II
jii'l
I
h
ïl
n
Rb!
1 i ii
nih 8111 lil
1
M 1 h
i ML
f - w
.1. H
1 f
11 BI
ill
Ij II
Mi
1 y 1 -
de
des
des Annales Parlementaire»
durven
I
SI f
F fl
lil
I'S I
e de i’snterpeliation
Missiaen et Dierkens
a tf. Ie Ministre
Affaires Économiques
Ik heb reeds meermalen aan deze Kamer
gezegd dat de rechtbanken voor oorlogsschade
jaarlijks werk leveren dat twee- tot driemaal
het werk overtreft van alle andere jurisdicties
van het land, het is te zeggen dat er meer uit
spraken geleverd worden door de tribunalen
voor oorlogsschade dan door alle rechtbanken
en hoven van het land, er in begrepen zelfs de
politierechtbanken en de vredegerechten.
Het is niet te verwonderen dat in zulke
groote zaak, die is moeten samengesteld wor
den schier op enkele dagen, vele gebreken
bestaan, en het is ook niet te verwonderen dat
vele klachten inkomen wanneer ik uzal zeggen
dat 1.700.000 dossiers moeten voorkomen en
dat er tot nu toe nog maar rond de 600.000
gansch afgedaan zijn blijven er dan nog
ongeveer een groot millioen over, en zoo kla
gen die burgers die hun deel nog niet hebben
ontvangen. De klachten zullen alleen dan op
houden als alle menschen zullen bediend zijn.
Dat is klaar. Maar de kwestie is van te weten
of wij alles doen wat mogelijk is.
Ik ben volkomen t’akkoord dat er nog ver
beteringen kunnen gebracht worden in deze»
dienst en het is mijne dagelijksche bezigheid
met mijne ambtenaren naar deze verbeteringen
te zoeken. Uwe kritieken, mijne heeren, zijn
wenken die ik graag hoor en ik ben steeds
gelukkig wanneer ik er practische gevolgen
kan uit afleiden. Dit heb ik overigens reeds
meermalen met profijt kunnen doen. Maar ik
moet toch zeggen dat sommige kritieken,
ditmaal door u voorgebracht, mij maar zeer
onrechtstreeks aanbelangen. Bij voorbeeld,
voor wat aangaat de rechtbanken, de hoven
voor oorlogsschade en ook de griffies, ben ik
toch maar in eene zeer kleine mate verant
woordelijk de benoeming van al de magi
straten en van de griffiers hangt- af van den
minister van rechtswezen en niet van mijIk
kan natuurlijk wel mijn invloed gebruiken om
te vragen aan den minister van rechtswezen
tusschen te komen als een of ander misbruik
voorkomt, en dat doe ik, maar ik kan
toch slechts een onrechtstreekschen invloed
uitoefenen. Dus voor al wat gezegd is betref
fende de hoven en rechtbanken verwijs ik
mijne collega’s naar den heer minister van
rechtswezen.
De heer Dierkens. De interpellanten
hebben daarover niet gesproken.
De heer Van de Vyvere, minister van
economische zaken. Verschillende interpel-
lanten hebben gesproken over de traagheid
der rechtbanken en der hoven. Zij hebben
gelijk gehad er over te spreken aangezien het
hier niet enkel mijn departement aangaat,
maar ook het algemeen belang. Bijzonderlijk
wat betreft het hof van Gent, waarover d®
heer De Greve heeft gehandeld, is hier wel
eene nieuwe kamer samengesteld om onmid
dellijk na het verlof in werking te treden en
alzoo de zaken snel te doen vooruitgaan, maar
er zal nog met meer spoed moeten gewerkt
worden. Daarover ben ik ’t akkoord. (Onder
breking van den heer C'olaert.)
Een ander punt betreft de coöperatieven.
Ik ben ook niet verantwoordelijk voor hetgeen
de coöperatieven doen in deze zaak kan i'k
ook slechts onrechtstreeks tusschenkomea,
vermits het verbond der coöperatieven alleen
in samenwerking met mijn departement moet
handelen.
