I
HET YPER3CH E LARÉGIOND’YPRES
Bijvoegsel
1
nouveau^ Rbonnés
f0t de nieuwe Inschrijvers
Supplément
I
Année, Nü 33. - 3 DECEMBRE 1921
verdragen ontvangt goed
slecht
I
i de onteigening ten algemeenen nutte,
verleend tot het
Wet op het herstel van schade
voortspruitend©
uit Oorlogsfeiten
2e
een tijdsverloop van gelijken duur als de ondeiv
I
van
vijand, is niet toepasselijk op de akten
beschikking, door den Staat gedaan.
Art. 28 (art 28, wet van
onteigening ten algemeenen nutte van een on-
ver volg')
gij het uitspreken van de vervallenverkla-
,rjng veroordeelt zij den rechthebbende tot
terugbetaling, in hoofdsom en interesten, van
(je sommen, die hem wegens de wedcrbeleg-
gjngmochten uitgekeerd zijn.
gegronde aanvraag tot herstel kan ingediend I rechten bezwaarde gebouwen op eene andere
plaats worden herbouwd, blijft ook de grond
waarop de vernietigde gebouwen vroeger
stonden, met het voorrecht, de hypotheek-of
het genotspand bezwaard.
Telkens als een zakelijk recht krachtens de
vorige bepalingen is overgedragen opeen ander
onroerend goed, kan déze overdracht aan
derden, die zich zonder bedrog verbonden,
Dit artikel is van toepassing op schade,
welke is vergoed bij toepassing der wet van
14 Augustus 1887 aangevuld door het besluit
wet van 4 Augustus 1917, betreffende de in-
j of meubelen van gelijke soort en waarde als de
beschadigde, vernielde, opgeeischte of weg
genomen goederen aanbieden.
Zoo het aanbod wordt aangenomen, wordt
het akkoord der partijen aan de goedkeuring
van de rechtbank onderworpen. Door deze j
goedkeuring vervalt de schuldvordering van
den geteisterde jegens den Staat.
Weigert de geteisterde, dan wordt het aan-
Is
ne personen die een abonnement nemen
or I922 zu^en van heden tot einde 1921 het
blad GRATIS ontvangen.
voor dezelfde schade ont-
sommen Y Vz A J. X* *-* v I
van voorloopige schuilplaatsen.
eze vergoedingen worden afgetrokken
sommen reeds ontvangen voor dezelfde
r es nouveaux abonnés recevront le journal
LvriSa partir de cejourjusqu’au3i décem-
brei921' -
Art. 29 (art. 29, wet van 10 Mei 1919). Moet eenkomstig de voorschriften der wet
het weer in orde brengen geschieden volgens
1 een plan of volgens door de bevoegde open-
I bare machten voorgeschreven maatregelen
betreffende het heropbouwen van onroerende
de betaling eener vergoe- goederen, dan is het recht op herstel afhanke-
andere vergoeding
'’angen, behalve de
houwen
Van di
de
r
schade.
De toekenning eno
^'ngbeletten echter niet dat aan de belangheb
benden een aandeel worde gegeven in de ver
deling der sommen welke de Staat krachtens
e overeenkomsten en 1
Voor allerlei schade die door deze w'et niet of
slechts gedeeltelijk mocht hersteld zijn.
Art. 26ÖZS (art. i, wetvan 6 September 1921).
De rechtbank kan in elke zaak, met de eenpa
rige stemmen harer leden, aan den geteisterde
die zulks vraagt, voor de geheele schade of
een gedeelte daarvan, de vrijheid verleenen
om op ’s lands grondgebied de beste wijze
van wederbelegging uit te zoeken, op het
oogenblik dat hij het voordeeligst zal oordee-
len, mits eene onmiddellijke betaalbare ver
goeding, waarvan het totaal herstel en
wederbelegging niet de helft van de nor
male vergoeding mag overschrijden.
