GELOOFWAARDIGHEID
23' Jaar, Nr 18
Vrijdag 21 Oogst 1942
NIEUWS NOTARIEEL - 6. AANKONOIGINGSWEEKBL AD
VOOR HET ARRONDISSEMENT YPER
Uitgever
OUMORTIER, 34. Boterstraat
Tel. 500 YPER
BEVOORRADINCSDIENST
WINTERHULP IEPER
Vischbedeelingen
VOETBAL
C. Yper A.
0 K. Kortrijk Sport jjj
Toegelaten Taxis
Stedelijk Slachthuis van leper
i-vtmoMijMaRMMMHnMWi
HET YPERSCHE
ABONNEMENTSPRIJS
Vs«r België: één Jaar36.00 tv
zes maanden IK.00 fr
Men kan inschrijven
tn alle Belgische Postkantoren
TARIEF van AANKONDIGINGEN
op aanvraag a3n de Drukkerij Dumortier
34. Boterstraat. Yper
Tel. 500 Pustch. 46.173 - H. K. per
STAD 1EPEH
De uitreiking der rantsoeneeringszegels voor de
periode van 30 Augustus tot en met 28 September
1M2 zal geschieden volgens de nummers der rant-
soenkaarten, telkens van 8 uur 30 tot 11 uur 45 en
van 14 tot 17 uur. De Zaterdag slechts van 8 uur 30
tot 11 uur 30.
Maandag 24 Augustus:
's Morgens voor de rantsoenkaarten genummerd
v*h 411000 tot en met 413499.
's Namiddags voor de rantsoenkaarten genummerd
vaa 413500 tot en met 414999.
Dinsdag 25 Augustus:
'a Morgens voor de rantsoenkaarten genummerd
van 415000 tot en met 416999.
's Namiddags voor de rantsoenkaarten genummerd
van 417000 tot en met 418599.
Woensdag 26 Augustus:
's Morgens voor de rantsoenkaarten genummerd
van 418600 tot en met 420599.
's Namiddags voor de rantsoenkaarten genummerd
van 420600 tot en met 422099.
Donderdag 27 Augustus:
's Morgens voor de rantsoenkaarten genummerd
van 422100 tot en met 424199.
'a Namiddags voor de rantsoenkaarten genummerd
van 424200 tot en met 425699.
Vrijdag 28 Augustus:
's Morgens voor de rantsoenkaarten genummerd
van 425700 tot en met 427699.
's Namiddags voor de rantsoenkaarten genummerd
van 427700 tot en met 428699.
De per sonen die hun zegels niet op den vastge-
stelden dag komen afhalen kunnen deze slechts be
komen op Zaterdag 29 Augustus 1942, van 9 tot
11 uur 30.
Gtmerkingen:
1) Men wordt vriendelijk doch dringend verzocht
bij het afhalen der zegels de rantsoenkaarten te
rangschikken per nummer.
2) De identiteitskaart zal geëischt worden.
3) De rantsoenkaarten van de personen die in het
buitenland arbeiden, aslook deze van de overledenen
moeten onverwijld worden ingebracht.
AARDAPPELKAARTEN.
De aardappelkaarten voor de periode 30 Augustus-
28 September zullen worden afgeleverd, op vertoon
der rantsoenkaarten, samen met de rantsoenzegels
voor bovenvermeld tijdperk.
AARDAPPELZEGELS
In afwijking van artikelen 1 en 2 van het besluit van
27 Juli 1942. betreffende de rantsoeneering der eet
waren. geeft elk vol aardappelzegel recht op 500 gram
aardappelen
GEBRUIK DER TWEEDE KLEEDERKAART.
De bon voor kousen en sokken van de tweede
kleederkaart A, die de letter d draagt, alsmede deze
der tweede kleederkaart B, C en D, die de letters
d en e dragen, mogen eveneens door de houders van
deze kaarten gebruikt worden.
Op Maandag. 24 Augustus, zal een bedeeling van visch
in pekel plaats hebben waarop alle. NIET-ondersteunde
personen, ouder dan 50 jaar. recht hebben.
