TE VELDE
“I i 1
w1
lil
f
th’ ml i
d L
i i
l!
I
L
lil
IIP
IIUII
Idij!
lid iiliiii
i1
lil i
tï
II Hl
Wh
ff Pi
u j h k
11 l! til 1
IIH 1
jl I j
4 I
1
hl
ddlLiïUl
Him T
11 81
L I
ll l’ H
geen hulpmiddel meer voorhan-
I
en
7-10-2^
I
Dagboek-Roman uit het laatste offensief
door Lodewijk Arend.
Rede van den heer Dr BRUTSAERT,
Bijgevoegde Hoog Koninklijke Commissaris.
sd
ontm'
|||i|
van Frankrijk en Engeland waar zij
t oorlog gejaagd met geduld het door
gelijke Rechtvaardigheid aangetee-
ide uur afwachten.
Zij laten
mi r l|’ II Th Tl
r‘hfjOr
i' I f
Itt loliii
il i i
u i it i
h
I
Weledele Heer Minister,
Men heeft U reeds gezegd wat kommer
en ongerustheid U w ziekelijken toestand hier
onder onze vlaamschg. boerenbevolking'ver
wekt heeft, en hoe gelukkig wij zijn U hier
eindelijk hersteld in on; midden terug te zien.
’t Zij m’j toegelatcn er een woord bij te
voegen. De menschen in ’t algemeen en waar-
deeren maar ’t geluk ais ze ’t kwijt zijn,
zoo gaat het ook met de gezondheid.
De oorlog met al zijne smarten, angsten
fl i'
nig het ook zij aan de verrijzenis van mijn
diepbeminde West-V laanderen aan hetwelk
ik door al de vezels van mijn hart gehecht
ben en bijzonderlijk van dit schoone land van
Yper waar ik mijne gelukkige kinderjaren
doorgebracht heb.
M En nu, Mijne Heeren en waarde Vrienden,
aan het werk zooals vroeger
Gaat voort door uw schrander en naarstig
werk met U waardig te maken van den eeuwen
ouden roem der Vlaamsche landbouwers.
Wij hebben U, zoowel mogelijk, het
werktuig dat gij altijd met zooveel behendig
heid hebt weten te gebruiken ’t is te zeggen
uwe gronden, uw vee, uw alaam, wederom
aan de hand gesteld... Maakt er zooals vroe
ger gebruik van tot het grootste nut.
Komt tot uwe uitstekende gewoonte terug
U in krachtige en eendrachtige vereenigingen
samen te smelten om krachtdadig uwe recht
matige belangen te verdedigen. Maakt ruim,
gebruik van landbouwonderwijs en verbete-
ringsmiddelen die door de openbare besturen
ter uwer beschikking gesteld zullen worden.
Wendt U in alle omstandigheden tot de
oordeelkundige adviezen van uwe natuurlijke
raadgevers de Staatslandbouwkundigen aan
wier verkleefdheid ik eens te meer houd hulde
te betoonen en die ten allen tijde gelukkig
zullen zijn U diensten te bewijzen.
Volgt van dichtbij al de vorderingen die
van aard zullen zijn den landbouwopbrengst
te vermeerderen en,gij zult zoo voortgaan U
waardig te toonen van uw voorgangers van den
Vlaamschen landbouw en van ons dierbaar
Vaderland (Langdurige toejuichingen.)
Yper, 21 September 1922.
il
I
oord«n
door*311
de
ken°^ ]aten zich door het verschrikkend
pel dat voor hunne oogen ligt niet
'ledigen. Zij WILLEN den haard van
vaderen herstellen. Zij willen den be-
1 hUIT „-rond doen herleven waar zij en hunne
"’jgi-en”geboren zijn en dien zij met hun
'?a etbegoten hebben. En zij vestigden zich
I torte onderstanden door soldaten ver-
1111 in stukken loopgrachten, in onvoldoende
’^nilplaatsen waar zij van de strenge koude
i SC<jen winter en van geweldige hitte in den
er te lijden hadden, ontbloot van alles in
d° land waar geen hulpmiddel meer voorhan
den was.
I M yn zij zetten zich aan het werk met al de
lliefde voor dat land, met al de taaiheid die
jjun ras kenmei kt.
