I
I
i
begroeiingen, die de
Art. 43 (art. 1, wet
en
ei'schers wegens genotspand, alsmede de onbe-
voorrechte schuldei sellers,
van de rechtbank voor oorlogsschade, in raad
kamer verleend, op advies van den Staatscpm-
bepalende krachtens deze wet verleende ver
goedingen door in het beschikkend gedeelte
van
den, namelijk, de als herstel zonder wederbe
legging verleende vergoedingen, de vergoe-
De titel vermeldt de voorwaarden door de
beslissing en door de wet sresteld voor de
10 Mei 1919). Tot j
tenuitvoerlegging
van io Mej j
VOo>’ oor!,
r zaak,
brief, aan den Minister van Economische Za- j
i gewijsde is gegaan, als het geldt eene niet
aan wederbelegging onderworpen vergoeding,
en op de door de beslissing vastgestelde tijd- I
stippen, overeenkomstig het laatste lid van
bovenstaand artikel i5, als het geldt vergoe-
missaris, na den schuldenaar
gehoord, en mits zij in plaats
onroerendgoed. Bij de aan vraag tot overschrij
ving wordt gevoegd eene verklaring van den
verzoeker, waarin dezelfde aanduidingen en
bijzonderheden zijn vermeld deze verklaring
w.ordt in het register van den bewaarder der
hypotheken na de overschrijving.0vergenomen.
De schuldeischers en bezitters van zakelijke
rechten bedoeld bij het ie lid van dit artikel
■wprden als tusschenkomende partij in het
rechtsgeding tot herstel toegelaten.
Art. 33. (art. 33, wet van 10 Mei 1919). Elke I
tugschenkomst wordt aangebracht bij verzoek
schrift, .tot den voorzitter der rechtbank voor
oorlogsschade gericht, en aan den griffier der
rechtbank afgegeven of bij aangeteekenden
brjef gezonden.
Elke tusschenkomst wordt, zöodra zij in
komt, ingeschreven op eén tabel, ter inzage
van het publiek op de griffie neergelegd.
dezen bdtaaldë sommen, van de wettelijke j
iiïterestèn en-van de gerechtvaardigde kosten. I
Art. 38 (art. 38, wet van 10 Mei 1919). Bij
riict-wèderbelegging kunnen de bevoorrechte i de beslissing die
hypothecaire schuldeischers of de schuld- tegemoetkoming-bij voorraad vaststelt, in
kracht van gewijsde gegaan, dan geeft de grif-
met machtiging j her van de rechtbank of van het hot voor oor-
laf
der
oorlogsschade
L der titels.
Indien de wederbelegging reeds is gese 16
op het oogenblik van het vonnis, bepaa t
rechtbank op welken datum de interest b«»
te ioopen. C'
Van den dag af waarop het verzoekschrift
wordt ontvangen, geeft de griffier kennis van
de verscheidene akten van rechtspleging aan
de tusschenkomende partijen binnen hetzelfde
tijdsverloop, op dezelfde wijzen en onder de-
zelfde 'voorwaarden als aan hen die herstel
vorderen
Art. 34 (art. 34, wet van
geen enkelen maatregel van
op de goederen, die het voorwerp van de we
derbelegging uitmaken, kan worden overge
gaan zoolang de twaalfde maand te rekenen
van db voltrekking dier wederbelegging niet is
verstreken
- De voorrechten.en waarborgen gevestigd op
goederen,' die het voorwerp der wederbeleg-
ijing uitmaken, worden van rechtswege zonder
fïscale lasten verlëpg-d tot na het eindigen van
boven vermeld tijdsverloop.
Moeten- hypothecaire inschrijvingen, die
gemelde goederen bezwaren, binnen dit tijds
verloop vernieuwd worden tot voorkoming
van verval,’ dan kunnen geen inschrijvings- en
zegelrechten wegens de vernieuwing geheven
worden, indien zij geen andere onroerende
goederen betreft en de borderellen het vonnis
vermelden waarbi j -de wederbelegging is goed
gekeurd of .cpgelegd.
Diezelfde borderellen: zijn eveneens van het
zegelrecht vrijgesteld.
Het loon, vap den bewaarder den hypotheken
jkfómt voor, rekepipg van den.Staat.
Art. 35-(art..35, .wet van ro Mei 1919). De
y^rzekeraai; van- de oorlogsrisico’s, die de
schade heeft betaald, treedt, overeenkomstig
dè wet vap IX-, Juli 1874, in de door deze wet
verleende rpchten,. mits hij de door die wet
ppgelegde verplichtingen naleeft.