Rantsoen 500 gram
Pasgeld 5 fr. per rantsoen.
De rantsoeneeringskaart en de noodige verpakking
medebrengen
Uurregeling
Van 9 tot 10 uurBeginletters A tot »n met D.
Van 10 tot 11 uur: Beginletters E tot en met K
Van 11 tot 12 uur Beginletters L tot én met Q
Van 14 tot 15 uur Beginletters R tot en met U.
Van 15 tot 16 uurBeginletters V tot en met Z
Op Dinsdag. 25 Augustus, zal een bedeeling van visch
in pekel plaats hebben, waarop alle ondersteunden recht
hebben.
Rantsoen 500 gram.
Pasgeld 2 fr. per rantsoen.
Winterhulpkaart en noodige verpakking medebrengen.
Uurregeling
A) Personen ouder dan 60 jaar. zwangere vrouwen en
gebrekkigen
Van 9 00 tot 9 30 uurBeginletters A tct en met D
Van 9 30 tot 10 00 uurBeginletters E tot en met K.
Van 10 00 tot 10.30 uurBeginletters L tot en met O
Van 10 30 tot 1100 uur Beginletters R tot en met U.
Van 11 00 tot 11 30 uurBeginletters V tot en met Z
B> Alle andere ondersteunden.:
Van 14 00 tot 15 00 uur Beginletters A tot en met K
Van 15 00 tot 16 00 uurBeginletters L tot en met U
Van 16 00 tot 17 00 uur Beginletters V tot en met Z
Iemand verhaalt mij iets en dat kan ik veilig ge-
looven, omdat het zeer goed mogelijk is. Waarom
zou ik niet gelooven, dat er hier of ginder een dief
stal is gebeurd, een moord of iets dergelijks. Waarom
zouden we dat niet gelooven, zoolang we ten minste
geen reden hebben, om de gelooi waardigheid van
den verteller te verdenken? Moest men ons bedrogen
hebben, zou men ons daarom toch niet van licht-
geloovigheid mogen beschuldigen. Wie ons een leugen
op de mouw spelt, kan zich daarop met geen recht
beroemen. Doch wat doen wij, wanneer we belang in
de zaak stellen of redenen hebben om er aan te twij
felen? Onwillekeurig zullen ons de vragen afgaan:
Weet gij dat zeker Hebt gij het zelf gezien of
gehoord? Wie heeft het u gezegd? Ik zet mijn
onderzoek voort en vraag het aan meer dan één en
kies de getuigen, die ik betrouwen kan, omdat zij
oprecht zijn en de zaak kennen. Bevestigen zij het
verhaalde en wordt het door niemand stellig tegen
gesproken, dan reken ik mij niet alleen bevoegd maar
zie mij verplicht om het te gelooven op het gezag
van geloofwaardige getuigen. Dit zegt mij het gezond
verstand, want wat belang zouden die getuigen erbij
hebben om mij te misleiden? Ik moet de zaak voor
waar houden, anders moet ik alle geloofwaardigheid
van andere menschen verwerpen. Uit deze handel
wijze blijken tevens de grondslagen mijner geloof
waardigheid: mijne bekendheid met den getuige, die
mij in staat stelt om over zijne bevoegdheid, geschikt
heid en vooral zijn oprechtheid te oordeelen; vervol
gens de overeenstemming van de verschillende getui
gen in het verhalen eener zelfde zaak; eindelijk, zoo
ik op deze grondslagen niet bouwen kan, eene ver
standige en gestrenge beoordeeling van de meerdere
of mindere geloofwaardigheid van eiken getuige, uit
de wijze waarop zij hunne getuigenis afleggen, uit
hunne eenvoudigheid, belangeloosheid, getrouwheid
en overeenstemming met zich zelf.
Het spreekt van zelf, dat men nu hier zijn geloo
ven met de meeste nauwgezetheid op deze grond
slagen bouwen moet, naarmate het belangrijke der
zaak zulks vordert.
