(I
Lopofv"n dennood an de ge-
>ALLling, 1 i men kan toch niet
I i
I
i
Lrs, ond,eI'
linen,eI1
A
jchtZooals de heer Rabau zegde, de
sop van
■hand doen
kenen en U1
Lende stemming
Daarom
Lhetarn
in de
1 retneergeschreven en de vonnissen sedert
riejaar uitgesproken hebben dat recht altijd
I fekrachtigd.
8 Wij hebben ten anderen een arrest van het
jof van Verbreking van 7 December 1922
lat luidt als volgt
«Unarrct de Cassation récent du 7 décem-
1 ire 1922 proclame que. la reconstitution éco-
1ï omique du pays s’opèreet que l’intérêt public
ld btient satisfaction aussi bien par le fait du
Isionnaire du sinistré que par ce dernier
l-mème et que la cession comprend vir-
fellement la faveur du remploi.
■Dus de hoogste rechterlijke overheid van
telgië heeft verklaard dat zulke operatie heel
Ihtvaardig is.
)e heer Rabau spreekt van twee misbruiken.
'Misbruik in het verleden volstrekt stroo
ide met de bestaande wet en misbruik dat
in ligt dat de Commissarissen van den
Bitweigeren herbeleg toe te staan aan de
popers van oorlogschade.
■J Die weigering kan op niets gesteund zijn.
®kel 17 zegt dat de rechtbank mag het her-
1 Fg weigeren om redenen van openbaar nut,
1 Is te zeggen, wanneer de economische toe-
H van de streek of de zaak zelve de groote
1 pnie niet wettigt. Dit is de eenige reden
prvoor een rechtbank een herbeleg mag
Jgeren. Nu komt men zeggen aan een aan-
WPervan herbeleg Gij hebt misschien ge-
1 Fuleerd. Ik geel u een herbeleg, maar met
en «ger coefficient
r’t's tegen de wet in. Het openbaar nut is
1 T evenhoe'l gediend door de aankoo-
le eropbouwt, dan door den verkooper.
1 tene t0,C^ dat SÜ houwt of ik, dat de
L’ Ptaatsen en de straten van Dixmude
|nL°r<^en door u °1 door mij.
L'ja.nneer 6evraagd wordt waarom aldus
inj3t "Ordt dan staat iedereen stom, de
■HtJ Z00wel als' de anderen. Daarover
heeii'C<^e’-aVe^ de Kamer en de Minis-
rhaal h CF n'etS ernsdg °P geantwoord. Ik
hden 1 C Staat zal niets meer betalen
Er js n v00Per dan aan den verkooper.
lade 001 ^taat dus niet de minste
«gezegd z'ch verscholen achter een
R>öper y?°r^eeld van den geteisterden-
at de aanl-()Cn n’et toelaten> zeggen ze,
®de wa °Pers kunnen misbruik maken
^nd keritk'aar’ maar voor al wie den
ïte‘sterden I mag men n'et beweren dat de
tHgd w Zd in zeer zeldzame gevallen,
K ^eel van a-'den düOr dergelijke verkoo-
t °Denbar ?cr''OoP’ngen geschieden in
kan beL a'’ °1'l°ensche
s^e misbruik, eene rechtstreek-
-ij verstaan wanneer ik u zal zeg-
onzer verdienstelijkste medebur-
den druk van zooveel tergende
bezweek.
,ns wakker geschud, en hand in
oprukken om protest aan te tee-
sche overtreding van de wet. Een tweede
misbruik is voor de toekomst, de bepaling
gestemd in den Senaat en daar heeft den heer
Rabaiu, geloof ik, wat verward.
Hij zegt dat men aan den geteisterden enkel
de waarde 1914 zou geven. Het artikel zegt
het volgende
Sauf dans les cas oü l’opération est étran-
gère a tout esprit de spéculation, l’État peut
se faire tenir quitte de toute obligation vis-
a-vis du cessionnaire, en remboursant a celui-
ci le prix réel de la cession, avec les frais et
loyaux coüts, y compris, s’ily a lieu, la valeur
des impenses, et avec les intéréts qui ne pour-
ront dépasser 5 1/2 p. c. calculés a partir du
jour oü le cessionnaire a payé le prix de
la cession a lui faite. La decision administra
tive a intervenir doit être motivée.