(J wakkere geteisterde boeren van ons
[Vlaanderen, ik groet U metdenzelfden eerbied
i als onze heldhaftige legers Gij hebt u waar-
dig getoond onzer dappere soldaten gij ook,
Gij zijt Helden(Storm van toejuichingen.)
I pj groet alsook de edele vrienden van ons
land, Engelschmannen, Zwitsers, en Ameri
kanen, die ons hielpen, die edelmoedig aan
ionze geteisterden met vee en alaam den troost
lliunner vriendelijke belangstelling schonken.
(Toejuichingen.)
I En als hoofd van het landbouwbeheer, als
i Minister, ben ik gelukkig en trotsch insgelijks
i hulde te kunnen brengen aan mijne waarde en
Ltoegenegen medewerkers, die door hunne
schranderheid, hunnen ondernemingsgeest,
hunnen onvermoeibare)! ijver in het herstel
lingswerk, boven allen lof gebleven zijn.
I Ik aarzel niet om het te zeggen de amb
tenaren van het middenbestuur die het land-
bouwherstel in hunne bevoegdheid hadden,
de bijzondere landbouwdienst in West-Vlaan-
deren met aan het hoofd den weergaloozen
óppersten algemeen Opziener Boereboom (toe-
ijiiichingen) hebben zich wel verdienstelijk
■jemaakt jegens het land en bijzonderlijk jegens
fe geteisterde landbouwers. I oej.)
Voor wat mij betreft, die geene andere
verdienste gehad heb dan al dit streven tot
|het doel te leiden, ik zal immer als de vreugde
en de eer van mijn leven aanschouwen, te
[hebben kunnen nuttig medewerken, zoo wei-
6 ’t Ypersche
en ellenden heeft ons moeten leeren dat wij
iet gelukkigste volk' der wereld waren. Gij
rebt nu aan den levenden lijve den prijs der ge
zondheid naar waarde leeren schatten. Tracht
ze nu ongeschonden te bewaren, tot welzijn
van gansch uw huisgezin, tot welzijn van onze
bevolking die vurig verlangt, U, nog lange
jaren in al de kracht en pracht van uw edele
hertes- en geestesbegaafdheden aan ’t hoofd
van ’t Ministerie van Landbouw te mogen
begroeten.
«We weten immers, M. de Minister, hoe Gij
uw volk lief hebt, hoe uw hert gebloed heeft
bij het zien van al de ellenden hier in ons
Vlaanderen door dien, rampzaligen oorlog
teweeggebracht.
We weten hoe Gij al uwe krachten inge
spannen hebt, tot uitputting toe, om zijne
wonden te heelen.
We weten hoe Gij erin geslaagd zijt die
akelige woestenij in weelderige velden te her
schapen, die weelderige velden die met het
vee dat ze voeden, onze landelijke bevolking
een vreedzaam en heerlijk bestaan moeten
verschaffen.
De tentoonstelling met zijn prachtige rud
ders, met zijn verscheidene landbouwproduk-
ten en landbouwmachienen is als de verheer
lijking van uw werk, een lofzang ter Uwer
eere en ter eere van onze boerenmcnschen,
zoo sterk gespierd maar nog sterker van wille,
een zegelied van den arbeid, op ’t geweld en
de moorderijen van den oorlog.
Velden en weiden uit den chaos doen
verrijzen, runders en schapen doen grazen
waar alle menschelijk en dierlijk leven was
uitgedoofd, ’t was wel, ’t was veel, maar’t was
niet alles.
De landman die na den wapenstilstand
het wagen dorst dezen ongastvrijen grond te
betreden, moest eene schuilplaats hebben
voor zijne dieren, eene woning om zich tegen
wind en regen te beschutten, zijne uitgematte
leden uit te rusten, een gezin te stichten.
Daarom rezen lijk bloemen in de Lente,
overal niguwe huizen en hoeven uit den grond,
en opdat deze laatste beter, gerieflijke)",
gezonder dan vroeger zouden oprijzen hebt
Gij een wedstrijd u'tgeschrevcn en heeft Zijne
Majesteit de Koning een prijs aan de beste
hoeve willen verleenen.
Wij zijn Uedele dankbaar voor die ver
hevene opvatting van door een prijskamp
Dat zijn pillen voor pijn aan de voeten,
sergeant Meteen werpt hij ze ’t veld in en
trekt moedeloos naar zijn barak.
