rs
I
hllll
Over de waarde 1914
I
i
de rechtbanken de
de kosten
de weder-
i Lï
j L
kliënteel, b. v. als er spraak is van een wijn
handelaar of van een hotelhouder wiens kelder
vernield werd, zal men hem niet vergoeden
door als grondslag den prijs te nemen van
zijn tarief voor den verkoop in ’t klein of vol
gens de restauratiekaart, maar men zal op
zoeken aan welken prijs hij zijnen kelder in
blok had kunnen verkoopen of den prijs dien
hij had moeten uitgeven om eenen kelder van
gelijke waarde, zoowel voor wat den aard als
den ouderdom van de wijnen betreft, bij een
handelaar te kunnen koopen.
De schade van eenen houthandelaar moet
niet geschat worden aan den prijs waarop hij
aan zijn klienteel verkoopt, maar wel volgens
den prijs dien hij aan eenen confrater had
moeten betalen om eenen voorraad hout van
dezelfde soort, van dezelfde lengte en van de
zelfde droogheid te koopen als hetgene hem
ontnomen werd.
Aldus begrepen komt de verkoop of de te
bekomen waarde wel dicht bij den inkomprijs
van het vernield goed, om niet te zeggen dat
zij daarmee gelijk komt, niet met den werke-
lijken inkomprijs maar wel met den prijs
waarop dit goed zou gekomen zijn als men
het op i Augustus 1914 had moeten herstellen.
De heer Van Bladel doet opmerken (2® uit
gave, bl. 298) dat welk ook de uitlegging van
de waarde in 1914 mag zijn dezë zonder in
vloed is op de totale vergoeding want de
wederbelegging loopt niet op de waarde van
het goed maar op het goed zelf dat men
overigens den inkomprijs ofwel de te bekomen
waarde op 1 Augustus 1914 neemt, de eindop
lossing zou steeds dezelfde zijn, want wat men
minder betaalt als vergoeding voor herstel,
zal men meer betalen als vergoeding voor
wederbelegging en omgekeerd.
Veronderstellen wij een goed dat 3oo fr.
waard is op het oogenblik der wederbelegging,
100 fr. als inkomprijs en 110 fr. 'als te beko
men waarde op 1 Augustus 1914.
Als men volgens den inkomprijs betaalt
zullen de vergoedingen zijn
Wederbelegging 3oo—100 200
Totaal 3oo.
Als men de te bekomen waarde terug be
taalt zullen de vergoedingen zijn
Herstel 110.
Wederbelegging 3oo110=190.
Totaal 3oo.
Dat is juist als er spraak is van voorwer
pen die recht hebben op eene algeheele weder
belegging, maar dat is niet meer het geval als
er spraak is van voorwerpen die slechts recht
op eene beperkte wederbelegging hebben.
Laat ons opnieuw het hooger aangehaald
voorbeeld nemen. Laat ons aannemen dat het
voorwerp dat 100 fr. gekost heeft en 110 fr.
waard is, eene koopwaar weze.
In de eerste veronderstelling zal de totale
vergoeding vastgesteld bij art. 18, 200 fr. zijn,
in het tweede 190 fr. (110 en 80).
Dit bewijst dat men goed moet overeenko
men over de uitlegging die er aan de waarde
1914 dient gegeven te worden.
Art. 18 versterkt de thesis die beweert dat
de waarde 1914 de verkoopwaarde of de te
bekomen waarde is; als men door deze waarde
de kosten voor het herstel op 1 Augustus 1914
begrijpt.
Inderdaad om de totale vergoeding vast *e
stellen heeft het Parlement wettelijke verm«-
nigvüldigers willen gebruiken die voortsprui
ten uit de werkelijke vermenigvuldigers deze
hangen af van eene vergelijking van
voor herstel op het oogenblik van
belegging en de waarde 1914.
Het Parlement heeft klaarblijkend verge
lijkbare waarden willen vergelijken en zoo
het eenerzijds heeft bepaald dat men de kos
ten van het herstel moest nemen, moet men
aannemen dat het door de waarde 1914 de
kosten van het herstel op dit oogenblik heeft
willen verstaan.