Ik stel mij een rechter voor, die op getuigenis van
anderen een aangeklaagde moet veroordeelen of vrij
spreken, een lichtere of zwaardere straf moet opleg
gen. Hoe veel meer nauwgezetheid en nauwkeurigheid
wordt er niet van deze gevorderd om de geloofwaar
digheid van zijn getuigen op de juiste waarde te
schatten, omdat van zjjn gelooven niet alleen zrjn
beslissing, dus het lot van zijn medemensch afhangt,
maar die beslissing ook meestal den grond legt tot
het gelooven en oordeelen van anderen!
Deze nauwgezetheid is zelfs in het dageljjksch
leven van meer belang dan men doorgaans denkt.
Hoe lichtvaardig gaat men gewoonlijk te werk bij
het gelooven van die verhalen, berichten, nieuws
tijdingen, die een merkbaren invloed kunnen uitoefe
nen, hetzij op ons eigen gedrag, hetzij op ons oordeel
van andere menschen. Het gaat hier dikwijls als met
het opvatten van meeningen. Men gelooft zoo licht
wat men wenscht of vreest, men Iaat zich zoo dik
wijls medesleepen door hartstocht of vooroordeel,
zonder zich over den eigenlijken grond van dat ge
looven te ondervragen. Het betreurenswaardige van
dat alles is, dat men doorgaans zoo gaarne en gewil
lig geloof hecht aan het kwade, dat ons van anderen
wordt verteld.
Wie zich aan deze lichtzinnigheid schuldig maakt,
denkt er niet altijd aan, dat het hier den goeden
naam van zijn evenmensch geldt, en dat z|jn licht-
geloovigheid aanleiding geven kan, om hem te beroo-
ven van dat onwaardeerbaar goed.
Het beoordeelen van getuigen is ook van onwaar
deerbaar goed in de beoefening der wetenschappen
en vooral der geschiedenis. Ons weten hangt er be
heel en al van af. Wie een goed geheugen bezit kan
wei is waar al spoedig een menigte kennissen in zijn
hoofd opstapelen, door de lectuur van vele geschied
kundige boeken. Hij mag die dan aan anderen naver
tellen, alsof hij er zelf bij tegenwoordig ware. Doch
nu rjjst de vraag: «Is dat alles waar? Kunt g|j op
goede gronden bevestigen dat gjj alles weet, dat ge
daar vertelt. Hebt g|j wel onderzocht, dat of gij het
veilig als waar kunt aannemen Ja, zult ge
zeggen, ik ben er niet b|j geweest, maar ik heb het
gelezenWaar In een boek over geschiede
nis. Maar is de schrijver er dan bjj geweest?
Neen, want de schrijver leeft nog, en hjj spreekt
van dingen, die eeuwen geleden zjjn. Kent gjj dan
de bronnen, waaruit hjj geput heeft? Neen, want
hjj noemt ze niet. Zjjn wjj maar in staat om de
oude schrjjvers te verstaan om over hunne geloof-
waardighedi te oordeelen?
In één woord, de zaak komt hierop neer. Indien
wij bjj het beoefenen der geschiedenis geen gestrenge
kritiek of oordeelkunde paren, om het ware van het
twijfelachtige en het valsche te onderscheiden, en wjj
slechts alles aannemen, wat ons door eiken schrjjver,
onder den naam van geschiedenis, wordt opgedischt,
loopen wjj dan geen gevaar om ons zeiven en ande-
1=1 ^11=1 r=iB=ir=^r=ir=ii=ir=ir=u=ir=nn=nr=ii=nca
Zondag 23 Oogat 194» Q
om 14,30 uur
{3 op het Ypersch Stadium, Augustijnenstraat [j
0 tegen
Ingang 4 fr. - Tribune 1 fr. opleg
BBBBBBBBE1E1BBEIQBQB
ren, onder den naam van wetenschap, allerlei onwaar
heden op te dringen?
En zullen deze dan niet bij verdere toepassing tot
allerlei verkeerde besluiten en gevolgtrekkingen
brengen? Wij zullen dit bjj gelegenheid onderzoeken.
