nen onder de zwaarte van den last. De vruchten zijn
nog niet heelemaal rijp, maar overal hangen ze in
trossen en men ziet van ver hun blinkende rondheid.
Overal borrelt het weelderig leven op, duwt en
groeit aan alle kanten. Het is een rijkdom en over
vloed, een zondvloed van jeugdig leven. Welk een-
pracht, welk een heerlijkheid. Ongelooflijk hoe de
zon uit de barheid van den ■winter dit feest van
vruchtbaarheid heeft doen spruiten. Het is een her
scheppen, een omtooveren, waarover we ons niet
nog meer verwonderen, omdat we weten dat het elk
jaar zoo gaat, maar dat niettemin op een wonder
blijft gelijken.
Vele van onze medemenschen leven buiten deze
schoonheden. Laat ons ontdekkers zijn, maar zoeken
we niet te ver: laat ons terug naar de natuur gaan.
Fernand DE BRUYN.
Wilt u ECHTE MOLENSTEENEN J. T. D. voor het
vervaardigen van molens, wendt u tot DEVOS DANIEL,
16, Dikkebusch, eenige depot van West-Vlaanderen en
't Noorden van Frankrijk, (mogen Frankrijk binnen
zonder rechten).
Deze steenen zijn juist vervaardigd zooals deze van
groote molens, malen dus even schoon, zijn even hard
en worden gelijk gescherpt.
Met waarborg op rekening geleverd.
Geheel opgezette molens met zulke steenen zijn ook
te bekomen Maten van steenen: 18' cm. doorsnee, 26
en 30. Grooter op aanvraag.
Zetel Moordatraat, 36. te ROEHELARG
RAAD VAN BEHEER
VAN COILLIE Alfons, Bouwkundige Ingenieur, Voorzitter
ROMMEL Jozep, Afgevaardigde Beheerder
CAMERLYNCK Jozef, Beheerder-Bestuurder
COUSStE Victor DECUYPERE Omer FLIPTS Valère VAN TYGHEM
Karei., beheerder».
EEN VLAAMSCHE KERMIS TEN BATE VAN
WINTERHULP.
In deze tijden een Vlaamsche Kermis inrichten is
een vermetele poging. Wij weten het! En toch doea
wij het, omdat wij weten dat zij slagen zal. als ieder
een die van goeden wal is, meehelpt. En dat het niet
zal zjjn: een groote oogst en een klein getal arbei
ders, maar wel: veel arbeiders en een groote oogst,
daarvan zijn wij sterk overtuigd. Daarom doen wjj
het!
En nu aan het werk!
WIJ VRAGEN AAN DE LANDBOUWERS
De landbouwers zijn in deze tijden dikwijls het
zwarte beest. Wij weten dat er zijn, die hun plicht
niet doen tegenover hun medemenschen, MAAR er
zijn er ook goede, en misschien meer dan wij denken.
Aan dezen, en uitsluitend aan dezen vragen wij
vandaag iets. Wat? Hetgeen ze kunnen missen om
de Vlaamsche kermis te doen slagen. Wij moe tem
daaraan niet veel woorden verspillen. Iedereen weet
hoe groot de nood is in de steden, ook reeds in leper,
bij vele menschen en niet het minst bij de kinderen.
Landbouwers die nog een goed hart hebt, wij vra
gen U weinig: geef ons meer dan we verwachten!
EEN RECHTZETTING
Tijdens de Vlaamsche Kermis zal natuurlijk een en
ander worden verkocht. Wij willen er reeds nadruk
kelijk op wijzen dat tijdens deze feestelijkheden
NIETS ZAL VERKOCHT WORDEN dat voorkomt
van wat door DE KONTROOLDIENSTEN WERD
AANGESLAGEN! Het uitvoerend comité van de
Vlaamsche Kermis meldt dit reeds van deze eerste
kroniek af, omdat nu reeds praatjes aan den gang
zijn in de stad. Wrj protesteeren hiertegen ten zeer
ste. Wie nu nog verder Winterhulp wil bezwadderen,
doe maar voort.
EN TEN SLOTTE DE COMITE'S
Het eerecomité van de Vlaamsche Kermis is ais
volgt samengesteld.
Voorzitter: Heer J. Van der Ghote, voorzitter van
het plaatselijk comité W. H.