Elle est, a peine de forclusion, notifiée au
cessionnaire par lettre recommandée, au plus
tard dans le délai de deux ans, a partir de la
date fixée pour le paiement de- la dernière
tranche de l’indemnité de remploi. Toutefois,
en ce qui concerne les cas oü les indemnités
auront été totalement liquidées a la date de
l’entrée en vigueur de la présente loi, le délai
ne courra qu’a partir de cette date.»
Gij hoort dus wel Van het oogenblik dat
de Staat de vergoedingen heeft betaald, heeft
de Staat nog twee jaar pour se tenir quitte
et libre de toute obligation Naar mijn oor
deel wanneer de Staat de vergoedingen betaald
heeft, is hij quitte et libre anders heeft het
geen zin. Maar men kan eenen zin zoeken en
de zin is deze die uitgaat uit de toelichtende
exposé des motifs men zal aan den aan-
kooper de som teruggeven die hij getrokken
heelt en indien hij nog vergoedingen moet
trekken, de Staat zal zeggen Ik betaal ze niet
meer.
Onbetwisbaar is dat gemis aan kennis van
wege die heeren uit de bureelen. Ze meenen
dat wanneer 100.000 fr. toegestaan wordt om
een huiske op te bouwen, dit huis dan 100.000
fr. waarde heeft. Dit kan waar zijn in Brussel,
maar niet in de verwoeste streken. Iedereen
weet welk hemelsbreed verschil er is tusschen
den kostprijs en de koopwaarde. Als gij
100.000 fr. besteed in Dixmude bijvoorbeeld
aan den heropbouw van een huis dan hebt gij
een gebouw dat misschien 3o.ooo fr. waard is.
Gij hebt daarop betaald een keer en half de
waarde 1914, dus 3o.ooo fr. Gij hebt daarop
gekregen over een jaar of twee 100.000 fr.
zooals iedereen hebt gij daarmede hetzelfde
openbaar nut gesticht, ’t is te zeggen een huis
heropgebouwd dat in puinen lag en een jaar
of twee daarna zou de Staat, krachtens eene
nieuwe wet u komen zeggen Gij hebt 3o.ooo
fr. uitgegeven, hier hebt gij ze terug met de
kosten van akt, de interesten, enz., maar die
100.000 fr. die gij gekregen hebt, geeft ze mij
terug en dan hebt gij een gebouw, maar dit
laatste is 3o.ooo fr. waard en het zal u 100.000
franken gekost hebben.
Dat is de ruinevoor een aantal personen die
geen andere misdaad hebben bedreven dan
de wet toe te passen, zooals ze was, en ver
trouwen te hebben in de vonnissen van de
rechtbanken. Dit is het algemeen geval. In
’t Ypersche zijn zulke huizen soms twee en
driemaal verkocht ofwel ze zijn gehypothe
keerd aan menschen die er soms belangrijke
sommen hebben opgegeven, omdat ze ver
trouwen hadden in den eigenaar. Wij moeten
die menschen steunen die uit goeder trouw
gehandeld hebben en vragen dat de nieuwe
wet enkel de aankoopen zou kunnen treffen in
de toekomst. Deze die nu, na de stemming der
wet, zulke aankoopenzal doen, zal weten waar
aan zich houden, maar al wie gecontracteerd
heeft volgens de wet van 1919 moet het recht
hebben niet benadeeligd, noch gestraft te wor
den om gehandeld te hebben volgens de wet.
(Zeer wel1 op vele banken).
De heer D’Huvettere, Als vertegen
woordiger van een der meest geteisterde
streken van het land, sluit ik mij ten volle aan
bij den wensch zoo welsprekend uitgedrukt
door den heer Rabau. Ik zou een woord wil
len zeggen over de geldschieteis.
Door den voorgestelden maatregel wil de
Regeering de speculateurs treffen, maar zij
schijnt te vergeten dat onder degenen die
recht op oorlogsschade overnamen er ook
brave en rechtvaardige lieden zijn. In veel
gevallen kunnen de belanghebbenden niet
bouwen met hetgeen zij van den Staat gekre
gen hebben. Er wordt hun een voorschot toe
gekend maar feitelijk kunnen zij de uitbeta
ling van dit voorschot bij tijds niet bekomen.
Zij moeten dan een beroep doen op de mede
hulp van een vriend of kennis en geld ontlee-
nen op hypotheek'.
Ik veronderstel het geval van iemand die
het recht op oorlogsschade afgekocht hebben
de voor een huis dat in 1914 20.000 fr. waard
was, een provisie van 80 of 100.000 fr. beko
men heeft voor wederbeleg. Daar hij die som
niet onmiddellijk kan ontvangen heeft hij zich
gewend tot een ander persoon die hem
3o.ooo fr. in leening heeft gegeven op hypo
theek. De geldschieter was overtuigd dat hij
volle waarborg had voor de geleende som.