Er bestaat bovendien een inwendige geloofwaar
digheid. De stelling bijv. dat er een leven na dit
leven bestaat, heeft een inwendige geloofwaardigeid,
omdat dezelve in een noodzakelijk verband staat met
onze zedeljjke verplichting en verantwoordelijkheid,
waarvan wij gewis ons geen denkbeeld zouden kun
nen vormen, indien wjj dit niet als deszelfs grondslag
voor waar aannamen. Men noemt zulks ook wel
zedelijk geloof, in zooverre het bepaaldelijk met de
vervulling onzer plichten in verband staat. Zoo is
ook het geloof aan de vrijheid van onzen wil een
zedeljjk geloof, omdat wij daarbuiten niet kunnen
erkennen, dat er onder de menschen eenig zedelijk
goed en kwaad bestaat, en zouden moeten besluiten,
dat het denkbeeld van deugd en ondeugd tot de
hersenschimmen behoorde.
Tot het aannemen van zulke waarheden kan het
gezag van hem, die ze voorhoudt, veel afdoen. Een
vader spoort zijn zoon tot deugd en godsvrucht aan.
Hjj vordert van hem hiertoe, dat deze alles voor waar
aanneemt, wat hjj hem als grondslagen tot bereiking
van dit doel voorstelt.
Hier kan bij den zoon de overweging, dat het zjjn
vader is, die hem enkel uit liefde vermaant, en die
niet anders als zijn geluk bedoelen kan, veel afdoen.
Doch, de geloofwaardigheid, van hetgene hjj hem
voorstelt, ligt desniettemin geheel en al in de zaak
zelf, daar het voorgestelde, zelfs in den mond van
een vreemde evenwaar zou bljjven en dus evenveel
geloof zou verdienen. Wel beschouwd is dus datgene,
wat men inwendig en zedelijk geloof noemen kan,
voor het welinrichten van onzen levenswandel van
het hoogste belang. Kunnen jonge lieden, uit gebrek
aan ondervinding, en omdat hun verstand nog niet
genoeg is ontwikkeld en geoefend, niet dadelijk het
verband beseffen tusschen gelooven en deszelfs zede
ljjk doel, zoo mogen zjj veilig het gezag van hen
doen gelden, die dit geloof van hen eischen tot bevor
dering van hun geluk.
Konden wij alles, wat daartoe dient, beredeneeren
en begrijpen, zoo zoude er geen zedelijk geloof te pas
komen. Doch moeten wij daarentegen bekennen, dat
onze rede op zichzelf ongenoegzaam is, om, ten aan
zien van ons zedelijk bestaan, het hoe en waarom
altoos voldingen te beantwoorden, zoo moeten wij een
verstandig geloof als den grond onzer plichtsbe-
trachtnig aannemen en daarnaar ons gedrag inrich
ten. Nemen wij dien grond weg, zoo breken wij ook
de zuilen af, waarop godsdienst en zedeleer en waar
op onze dierbaarste belangen gebouwd zjjn.
De behoefte van ons hart dringt ons, in de meeste
gevallen, welke op onze zedeljjke verplichting en,
bjjgevolg, op ons tjjdeljjk en eeuwig geluk betrekking
hebben, tot geloof en vertrouwen. Ons verstand heeft
het slechts te wjjzigen, en alzoo vestigen wjj dan
voor ons zelf een waarheid in onze ziel, die den
leiddraad van ons levensgedrag uitmaakt.
Kunnen wij dit nu zoodanig doen, dat wij met ons
zelf niet in tegenspraak of tweestrijd komen, zoo
mogen wij veilig in dat geloof bljjven berusten, totdat
hetzelve eenmaal in betere gewesten, waar wjj hét
volle licht der waarheid zullen genieten, in aan
schouwen zal omgezet zijn.
Vaa Maandag morgen 24 Oogst
tot Zondag avond 30 Oogst 1042 ia begrepen
C. VAN DER MEERSCH Seminariestraat.
L. DOCHY, Capronitraat.
SEDEYN Michel, Statiestraat.
MAAND JULI 1942
Geslacht50 stieren 24 ossen 50 vaarzen
27 koeien 19 nuchter kalvers 102 groote kalvers
7 schapen 10 varkens 1 peit 5 paarden. Te
zamen 295 dieren