Leden: De Heeren A. Notebaert, burgemeester;
J. Matton, voorzitter van de rechtbank van eersten
aanleg; H. Christiaen. procureur des Konings en On
dervoorzitter van het Provinciaal Comité van W. H.
W. Boonen. arrondissementscommissaris. Z E H Ver-
haeghe. pastoor-deken.
Het uitvoerend comité is als volgt samengesteld;
Voorzitter: Heer J. H. Boone, propaganda leider;
Secretaris: Heer R. Hoflack; Penningmeester: Heer
J. Dezegher.
Leden: Mevrouwen Notebaert, Van der Ghote
Devos de Molderghem, Vander Mersch;
J Soete, A. Van Wassenhove.
Mejuffers Biebuyck, Corneillie, Bonte,
Van Overbeke;
De Heeren E. Camerlinck, A. Dehem, R.
Buckinx, J. Rouseré, A. Boone. J Vande
Kerckhove.
HET FEEST BIJ DE LAMOTJES.
Dit prachtig geslaagde feestje, waarover wij ten
zijnen tijde verslag uitbrachten sloot met een batig
saldo van 15.533.10 Fr. Aan allen, die dit heerlijk
slot wasten voor te bereiden, hartelijk dank.
Ingevolge het besluit d.d. 25 Juni 1942 tot regeling
van de afgifte van verkeersvergunningen voor motor
rijtuigen moeten de navolgende voorschriften strikt
worden nageleefd:
1. PERSONENWAGENS.
a) Gebruiksvoorwaarden: personenwagens mogen
slechts worden gebruikt indien geen enkel ander ver
keersmiddel (spoor, buurtspoorweg, tram, autobus,
fiets) voorhanden is; tijdverlies mag niet worden
aangevoerd als reden om afwijkingen van dezen regel
te rechtvaardigen.
b) Verkeersverbod: behoudens uitzonderingsgeval
len, waarover de met de motorbrandstofdistributie
belaste autoriteiten te beslissen hebben, zijn princi
pieel verboden, de trajecten:
1) binnen de agglomeraties;
2) tusschen de woon- en werkplaats;
3) op Zon- en feestdagen (voor zoover het niet
gaat om bepaalde beroepsgelegenheden of om uit
oefening van controle, als b.v. medische of veeartse-
ngkundige verzorging, uitvoering van dringende op
drachten door autoriteiten, ambtenaren, politie,
brandweer)
4) van uit om het even welk punt van het rijk
naar het buitenland, tenzij daartoe door de bevoegde
kommandanturen toelating is verleend;
5) van meer dan 150 km. (heen- en terugreis
samengesteld) ln België, te rekenen van uit de woon
plaats van den automobilist.
Zijn inzonderheid verboden, de trajecten tusschen
de hoofdstad en de voornaamste steden van het land,
welke door middelen van gemeenschappelijk vervoer
met elkaar verbonden zijn.
2. KLEINE EN GROOTE VRACHTWAGENS.
Bedrijfswagens, d.w.z. kleine of groote vrachtwa
gens, die voor handels- of nij verheidsdoeleinden wor
den gebruikt, zijn slechts tot het verkeer toegelaten
voor zoover zij, binnen de perken van de ter zake van
het wegvervoer door het ministerie van Verkeers
wezen utigevaardigde besluiten, voor de uitvoering
van opdrachten van vitaal belang worden gebruikt.
3.
BESCHEIDEN.
a) De verkeersvergunnlng moet steeds op de voor
ruit van het rijtuig gevestigd zijn;
b) het attest, dat met de verkeersvergunnlng wordt
afgegeven, moet in den reiswijzer gevestigd worden.
N. B. Alle stukken betreffende het gebruik van
een motorrijtuig (attest, reiswijzer, e.a.) moeten
steeds in het bezit van den betrokken automobilist
blijven.
4. OVERTREDINGEN EN
STRAFMAATREGELEN.
Alwie de bepalingen van het besluit d.d. 25 Juni
1942 overtreedt en aldus de oordeelkundige verdee
ling van de verkeersvergunningen tegenwerkt en
's lands algemeene economie schaadt, wordt gestraft
mtt een geldboete van 100 tot 100.000 fr. en met een
gevangenisstraf van acht dagen tot een Jaar of met
een dezer straffen. Bovendien kan de verbeurdver
klaring van het rijtuig worden bevolen.