Geldt het de zaken, waarop artikel 19, 3
4, van toepassing is, dan willigt de rechtbank,
uitspraak doende zooals in gewone zaken, de
vraag van den geteisterde in en bedraagt de
vergoeding herstel en wederbelegging
twee derden van de normale vergoeding.
Bij het indienen van zijne aanvraag tot vrije
wederbelegging, moet de geteisterde in
geval afzien, voor het deel waarop zij van toe
passing is, van elk andere vergoeding tot her
stel en tot wederbelegging.
De rechtbank kan eene borgstelling eischen,
waarvan zij het bedrag en den duur vaststelt.
HOOFDSTUK IV. - Andere wijzen
VAN HERSTEL.
Art. 27 (art. 1, wetvan 6 September 1921).
Zoolang de vergoeding niet voluit betaald
werd, kan de Staat, als herstel, vaste goederen
e jaargang» Nr 33. 3 DEC EMBER 1921
Hunne rechten worden op de herstelde zaak
overgedragen.
lo Mei 1919). Bij j Echter, indien het bevoorrechte en hypo-
I thecaire schuldeischers of schuldeischers we-
op deze wet gens genotspand geldt en indien de met hunne
lijk hetzij van de aanvaarding, zonder vergoe-
1 ding, van dit plan of van
hetzij van de overlating
1 aan den Staat.
In geval van toegestemden afstand, bestaat
het herstel in de waarde op 1 Augustus 1914, gegrond de overdracht
onverminderd het mogelijk toekennen van de
aanvullende vergoeding voorzien bij artikel
l5 in geval van door de rechtbank goedge
keurde wederbelegging en in overeenstemming
met de bepalingen der artikelen 21 en 22 (art. 1,
wet van 6 September 1921).
Dit aanbod wordt gedaan, aanvaard enden
uitvoer gebracht overeenkomstig het bepaalde,
in de artikelen 21 en 22 dezer wet.
Art. 3o (art. 3o, wet van 10 Mei 1919). In
het geval voorzien bij de artikelen 27 en 29',
treedt de Staat van rechtswege, ten beloope
van de betdalde sommen, in elk recht van
verhaal dat de geteisterde op derden nemen
kan
HOOFDSTUK V. Rec hten van de
MEDEEIGENAARS EN VAN DERDEN.
Art. 3l (art. 3l, wet van 10 Mei 1919). Onver-
ejp mindeid de bepalingen van bovenstaand arti
kel 17
i° Is, in geval van onverdeelden medeeigen-
dom, de wederbeleggingrechtens verplichtend,
tenzij degenen, die de meerderheid in waarde
uitmaken, verklarenzich daartegen te verzetten
In geval van wederbelegging wordt de on
verdeeldheid behouden tot de herstelling van
de vernielde, beschadigde, opgeeischte o'f
weggenomen zaak. Bij toepassing van de arti
kelen 8i5 en 883 van het Burgerlijk Wetboek,
kunnen echter de medeeigenaars in onderling
overleg en te allen tijde overgaan tot de kave
ling der onverdeeldheid, begrijpende het be
schadigd vast goed, mits de wederbelegging
wordt opgelegd aan den deelgenoot wien de
kavel is toegeschreven
2° Is, in geval van vruchtgebruik of erfpacht
de wederbelegging ook rechtens verplichtend,
i indien zij aangevraagd wordt, hetzij door den
bod geacht te zijn aanvaard, indien de recht- blootén eigenaar, hetzij door den vruchtge-
i bank oordeelt dat de weigering niet gegrond is. bruiker of den er.'pachter.
worden, moeten de vergoedingen, door de
rechtbank toegekend, de herstellingen begrij
pen waarop de belanghebbende recht had,
krachtens bovenstaande hoofstuk III.
Worden de onteigende goederen te koop
gesteld, dan wordt aan de vroegere eigenaars
een recht van voorkeur voor den wederinkoop
voorbehouden.
