Il1'
I
I
I
w
1
li
y
I I
w
I!
I
II
■I
i) B
er bijna nit
Sociétédes Auteurs, Composi
et Editeurs de Musique
Le Conseil d’Administration de la S
des Auteurs, Compositeurs et Edite
Musique, dont le siège est a Paris, rue
tai, n° io, vient dans sa dernière ass
de nommer M. ROOMAN, Fernand,
Central de la Société, a Bruxelles,
délégué du Conseil d’Administration
Belgique, la Hollande, et le Grand Di
Luxembourg, voulant par cette nom
commémorer le trente-cinquième Annn
de présence a la Société des Auteurs.
(Commum^
i’-th I
I I
i nacht
heniel
schier met het aangezicht ter aarde in de
gracht. Kierpoos voor mij en Lenoir achter mij
met zijn aangezicht tusschen mijne hielen. Ter
wijl het granaten en stukken ijzer regent voor
ons, achter ons, links en rechts, rook ik de
eene cigaret na de andere in afwachting dat
het signaal gegeven wordt.
Sergeant
Ja, Lenoir
Heb gij nie een cigaret voor mij
Zeker, zeker... hier.
Toen hij zijne hand uitsteekt zie ik zegansch
bebloed.
Gij zijt gekwetst, Lenoir.
Waar.
Vanboven op uwe hand Zie maar....
’t zal eene lichte wonde zijn van een ijzer-
scherf. Ga u Spoedig doen verzorgen en zeg
dat de luitenant mij een ander man stuurt.
Lenoir kruipt weg terwijl de granaten steeds
talrijker en korter bij vallen. Intusschen is
Ballings achter mij aan gekropen om Lenoir
te vervangen. Hij kruipt zoo dicht bij mij dat
zijn geweerloop naast mijn hoofd omhoog
staat. Nauwelijks is hij daar neergebogen of
eene geweldige ontploffing doet zich hooren
op.den boord van de gracht op niet meer dan
5o centimeters van ons. De bliksemende vlam
slaat ons blind en een stinkenden poedergeur
vervult neus en mond. Na een oogenblik ont
roering recht ik mij wat op en voel aan armen
en beenen of ik niet geraakt ben. Neen niets,
Kierpoos roert ook en schijnt niet gekwetst,
Ballings zegt ook dat hij niets heeft, maar de
loop van zijn geweer werd tot splinters gesla
gen juist boven mijn hoofd. Ons aangezicht is
heeft uitgesproken, niet toelaten onder voor
wendsel over het definitief vonnis te beslissen,
zelf als zijn eigen rechter op te treden. In dit
geval zou men ongewenschte uitslagen kun
nen bereiken.
Naar mijne meening kan men zich, eens de
termijn om in beroep te gaan verstreken, niet
meer tegen het provisioneel vonnis verzet
ten.
Baron de Sadeleer. Wij zijn het eens.
De heer Van de Vyvere, minister-van econo
mische zaken. Deze vraag is belangrijk.
De beschouwingen van den heer Dpswarte
zijn belangwekkend. Hij zegt De voorloo-
pige vonnissen zijn vonnissen en wie zich
daartegen verzet moet in beroep gaan. Het
zou onlogisch zijn zoo de Staat zich tegen dit
vonnis verzette voor den eersten rechter.
In weerwil van het gegronde van die uit
eenzetting kan ik die theorie niet aannemen,
want zij zou de provisioneele vonnissen ón
mogelijk maken.
Dit provisioneel vonnis heeft alleen tot
gevolg dat het den schuldenaar verplicht de
voorloopig vastgestelde som te betalen.
Het heeft geen ander gevolg doch het
mag geenszins de bespreking van den grond
der zaak belemmeren. Ik veronderstel dat het
provisioneel vonnis in zijn gronden een mate
rieel feit vaststelt, dan zal dit feit kunnen
„betwist worden wanneer men pleit over den
grond der zaak. Nooit mag een provisioneel
vonnis een belemmering zijn voor de beslis
sing over den grond der zaak. Het is alsof het
niet bestond.
Baron de Sadeleer. Gij gaat te ver.
De heer Van de Vyvere, minister van econo
mische zaken. Het is de ware theorie en ik
moet het recht van den Staat onaangetast
houden. Gij stelt u uitsluitend op het stand
punt van den geteisterde. Een som werd aan
den geteisterde toegekend op zijn aangifte,
welke men denkt te goeder trouw gedaan te
zijn. Zoo zijn aangifte niet nauwkeurig is
gedaan zou de Staat niets meer mogen
eischen Wie zou dat durven staande houden
Deze kwestie behoort trouwens heelemaal
niet tot de bepreking van het tegenwoordige
wetsontwerp. Gij moet dus niet over die ver
klaring stemmen. Doch ik stel er prijs op
hier de ware rechtsleer uit een te zetten om te
■heel*
voorkomen dat de hier opgelegde tegenstrij
dige verklaringen als richtsnoei bij de iet it
spraak zouden gelden.
