TE VELDE
Robinson Crusoë.
Stac8 Yper
Plaatsrecht op Markten en Foor en
de feesten
3-3-23
’t Ypersche
26
zak gevuld met
stuk brood zegt de
zouden beter
Dagboek-Roman uit het laatste offensief
door Lodewijk Arend.
ze eten wat ze
den honger.
Groote vermakelijkheden
wijk Kortemeersch.
dan vindt gij
1 voor u.
de keuken, Kier-
om 2 uren
om den geldelijken toestand der stad te verbe
teren.
Immers de stad moest in 1921 3oo.ooo frank
meer uitgeven dim zij ontving
In hare begroeting van 1922 moest zij eene
aanzienlijke toelage van den Staat inschrijven,
voor het in evenwicht brengen der gewone
uitgaven en ontvangsten. Thans moet de Staat
niet meer voorzien in het tekort der begroe
ting der aangenomen gemeenten, onderwor
pen aan de goedkeuring der bestendige afveer-
diging, zulks krachtens, art. 1 van het K. B.
van l5 Maart 1922
Verders staat de stad voor ontzaglijke nieu
we uitgaven uit hoofde van onteigeningen voor
het maken en verbreeden van straten en om
het herinrichten van openbare diensten
Daarbij voorzag dan nog de begrooting, van
1922 eene uitgaaf van 80.000 frank voor de
openbare verlichting en van 3o.ooo frank
voor de reinigheidsdienst der wegen zonder
de minste ontvangst om die uitgaven te
dekken.
Ter gelegenheid van Kattefeeste heeft het
inrichtingskomiteit de orde der feesten vast
gesteld als volgt
i°) Prijskamp voor lijnvisschers
2°) Wedstrijd voor roeibooten
3°) Wedstrijd voor zwemmers
40) Prijskamp voor Patins a palettes
5°) Match van water-polo.
De feestelijkheden zullen stipt
beginnen.
’s Avonds om 8 uren algemeene verlichting
met stadselectriciteit.
Om 9 uren Bal populaire.
N. B. De personen die niet believen te
dansen worden verzocht zich zooveel mogelijk
op de voorlanden te houden om de water- en
mozetrots niet te belemmeren,.
Al het geld voortkomende van
zal uitsluitelijk gebruikt worden tot het aan-
koepen van kasseien en borduren.
Voor hei Komiteit
Op i3 November 1922 nam de gemeenteraad
der stad Yper de volgende taksverordening
aan voor het plaatsrecht op markten en
fooren in vervanging der verordening van i5
Oktober 1922
Voor barakken of oprichtingen van openbare
spelen, vertooningen of vermakelijkheden in foor
of feesttijd zal er een plaatsrecht worden gelieven
van 2 franken den vierkanten meter bezetten
grond vóór den duur der foor of feest
Voor kramen, uitstallingen of verkoop van
gelijkzvelkevoorwerpen, uitgenomen dezevoorBeii
in art. 3 zal er een plaatsrecht van een frank
per vierkanten met ervoor ieder en marktdag gehe
ven zoor den.
Het geheven recht zal tem minste twee franken
bedragen.
Bovenstaande nieuwe taksen komen in voege
met 2" Maart.
Deze nieuwe taksverordening werd aangeno
men om het hoofd te'bieden aan de menigvul
dige groote uitgaven door de stad te doen en
uitgestrekte weide.
Hier herbegint hetzelfde werk :een geschikt
plaatsje kiezen, een gracht delven met veel
werk en moeite, er ons zeildoek over spannen,
goed alles .wegstoppen onder bladeren en
takken en dan.... de gebeurtenissen afwachteri.
’t Weder heeft zich hersteld, we worden er
gerust gelaten en wij maken er gebruik van om
wat uit te rusten, ’t Ergste is dat wij zonder
eten zitten. De kommandant heeft het wel is
waar laten weten, doch er komt niets af.
Daar in de verte zien wij een paar vlieg
tuigen over komen. Ze komen van onze lijnen
af. Toch wordt er geroepen.
Opgelet Vliegtuigen 1
-- ’t Zijn van de onze
Wie weet
Zie, ze laten iets vallen
’t Schijnt een zwaar pak te zijn. Twee man
worden er heen gestuurd en weldra komen ze
terug en roepen van verre
Eten, mannen, eten
En inderdaad, ’t is een
brood en vleeschdoozen.
Dadelijk wordt eene uitdeeling gedaan en
iedereen gaat smakelijk aan ’t smullen.
De dag gaat goed voorbij en wij denken
reeds dat wij hier ten minste een gerusten
nacht zullen kunnen overbrengen.
Ijdele hoop Zoodra de nacht valt wordt
ons opnieuw melding gedaan dat wij moeten
opbreken.
Ons werk is dus weer nutteloos, en waar wij
zullen aankomen, diep in den nacht misschien,
valt er nogmaals te herbeginnen.
(Zie volgende bladzijde).
ze weg al ikkepatjikken.
Ik bezag ze gaan en kost er niet van wèere
keeren dat er in die arme sukkelesse meer
couiagie was in haren kleinen vinger of in
velen in geheel hun lichaam weduwe zijn,
refugiée in de Midi, hare dochter verliezen,
op t strate moeten tjolen in een gesticht
moeten gaan tegenheur goeste, windige rapen
én kools moeten knagen van den ien Januari
tot den laatsten December, onder den duim
gehouden worden lijk een onnoozel kind, en
niettegenstaande dat,., heur blij gemoed en
heur lachende miene blijven behouden, spits
al die moeilijkheden.
Voorzekers zou men een vergrootglas noo-
dig hebben om er nog zulke onder het jonge
ras te vinden.