Sommige van onze socialistische collega’s-
hebben gevraagd dat ik mijn invloed zou
gebruiken om in de cooperatieven van oorlogs
schade een vertegenwoordiging aan hun partij
te bezorgen. Dat heb ik gedaan en de toestand
is nu dat de socialistische partij door twee
harer mandatarissen, twee politieke mannen,
vertegenwoordigd is. Noch de liberale partij,
noch de katholieke partij hebben er een enkel
mandatarisnoch volksvertegenwoordiger
noch senator. Het zijn hoegenaamd geen®
politieke mannen. (Verzet op de uiterste linker
zijde.)
Wel is waar behooren zekere mannen van.
die coöperatieven tot de katholieke opinie
immers van alle kanten zeggen dat het een
wonder is dat in enkele jaren, en namelijk in
dit laatste jaar, zooveel is gedaan geweest om
het Ypersche en zijne landerijen te doen her
leven.
Ik zou dus begeeren dat de achtbare heer
minister de zaak onderzoeke vail dezen welke
gronden gekocht hebben, ik herhaal het, niet
alleen voor hen, maar ook om andere en
namentlijk kleine geteisterden de gelegenheid
te geven zich eene woonst te zien herbouwen.
Ik wil niet verder aandringen toch moet
ik protest aanteekenen tegen hetgeen is gezegd
geweest, dat een fonctionnaris van het minis
terie van ekonomische zaken, met mijne tus-
schenkomst, eene soort van zwarte lijst zou
opgemaakt hebben om degene uit te sluiten
waarvan ik kom te spreken. Dit is logentaai
voor wat mij aangaat, en de achtbare heer
minister zal zeker erkennen dat geen woord
daarvan waar is.
De heer Missiaen. Laat ge mij eene
onderbreking toe, mijnheer Colaert
De heer Colaert. Ja zeker
De heer Missiaen. Zoudt ge
beweren dat gij niet weet dat politieke tegen
strevers van u sinds maanden op hunne titels
wachten, zonder dat er de minste redenbestaat
om die titels niet af te leveren
De heer Colaert. Ik weet, sedert enkele
dagen, dat sommige groote liberalen en katho
lieken, maar geen socialisten, hunne bekomene
vonnissen niet zien uitvoeren...
De heer Missiaen. Dus, het bestaat.
De heer Colaert. Om dat er over ge
schreven is geweest in een .weekblad, waar in
gij, gelijk ik, protest aangeteekend hebt.
Ik weet dat titels zijn ingehouden geweest
van eenige groote mannen van Yper wiens
namen kortelings min of meer ter sprake
werden gebracht.
De heer Missiaen. Het is eene schande.
De heer Colaert. Ik heb gevraagd dat
die heeren zich zouden bekend maken, maar
zij hebben het niet gedaan. Ik heb hun gezegd
dat ik toch moest weten waarover zij te
klagen hadden, om de zaak ernstig te kunnen
onderzoeken.
De heer Missiaen. Gij kent ze.
De heer Colaert. Ik ken ze anders
niet maar sedert dat de polemiek in het
gazetje geëindigd is, weet ik dat zij voldoe
ning bekomep hebben, of zullen krijgen.
De heer Dierkens. Gij weet dat zij vol
doening gehad hebben en gij zegt dat gij ze
niet kent
De heer Missiaen. Zoo dus, het bestaat.
De heer Colaert. Het is daarover dat
ik den heer minister ondervraag, opdat hij
zou zeggen of het zoo is, ja of neen, en ook om
te weten of een volksvertegenwoordiger van
het arrondissement Yper daarin plichtig is.
De heer Missiaen. Dat weet ik niet 1
De heer Colaert. U weet ten minste
dat ik onbekwaam ben mede te helpen om
zwarte lijsten te maken en titels te doen
inhouden.
De heer Missiaen. Ja
De heer Colaert. We zijn dus ’t akkoord
over die kwestie, en ik hoop dat mijn tegen
strevers zullen bekennen, gelijk gij het wilt
doen, dat ik voor niets ben in deze zaak, aan
gezien ik er onbekwaam voor ben.
Ik herhaal evenwel dat ik het eens ben met
de heeren Missiaen en Dierkens opdat een
voorkeur, zooveel mogelijk, zou verleend
worden aan de kleine geteisterden. Dat heb
ik sedert langen tijd gevraagd, en dikwijls
heb ik voldoening gekregen, voor kleine, ge
middelde en groote geteisterden.