Het is dus eene dwaling van de Staatskom
missarissen en van de Rechtbanken als waarde
aangetoond dat de uitlegging
aan dé uitdruk-
en te bekomen
djeUW® Omzendbrief
een der vorige nummers hebben wij den
Ljcronderafgedrukten omzendbriefin ’t fransch
Oergegeven. Opdat al onze lezers zich reke-
"jngzouden kunnen geven van ’t geen er zooal
jöorhet Ministerie, de Staatskommissarissen
opgelegd wordt, geven wij die thans in het
flaanisch-
Nutteloos is het, veel kommentaar te geven
„opens dezen omzendbrief. Iedereen, die hem
et aandacht leest, zal wellicht begrijpen
^■aarhet Ministerie naartoe wil, en hoe men
steêds tracht de toegestane vergoeding op
‘Hemanier in te krimpen.
Bijzonderlijk ’t laatste van den brief dient
onze aandacht te boeien, want zonder twijfel
wOi(it de stad per hier bedoeld. Omdat de
huizen hier kloek en sterk gebouwd waren,
omdat zij grootendeels uit de middeleeuwen
Jagteeken len, zouden zij in 1914 dezelfde
«arde en sterkte niet gehad hebben als al
<|at moderne gedoe maar kom... de lezer
zal zelf oordeelen, en zelf wel bestatigen wat
onzin er uitgekraamd wordt.
De grondslag der vergoeding wanneer er
spraak is van schade aan goederen, is de
waar de op 1 Augustus 1914. Gedurende langen
tijd hebben de hoven en rechtbanken voor oor
logsschade gemeend dat men door de waarde
op I Augustus 1914 de aankoop of inkomprijs
moest verstaan.
De vraag werd aan het Hof van Verbreking
onderworpen dat heeft beslist dat de waarde
op [Augustus 1914 de verkoopwaarde was,
faiste zeggen, de waarde die men er op dien
datum voor bekomen kon.
De uitdrukkingen verkoopwaarde of te
ekomen waarde (valeur vénale et realisable)
lie onverschillig in de arresten gebruikt wor
den, zijn dikwijls slecht begrepen door de
Rechtbanken en door de Staatskommissarissen
die, als er spraak was van grondstoffen ol
koopwaren, gemeend hebben dat men om de
rechtspraak, vastgesteld door het hof, toe te
passen, de voorwerpen moest schatten aan
de waarde waaraan de geteisterden ze aan
^run kliënteel verschaften. Men heeft dus den
Prijs opgezocht voor den verkoop in het klein
ds er nog handelsboeken bestonden en deze
Prijzen hebben dan gediend tot de vaststelling
dervergoeding totherstel diemet de toepassing
'Jrreen min of meer geschikten vermenigvul
diger de waarde der wederbelegging uitmaakte.
Als de handelsboeken verdwenen waren
eeft men de aankoopprijzen opgemaakt bij
middel van afschriften der fakturen van de
evcrancie-rs, die met de kosten voor het ver-
v°er, de invoer-, de magazijn- en de andere
A'tnieene kosten vermeerderd, de inkomst-
P'ijzfen uitmaken daarbij heelt men om tot
Verkoopprijs of tot den te bekomen prijs
geraken, 20, 25 en 3o 0 o voor de winst gere-
end wat, zoo zegde men, normaal was.
^eze manier om de vergoeding voor herstel
'lst te stellen berust in het eerste geval op
6,16 slechte uitlegging van de arresten van
tf^ofvan Verbrekingen in het tweede ge-
°P een slecht begrip van artikel 18 der
*°p de-oorlogsschade.
®t advies van den heer advokaat-generaal
J}VOet in zake de S. A. T. V. Jacques
ka’»er, 16 Februari 1922) heeft de vraag
J*» en -
Ij Departement gegeven
Verkoopwaarde
Ij wel de juiste was.
<lniU Cer advokaat Holvoet heeft zich uitge-
^a!s volgt:
e Wetgever heeft aan
Ministerie van Economische Zakên
o
Dienst voor Oorlogsschade
ie Bestuur Nr E/13642
I «OMZENDBRIEF C. n' 14, D. V. O.