4 Art. 36.(art,. 3b,wyet van 10 Mei 1919). Tre-
<lefn eveneens in.het .recht op herstel, binnen
de grenzen der betaalde of voorgeschoten
sommen
x° De’gcmeenten voor de bij deze wet her
stelde schade
- 2° Elke iiatuUrlijke persoon of elke rechts-
Art. 5o (art. 1, wet van 6 September 1921).
De vergoedingen tot herstel brengen een inte
rest op van 5 t. h. ’s jaars vanaf I Januari 1920
of vanaf den datum der schade, indien deze
na dien datum werd ondergaan.
De aanvullende vergoedingen tot wedeibe.
legging brengen een gelijken interest op van.
den datum, welke naar de beslissingen
hoven en rechtbanken voor
De hoven enrechtbanken voor oorlogsschaden
dingen toegekend mits wederbelegging.
L
hunne beslissing afzonderlijk aan te dui-
beslissing en door de wet gestelu
wederbelegging en voor de voorschotten.
dingen tot herstel aan wederbelegging onder- j
de aanvullende vergoedingen tot 1
De aanwijzingen
aanvraag tot herstel moet behelzen, kunnen,
hielde, opgfceischto of" ontvreemde zaak te j n^et afwijking van artikel 29 van het besluit-
wordt vastgesteld tot het afleveren
,11 .1
- van de rechtbank of van het hof voor oor-
I logsschade kennis daarvan, bij aangeteekenden
2° Elke natuurlijke persoon of elke rechts- 1 strijdige bepalingen van dit besluit-wet.
persoon dié aan geteistèrden voorschotten i ‘ian" ’jzingen en
deed, welke dienden om dë beschadigde, ver-
herstell’en,’ her'op té bouwen of te vervangen. 1 we^> ^'j koninklijk besluit, geregeld worden.
Deze indeplaatsstelling kan aan den Staat Art. 43 (art. 1, wet van 6 September 1921).
én aan derden, dié zich zonder bedrog ver
banden, slechts tegengesteld worden Vanaf
het oogenblik waarop zij werd beteekend aan
het hoófdbureebvö'or-afstand en inpandgeving
dér schuldvorderingen wegens herstel der oor
logsschade.
Art.'37 (art. 37-, wét van 10 Mei igig). De
geteisterde kan,’tot de eindbeslissing over de
aanvraag tot vergoeding, den in de plaats ge
stelde afwijzen,’mits terugbetaling van de door
worpen,
wederbelegging en, zoo noodig, het bedrag
der krachtens artikel i5 toegekende voorschot
ten, alsmede de gestelde voorwaarden voor
j -de wederbelegging en voor de voorschotten.
Art. 44 (art. 44, wet van 10 Mei 1919). Is
eene vergoeding of eene
in
I ken. Hij deelt hem terzelfder^ 1
-- JU M
^Ss,ng mede. h,k’
kend gedeelte van de bes!
HOOFDSTUK VII. -
GEN BIJ VOORRAAD.
Art. 45 (art. 40. wet ,ne
hoven en rechtbanken voor 00r|l9*^-
kunnen, in eiken stand der zaak - /^SSc^ade
kommissaris te hebben gehoord
mingen bij voorraad verstrekken’in
van de vergoedingen voorzien bij
Art. 46 (art. 46, wet van 10 Mei j-
moetkomingen bij voorraad betreffend?
rende en onroerende goederen, waarv
wederbelegging is voorzien bij debovc-^
de artikelen, kuniien slechts worden \- *,3ldan' I
voor herstel, heropbouw of herinrichting'^ I
het beschadigde, vernield, opgeeischt of I
vreemd goed.
Zij kunnen slechts verstrekt worden aan II
geteisterdei} die eene verklaring van Weder/ I
legging onderteekenen overeenkomstig arti/l
21 werd aan dezen eene tegemoetkoming bi I
voorraad verstrekt, dan zijn zij niet meer 'JI
rechtigd om die verbintenis in te trekken I
Art. 47 (art. 47, wet van 10 Mei 1919). El](e
eisch bij voorraad w ordt ingesteld bij verzoek I
schrift overgelegd ter griffie van de rechtbank I
of van het hof, welke kennis neemt van den I
hoofdeisch. I
Het verzoekschrift wordt behandeld over- I
eenkomstig de bepalingen van de bovenstaande I
artikelen 42 tot 44.
Art. 48 (art. 48, wet van 10 Mei 1919). zjjn I
de vergoedingen, door de eindbeslissing toe- I
gekend lager dan de tegemoetkomingen bij I
voorraad, dan worden de titels, die deze ver- I
tegen woordigen, vernietigd en vervangen door I
nieuwe titels van het bedrag der voorgoed
verleende vergoedingen.