Dit recht wordt uitgeoefend overeenkom- i slechts tegengesteld worden, vanaf het oogen-
niet worden uitgekeerd te gelijk met eenige stig artikel 23 der wet van 17 April i835, op blik waarop zij openbaar gemaakt werd door
Art. 23 (art. 23, wetvan 10 Mei 1919). Voor
Je burgerlijke gebouwen of voor die der eere-
diensten bestaat de vergoeding uit de som,
dienoodig is tot heroprichting van een gebouw
van gelijken aard, met gelijke bestemming,
van minstens gelijk belang en met minstens
dezelfde waarborgen van duur als het vernield
gebouw
De rechtbank doet slechts uitspraak nadat j
de.Koninklijke Commissie voor monumenten
haar advies heeft uitgebracht.
Art. 24 (art. 24, wetvan 10 Mei 1919). Indien
die gebouwen een nationaal, historiek of arti
stiek belang opleveren, kan de Minister van
Wetenschappen en Kunsten, op eensluidend
advies van dezelfde commissie en na de be
trokken besturen te hebben-gehoord, de her-
bouwing daarvan in den vroegeren staat ofwel
het behouden en stevigen der puinen voor
schrijven
De bijkomende uitgaven, bij voorkomend
geval veroorzaakt door dien maatregel, zijn
■ten laste van den Staat.
Wordt de herbouwing op de plaats der
puinen niet gemachtigd, dan begrijpt de ver
goeding, voorzien bij artikel 23, de voor den
aankoop van een nieuwen grond noodige som
men. In dit geval wordt het recht op herstel
aan de belanghebbende instellingen slechts 1 beurdverklaringen,
toegekend onder voorwaarde dat zij er in toe
stemmen, den eigendom van den ouden grond j
en van de puinen ten behoeye .van den Staat
af te staan.
Art. 25 (art. 2Ö, wet van 10 Mei 1919). Wan
neer blijkt dat maatregelen om de toeneming j roerend goed, waarvoor eene
of de verzwaring der schade te verhinderen
werden genomen, dan wordt door de recht
bank eene vergoeding verleend tot terugbeta
ling der behoorlijk bewezen uitgaven die tot
behoud werden gedaan.
Hetzelfde geldt voor de uitgaven wegens
afbraak om ongevallen te vermijden of aan de
bevelen derbevoegdeoverheidtegehoorzamen.
Art. 2b (art, 26, wet van 10 Mei 1919). De
door deze wet toegekende vergoedingen mogen
Art. 32 (art. 32, wet van 10 Mei 1919). Debë-
j voorrechte en hypothecaire schuldeischers, de
schuldeischers wegens genotspand of de pand
houders, de vruchtgebruikers, de erfpachters,
kwartiering der op marsch en in kantonnement de bezitters van een zakelijk gebruikrecht óf
zijnde troepen en de militaire verstrekkingen, i woonrecht kunnen zich tegen de wederbeleg-
Artikel 2 van het besluit-wet van 3l Mei 1917 ging niet verzetten, noch eischen dat hunne
betreffende de akten van beschikking en van 1 schuldvordering in geld worde betaald vooï
inpandgeving van roerende en onroerende j denvervaltijd der eerst gesloten overeenkomst,
goederen, die het voorwerp waren van ver- van rechtswege verlengd, zonder kosten, mei
van inbeslagnemingen of j
gedwongen verkóopingen vanwege den breking van genot.
van
eene overschrijving of eene inschrijving over-
van 16
December i85l gedaan na overlegging zoowel
van een afschrift der beslissing, welke de
wederbelegging toegelaten of opgelegd heeft,
als van de bij gezegde voorschriften bedoelde
titels en stukken. De borderellen vereischt
door artikel 83 der wet van 16 December i85i,
1 deze maatregelen, I bevatten de bepaalde aanduiding van den aard
van het onroerend en de ligging van het nieuw bezwaard onroe-
I rend goed zij vermelden bovendien de bij/.on-
I derh'eden waarop, naar luid van deze wet, is
gegrond de overdracht van het recht op dit
«5»
I