I -
volle macht willen laten om het geleden ver-
lies te bepalen, door dezen of genen grond-
slag tot schatting aan te nemen, dien zij best
oordeelden.
Als eenvoudige aanduiding zal ik er bij-
voegen dat de rechter moet opzoeken wat
voor een slachtoffer van de schade, de wer-
kelijke waarde was van het voorwerp dat er
aan zijnen erf boedel werd ontnomen, wat
hij had moeten uitgeven op 1 Augustus 1914,
om op dienzelfden dag in gelijken toestand
te geraken.
De manieren van schatting kunnen ver-
schillen volgens den aard van de weggeno-
men goederen.
Dit zal voor de koopwaren hunne verkoop-
waarde zijn, als men, wel te verstaan, het
totaal der weggenomen waren in aanmerking
neemt. Het verlies voor een verkooper in
het groot moet niet geschat worden door
elk voorwerp te nemen volgens den prijs van
den verkooper in het klein.
Voor een onroerend goed zal het de ver-
koopwaarde zijn met inbegrip van de toe-
komstwaarde die het van natuur reeds ver-
kregen heeft (valeur d’avenir déja incorporée)
met uitsluiting van de waarde die rekening
houdt met de persoonlijke belangen (valeur
de convenance) door dit laatste zou men
zedelijke schade herstellen.
Voor het gereedschap zal de rechter zor-
gen rekening te houden met de bijzondere
waarde van het gereedschap in het geheel
van de fabriek, zelfs als het reeds gebruikt
is.
Als de verkoopwaarde moeilijk kan be-
paald worden, b. v. voor onafgewerkte pro-
dukten, zal de rechter als grondslag den
inkomstprijs nemen en daarbij sommige fak-
toren voegen die van invloed op de waarde
van het voorwerp zijn en het reeds verkregen
voordeel uitmaken, wat het eerste verslag
van den heer Mechelynckhet profijt noemde
dat aan den geteisterde toekomt, en niet aan
den Staat. Dit voordeel moet dus niet ver-
ward worden met dat welke het slachtoffer
zou verwezenlijkt hebben als hij zijne onder-
neming had voortgezet door dit laatste
zou men eene onzekere schade vergoeden.»
De verkoopwaarde of te bekomen waarde
is dus de som die de belanghebbende op
I Augustus 1914 had moeten uitgeven om zijn
goed op dien dag te herstellen, dus de kosten
van het herstel op dien datum.
Het is niet het totaal der prijzen dié hij be
komen had daör de voorwerpen, die zijnen
_e gendom uitmaken, in het klein te verkoopen,
maar wel wat hij had kunnen bekomen door
het geheel in één enkel lot te verkoopen.
Het is niet het totaal der sommen die hij
had moeten uitgeven om op I Augustus 1914
het gelijke van elk der vernielde voorwerpen
aan'te koopen, maar wel om het gelijke van
zijnen volledigen voorraad terug te koopen.
Men moet dus om de verkoopwaarde of
•de te bekomen waarde te verkrijgen bij den
inkomprijs het voordeel niet voegen dat de
belanghebbende gewoonlijk uit zijn handel of
zijn nijverheid trok daar dit voordeel onze
ker is, maar alleen de waardevermeerdering
door de voorwerpen verkregen sedert zij tot
zijnen erfboedel behooren.
Als men op deze wijze de te bekomen of
verkoopwaarde verstaat zal deze voor eenen
geteisterde niet /ijn eigen verkoopprijs op
1 Augustus 1914 z’Jn’ maar wel de verkoop
prijs op dezen datum van den leverancier die
hem eenen voorraad voorwerpen heeft afge
staan gelijk aan degenen die vernield werden
en op dezelfde plaats aangebracht.
Deze waarde zal dus meestal hooger, maar
soms ook geringer zijn dan de aankoopprijs
van de vernielde voorwerpen. Zij moet reke
ning houden met de kosten gedaan om den
voorraad aan te leggen en te sorteeren, met
de magazijn- en de sorteeringskosten, de
natuurlijke meer of minderwaarde, en de meer
of minderwaarde die er voortspruit uit het ver
anderen van den prijs of van de eischen van de
te
4-
Herstel 100
ii