Antwoord van den Heer Minister
De heer Van de Vyvere, minister van
economische zaken. - Mijne heeren, in eerie
zaak als deze, moest ik mij natuurlijk ver
wachten aan beknibbelingen van alle slach.
Dat er een zeker getal vertragingen zijn ge
weest, is niet te verwonderen, in aanzien van
het groote werk dat te verrichten viel.
Extra»
PRÉS'DENT. Nous reprenons la
-on de l’interpellation de MM. Missiaen
I'rI<ens sur les retards qui se produisent
]e paiement a certains sinistrés, sur
r. dans lequel sontinscrites lesdemandes
'^(lemnités et sur la composition des tribu-
R Je doinmages de guerre et des commis-
L arbitrates.
L parole est a M. Colaert.
pe heer Colaert. Ik begeer op mijne
rt enkele woorden te zeggen in de bespre-
Lder ondervraging van de heeren Missiaen
l Dierkens.
hkzal mij weinig bezighouden met de vraag
L benoemingen welke die heeren aan den
litbaren heer minister van ekonomische
ken schijnen te verwijten. Het is immers
achtbare heer Van de Vyvere niet die
Ltal die benoemingen te doen heeft. Inder-
1(1 wie benoemt de voorzitters, de bijzit-
f5 de griffiers en ondergriffiers van de
Ihtbanken voor oorlogsschade Het is de
Lister van rechtswezen dit heeft de Kamer
kill! en dit heeft gelijk een man gestemd
Lest, niettegenstaande onze tegenspraak,
ior al de socialisten. En nu klaagt men over
benoemingen die, in gevolge deze bepaling
r wet, gedaan geweest zijn, door wie
bor den achtbaren heer Vandervelde. Zoo-
ig als deze minister van rechtswezen was,
eft-men daarover niet geklaagd, en nu valt
tnde minister van ekonomische zaken aan,
s plichtig in deze zaak. Men weet ook dat
tde voorzitters van de rechtbanken, en geen
os de minister is die de scheidsraden be-
Elllt
wat aangaat de controol van het herbe
leeft men ook klachten laten hooren.
htans, in het arrondissement Yper, heb
ode socialisten hun deel gehad. De heer
hunne die, geloof ik, socialist is, en broeder
lenzen achtbaren collega, heeft benoemd
reest om dit ambt waar te nemen. Ik moet
termen dat hij dit waarschijnlijk zeer wel
doen, zooals hij vroeger andere bedienin-
I heeft waargenomen, waarin hij diensten
ft kunnen bewijzen. Ik heb dit zelf kun-
II ondervinden en beken volgaarne dat hij
t iedereen onpartijdig gehandeld heeft.
pen heeft ook geklaagd dat er namelijk in
tarrondissement Yper een zekere voorkeur
geven wordt aan sommige personen inzake
11 schadevergoeding, en men beweert van
11 anderen kant dat de kleinere vergeten
)rden. Welnu, de groote klagen insgelijks
R van kante gelaten worden, en ik beken
het voor den .achtbaren heer minister een
lee' moeilijken toestand is. Hij heeft mogen
paren dat indien duizenden geteisterden
p geene voldoening gekregen hebben, er
r ^zenden zijn die niet meer te klagen
ihben.
Ik ben van meening dat hij wel doet met,
hk die heeren het vragen, eerst en vooral
zaken op te lossen die de kleinere geteis-
en betreffenmaar indien ik kan aannemen
er m dezen zin eene zekere voorkeur
a^Ven wordt, moet er toch ook recht ge-
worden aan de grootere geteisterden.
L (‘eze noem ik, bijvoorbeeld, die be-
tad Y^en<^en dewelke aanstonds na dat de
L P.ei vr’j gekomen is, korts na den
^tilstand, gronden hebben aangekocht
L et b°uwen van woonsten, voor hen
iebbemaar 0°k vo°r anderen, en die alzoo
Ui Vgü gemaakt dat de stad een grooter aan-
r ert^e kawoners kon ontvangen.
P a^zo° riet gedaan geweest, men
ei oogenblik den heropbouw van
omstreek niet kunnen bewonderen
nu verplicht is het te doen. Men hoort
;l Ii
I
lid i --1’4 'I- s
i L I