De Staat blijft niettemin gehouden, aan I
derden ter goeder trouw, overnemers of pand-
houders dier tegemoetkomingen, de sommen I
te betalen, die de geteisterde van dezen
laatste heeft ontvangen of die hij hun verschul- I
digd is uit hoofde van de overeenkomsten ge- I
sloten naar luid van de bepalingen dezer wet I
op den afstand en de inpandgeving.
Van de eindbeslissing af, heeft de Staat het I
recht oni van den geteisterde terug te vorde
ren het verschil tusschen de som,,die hij heeft
betaald of zal moeten betalen krachtens het
vorig lid, en het bedrag der vergoeding vast
gesteld door de beslissing.
Interesten en bijkomende onkosten dienen
te worden afgerekend.
HOOFDSTUK VHI. Betaling der
VERGOEDING.
Art. 49 (art. 1, wet van 6 September 1921).
Ter uitvoering van de door de hoven en recht
banken voor oorlogsschade gegeven beslissin
gen worden door het Ministerie van Financiën
aan den rechthebbende een of meer titels over
handigd tot het bedrag van de vergoedingen,
door deze beslissingen toegekend. Deze afgifte
geschiedt binnen twee maanden volgende op s
den datum waarop de beslissing in kracht van
te hebben
gehoord, en mits zij in plaats van den schul
denaar toetreden tot de voorwaarden van de
wederbelegging, de réchten uitoefenen, dooi
deze wet aan deze laatste voor de herstelling
van hun pand toegekend. Het voorrecht van
deze bepaling behoort aan de vreemdelingen
in België slechts onder de voorwaarden vooi-
zien bij artikel 8.
De schuldeischers kunnen de hun voorbe
houden vordéring slechts vervolgen na verloop
van vpertien dagen te rekenen van de inver-
toefstelling gedaan door hen aan hunnen
schuldenaar. Wordt een eisch ingesteld dooi
den rechthebbende, dan wordt daarvan kennis
gegeven aan den belanghebbende door het
toedoen van den griffier van de rechtbank ot
van het Hof voor oorlogsschade.
Art. 3g (art. 3g, wet van 10 Mei 1919). In
geval van niet-wederbelëgging wordt de ver
goeding toegekend aan de bevoorrechte en
hypothecaire schuldeischers of aan de schuld
eischers wegens genotspand, naarhunnen rang,
zonder dat eene uitdrukkelijke aanwijzing ver-
eischt zij.
Is het onroerend goed het voorwerp van de
gebruikrechten of woonrechten. of werd de
bezitter van eene erfdienstbaarheid, welke dit
goed bezwaard, benadeeld door zijne vernie
tiging of verwoesting, dan wordt de vergoe
ding verdeeld tusschen den eigenaar en de
bezitters dezer rechten, naar evenredigheid
van hunne onderscheidenlijke belangen.
Is het onroerend goed bezwaard met vrucht
gebruik, dan wordt de vergoeding aan den
vruchtgebruiker uitbetaald, mits deze zeker
heid stelt en, na het eindigen van het vrucht
gebruik de som aan den blooten eigenaar over
handigt overeenkomstig de artikelen 601 en 587
van het Burgerlijk Wetboek.
Art. 40 (art. 40, wet van 10 Mei 1919). Elk
verzet tegen betaling moet, binnen een maand
nadat de vergoeding voorgoed is bepaald,
gedaan worden bij aangeteekenden brief,
gezonden aan ’t hoofdbureel voor afstand en
inpandgeving der schuldvorderingen wegens
herstel der oorlogsschade.
Art. 41 (art. 41, wet van 10 Mei 1919). De
rechtbanken voor oorlogsschade zijn bevoegd
om kennis te nemen van de geschillen voort-
spruitende uit de toepassing van dithoofdstuk.
HOOFDSTUK VI. Rechtsgeding tot
HERSTEL.
Art. 42 (art. 42, wet van 10 Mei 1919). De
vergoedingen, waarop de geteisterden recht
hebben, worden bepaald door de hoven en
rechtbanken voor oorlogsschade, ingesteld
ter uitvoering van het besluit-wet van 23 Octo
ber 1918 betreffende: de vaststelling en de be
groeting van de dooroorlogsfeiten veroor
zaakte schade.
Zijn van toepassing al de met deze wet niet
•aats-
Oetko.
1,1,ndei-ing
Wet
^'gj.Tege
-"i roe
de
enstaai
heropbouw of herinrichting
°Pgeeischt of
I
TMlil T
h