Hij steunde zich immers op de wet van 10
Mei 1919, die zoo uitdrukkelijk is in zijne
bepalingen en ook op het eindvonnis van de
Rechtbank van oorlogsschade.
Wij weten dat in België de wetten geene
terugwerkende kracht hebben en er ook niet
teruggekomen wordt op een uitgesproken
vonnis. Ik ben zeker dat de achtbare heer
Gouverneur, toen hij zijn vroeger ambt be
kleedde, nooit zou gedacht hebben iemand te
vervolgen wegens een feit gepleegd vóór het
in voege komen der wet krachtens dewelke
het strafbaar is.
Het ware diensvolgens niet aannemelijk dat
men nu zou zeggen aan den persoon die 80 of
100.000 fr. als vergoeding bekomen heeft
Gij hebt gehandeld om te speculeeren en gij
moet die som terug geven.
Gij zult misschien zeggen dat de geldschie
ter terug in bezit kan komen van de geleende
som, met het huis te verkoopen maar de
wet kent een voorrecht toe aan den aannemer
die het huis heeft opgebouwd
Wij staan dus voor een volstrekt onrecht
vaardig wetsontwerp en ik stel den provincie
raad voor éénparig bij de Kamer van Volks
vertegenwoordigers aan te dringen opdat het
niet zou doorgaan. (Toejuichingen).
De heer Rabau. Nog enkel eene opmer
king. De heer Valcke zegt dat eene verwarring
zou kunnen bestaan tusschen zijn gedacht en
het mijne.
Volstrekt niet. De achtbare Bestendige Af
gevaardigde heeft de zaak op eene andere
manier uitgelegd, maar ik denk dat wij gansch
t’akkoord gaan om de beteekenis der voorge
stelde wet, ’t is te zeggen dat iemand die het
recht op oorlogschade voor een huis heeft af
gekocht, indien hij in geen der uitzonderingen
valt, zich zal moeten tevreden stellen met den
koopprijs door hem betaald en de kosten der
verkooping.
De heer Valcke. Wij zijn in elk geval
t’akkoord, denk ik, om te vragen dat geene
terugwerkende kracht gegeven worde aan de
wet welke de Senaat komt te stemmen en dat
deze wet dus enkel toepasselijk zou wezen
voor het toekomende I
Verscheidene stemmen. Ja, ja.
De heer Rabau. Ik verzoek de heer
Voorzitter het verslag van deze bespreking
bij den wensch te willen voegen. Ik denk dat
er beweegredenen in voorkomen die te Brus
sel indruk zullen maken.
De heer VOORZITTER. Er zal aan dit
verzoek voldaan worden. Ik bestatig met
genoegen dat er eenparigheid is om dien
wensch te stemmen en ik vraag dat de heer
Gouverneur hem, met zijne ondersteuning, aan
den Heer minister zou willen overmaken
De heer Gouverneur. Volgaarne zal ik
mij met deze zending gelasten.
Ik druk de hoop uit dat men te Brussel zal
begrijpen dat, in elk geval, geene terugwer
kende kracht aan de voorgestelde wet mag
gegeven worden, dewijl zulks tegenstrijdig
zou zijn metal de grondbeginselen tot nu toe
in onze wetgeving ingevoerd. (Toejuichingen)^
I Gij zult nW
pit heelt o’
ct
iit al onze krachten op te komen
r van die nieuwe wet.
ook is het dat in al de gemeenten
I 'hetarrondissement Dixmude sterk opge-
L n wordt om te beletten dat die wet door
Kners bijgetreden worde.
ii-smeek U, Heeren, de goedheid te heb-
n ons in onze werking te helpen en te steu-
®’e jh hoop dat gij met algemeene stem-
Bde wensch die wij voorstellen zult aan-
Lrden en zult beslissen hem over te maken
n den Voorzitter der Kamer en aan Minister
Vande Vyvere. (Zeer wel en toejuichingen op
De^er Valcke. - Ik sluit mij ten vollen
t met de woorden van den heer Rabau.
Het geldt hier voor de geteisterden een der
Lgrijkste zaken, die zich hebben voorge-
aan sedert het stemmen der wet van 1919.
Iet is eene schandelijke krenking van alle
aan-
herbeleg is altijd aanzien geweest
Ieene rechtvaardige zaak. Zij stond
KIhhiII PfikiJ®