En omdat die oude wuvetjes niet durven
klagen uit vrees van in ’t hoekje gesteken te
zijn, denkt men en men durft het zeggen dat
ze kontent zijn.
Verbeteringen kunnen en moeten gedaan
worden, om die oudjes, die alle arme geteis-
terden zijn als wij, een zacht leven te ver
schaffen in hunnen ouden dag.
Is het immers niet voor hen dat die funda
tiën bestaan ’k peinze stief wel van ja.
juistdijk een brids en onze oude leens, geste
ven van de koude in den dag, zijn gerabraakt
als wij ’s morgens uit ons nest kruipen. Ge
zoudt eens moeten komen kijken, aan al dat
Confort moderne ge zoudt u voorzekers
krom lachen.
Pen andeien iets dat ook tegensteekt ’t is
Jat wij, zelts in den zomer van ten zes en half
in ons bedde moeten, toen dat al de kleine
jongens nog op straat loopen.
Gij overdrijft een beetje Jette wij weten
wel dat de menschen met oud te worden een
beetje aardige grillen krijgen.
Aardige grillen 1 zei Jette gram,'maar ik
ben zekers dat er niemand in Yper is die
zulken friko in zijne Here moet steken en zoo
getraiteerd is lijk cnnoozelaars
Go, go, Jette maakt u niet kwaad; ’t sop
is de boonen niet weerd, ’t bijzonderste is dat
gij er gezond en wel te pas uit ziet dat en is
toch niet van de slechte dagen
Van de slechte dagen maar ge moet
zekers weten dat het niet ware van mijn half
pensioentje waarmede ik beter teten kan koo-
pen en ook van Okke waar ik den Zondag
mijnen oogst op doe voor geheel de week,
dat ik al lange zoo niét zou zijn.
Ten ander, hoe minder wij eten, hoe langer
ook de kools en de rapen zullen mêe gaan, en
daar zijn er nog voor lange wè, want moest
ge eens den hoop zien die nogop ’t land staat,'
ge zoudt er van verschieten voorzekers dat
er genoeg zijn om geheel Yper te gerieven in
die conditiën ben ik zekers dat de menu vóór
dezomer niet meer zal veranderen.
Ten anderen zulke kost is goed voor een
dag of twee maar daarachter geven dié groe'n-
sels en bijzonderlijk de rapen, zulke hevige
winden dat uw lichaam opgeblazen komt lijk
een ballon en dan.... gare la bombe en
ze loeg dat ze schokte, én ik mêe.
Nu, Jette, dat ge toch oltjemets nog
kaartje leute hebt in al uw verdriet Gij hebt
gelijk, er uw hoofd niet mêe te breken.
Voorzekers Klokke en we maken ons
geen kwaad bloed en vangen er fijn onzen
rok aan.
Nu verexkuzeerd me Klokke maar ik
moet deure ’t is zekers nu al wel tiène
Okke zou allichte peinzen dat ik niet meer zal
gaan eten vandagé.
Ja, Jette, tot later en houd u maar kloek.
Zijl maar gerust Klokke en daarmêe was
is ’t antwoord van Kierpoos,
goedvindeil en wij vergaan van
Wilt ge een stuk brood
’k Heb uw brood niet noodig, ’k heb er
meer dan gij
En hij klaagt'dat hij honger moet lijden.
Kom, kom, Kierpoos, wees redelijk.
Zeg mij eens rechtzinnig, zoudt gij willen dat
de Pruis wint
Neen, sergeant, dat niet
Wel dan, zoo iedereen moest spreken
als gij, iedereen tegenstribbelen en nooit iets
goed vinden, dan ware’t weldra een algemeene
opstand. Dan zou Fritz niet veel werk meer
met ons hebben.
Overtuigd of niet, Kierpoos zwijgt en werkt
voort.
De mannen, die uitgestuurd werden om
eten te halen, komen terug met lege handen.
Geen keuken te vinden.
En niemand ontmoet die u inlichtingen
kon geven.
Ja, ’t schijnt dat er een rad gebroken is
en dat zij tegen Passchendaele is gebleven.
Mannen, haalt den riem maar toe, er is
geen eten roept er een.
We kunnen toch niet blijven zonder eten 1
zegt Bleske.
- Ik heb nog een
Rosse.
Ik heb niets meer bekent Strop.
’t Is nutteloos te jammeren. De kapitein
vraagt of alles gereed is om veider te gaan.
We begeven ons in de richting van den Mo
len van Moorslede en komen aan in eene zeer
IX.
Moorslede.
(vervolg)
Zoodra het kanonvuur gestild is, rapen wij
onze spillen bijeen en gaan onze tent in een
anderen hoek van de weide opslaan.
Daar slagen wij erin wat rust te genieten.
Wij denken daar te mogen blijven en ver
der gerust gelaten te worden. Doch op den
morgen zijn er nogmaals nieuwe bevelen.
Dan gaat Kierpoos weer op zijn stokpaardje.
- Veranderen, herbeginnen te werken,
weer veranderen, nooit geen rust We loopen
nog meer rond dan in den tijd dat wij Paasch
eieren zochten. Die groote koppen nemen ons
zeker voor muilezels
- De «arnachist» is weer bezig zegt Mei-
relb'èke.
Zijt gij nu nog niet tevreden, vraagt c e
adjudant, we gaan verder achteruit liggen
Achteruit, achteruit we -
vooruit gaan 1
Als we vooruit' moeten
I t weer te warm, en zoo is t nooit goed
Vraag een postje aan
I Poos roept Karreels.
-Ja, daar hebben ze te minste goed leven,
—i*.
4
':j|.
POORTEKLOKKE