Ons volkje zit smakelijk te eten en deze die
reeds gedaan hebben trekken op met handdoek
en zeep op zoek naar water.
’t Koude water doet goed en de tongen gaan
weer los.
Goed geslapen
Ja, maar de wol van mijn bed was niet
goed getrokken 1.
ïk ben wakker geworden dezen nacht van
’t gemak, want ik ben niet gewoon op pluimen
kussens te liggen.
Zouden ze ons nog gerust laten vandaag
Wie weet
Die onzekerheid geeft ons geen rust. Wij
weten niet wat mij mogen doen, hoever wij
mogen gaan.
Daarom nemen wij het besluit in de weide
te gaan liggen nevens ons kamp, ’t Is schoon
weder en dat valt mêe.
Sergeant Peet, Daans, mijn broeder Paul
en ik, nemen plaats op een zonnig plekje en
trachten keuvelend den tijd om te brengen.
Wel Jef, wat nieuws vandaag vraagt
mijn broeder aan Peet.
’k Heb gedroomd dezen nacht.
Ah 1 en was ’t de moeite waard
’k Droomde dat wij met volle geweld
vooruitgingen. De zaken stonden opperbest
de Pruis kon geen stand houden. lederen dag
zag ik de kans grooter worden om aan de baan
Brussel-Mechelen te geraken.
(7 Vervolgt).
morgen beter de verdeelingen-van den tralie-
draad in uwen rug geprent.
Nochtans, om dit te vermijden legt elkeen
zijn kapoot op den draad. De dekens worden
van de zakken gerold en ’t bed wordt gereed
gemaakt.
Niemand mag de schoen afdoen klinkt
het al met eens van aan de deur, ’t Is de stem
van den adjudant.
Ze zullen ons toch zeker wél den nacht
hier laten uitdoen mort ’t klein Bleske, dat
reeds afgemat is.
Wie weet, ’t verwondert mij dat wij mo
gen rusten bzegt korporaal Regghe.
Weldra is de’ laatste kaars uitgeblazen en
alles in de diepste stilte hervallen.
Toen wij wakker worden is ’t klare dag. Wij
zijn verwonderd dat men ons gerust heeft laten
slapen en er zijn nog geene nieuwe bevelen
aangekomen.
Hier en daar recht er zich een op, wrijft de
oogen uit en is verwonderd dat het reeds zoo
klaar is. ’t Leven dat de eeneh maken, wekt
de anderen en weldra staan efe barakken in rep
en roer.
Koffie 1 wordt er geroepen aan de deur.
De gamellen rammelen en worden openge
trokken met een knal en dan loopen dè mannen
om eerst aan de keuken te zijn.
Sergeant, moet ik koffie halen voor u
ja, Van Halle, hier is mijn gamel.
Intussch^n ga ik mijn ronde doen om de
zieken op te schrijven. Doch er is maar een,
hij heeft pijn aan de voeten. De dokter geeft
hem twee pillen en daarmee is ’t afgeloopen.
III.
Op afwachting.
(vervolg)
Nog wat geduld, zegt de kommandant,
die zulks gehoord heeft, wij zijn er bijna.
Weldra zien wij een verlaten kamp voor ons
opdagen. Gansche rijen houten barakken, waar
Vr°eger nog soldaten gelegen hebben ’t is
Zuidhuis. Daar houden wij stil.
Aan elke sectie wordt een plaats aangewe-
zen en de mannen stormen de barak binnen
de beste plaatsen te kiezen en zich te ont
doen van den zwaren last die de schouders
drukt.
Ineen oogwenk komen de stukjes kaars uit
en zak en wordt er licht gemaakt. In die
^chenierklaarte ziet men in de lange, lage
frakken twee beddingen sterken traliedraac
°°Pen, afgemaakt in verdeelingen voor één
Hlan en de eene boven d’ander gespannen.
d R ^'er Z^n ^en m’nste ressoórbakken zegt
°sse die niet ver van mij heeft plaats ge
nuien.
- Maar ze hebben de matrassen vergeten
P te leggen roept Meirelbeke.
£*at is niets, meent Rogier, dan ziet ge
n
I.
■H
a'wo
nu ii