Baron de Sadeleer.
lijke vraag, t. w
staan van twee
gegrond is.
De minister van economische zaken zegt
dat die rechten der geteisterden onaangetast
blijven. De eerste minister keurt dit goed.
De heer Theunis, eerste minister. Er
mogen geen twee reeksen van geteisterden
zijn.
Baron de Sadeleer. Deze verklaring
beheerscht het debat. De Senaat is gelukkig
ze te vernemen. Noch rechtstreeks, noch on
rechtstreeks mag aan het recht der geteistei-
den getornd worden.
De minister sprak andermaal over het karak
ter der provisioneele vonnissen. Wanneer
men zich op zuiver rechtskundig gebied plaatst
kunnen deze vonnissen stellig weer ter sprake
gebracht worden, doch het is niet vraag te
weten of men gebruik moet maken van dit
recht dat de Staat bezit dan wel ol men er
misbruik moet van maken.
Ik stel de vraag omdat ook Le Journal
des Tribunaux ze stelt. Vereenigingen van
bedrijfsleiders hebben zich afgevraagd of de
coëfficiënten, door deskundigen voorde schat
tingen aangenomen door nieuwe beslissingen
zouden verminderd worden.' Zoo zich op dit
gebied misbruiken voordeden ware dit in strijd
met de rechtvaardigheid.
Ik heb geen verwijt gericht tot den minister
persoonlijk, want ik heb altijd vastgesteld dat
zijn kabinet al de vraagstukken onpartijdig
regelde. Nooit kon ik gelooven dat zoo derge
lijke onderrichtingen aan de Staatscommissa-
rissen gegeven werden, dit aan den minister
zelf te wijten was.
Ik hoop dat de Staatscommissarissen hun
taak onpartijdig zullen blijven waarnemen
daarom heeft men ook geen openbaar minis
terie ingesteld bij de rechtbanken voor oor
logsschade. Zoo de wet onpartijdig wordt
toegepast, zal er niemand over klagen, doch
wanneer er zich misbruiken voordoen moet
de wetgever ze aanklagen.
De plgemeene beraadslaging is afge-
loopen.
Ik stelde een duide-
of mijne vrees voor het ont-
reeksen van geteisterden
Langzaam daalt de avond neder en
allengskens kalmte weder. Het kano
der sterft insgelijks uit en de nachtelij
valt in.
De luitenant komt in ’t boschje er
melt de mannen weer aan de gr;,c',[1
den steenweg. Bij ’t overstappen v
dijkje, schiet ik nogtot aan de knieën i
ter ’t zal lekker zijn nog een
brengen onder den blauwen 1—
natte broek.
In de gracht ligt het lijk van
is samengezakt op de knieën met
vol bloed ter zijde op den arm tegen
kant. In de halve duisternis zou meD
dat hij slaapt. n
Nadat de overblijvende manschap
zameld zijn, laat de luitenant "et
aanval links van ons heelt plaats
de verloren stellingen herwonnen zJ
wij onze posten van verleden nacht'
ten bezetten.
Ónmogelijk, luitenant 1 ze» 1
Waarom g
Wij zijn allen zeer afgemat n
komen te doorstaan al de ma”
overblijven hebben geleden dooi
er maar vier meer over.
Er is niets aan te doen
Millard de millard zegt 1
aan te doen ’k wenschte dat ge
in de lucht vloog.
Bedrukt zien de mannen mij
is niets aan te doen dan 6
gehoorzamen.
li)
Bespreking van artikelen
Art. 5. Hooger beroep kan, Vo
sluit over den grond der zaak’\v0°?11
steld tegen vonnissen, waarbij ’een
onderzoek wordt bevolen. Is
niet gedaan en de zaak zoover geb'°Un'
hieromtrent eene eindbeslissing |<an
gegeven, dan kan het hof meteen bi'W("
hetzelfde vonnis, over den grond de"
definitief uitspraak doen. Bij bevesti F
het vonnis, wanneer de zaak zoo ver'
bracht dat hieromtrent eene eindbesli
kan worden genomen, kan het hof de
aan zich trekken, zelfs van ambtswege
de Staatscommissaris of de geteisterde
daartegen niet verzetten.
De heer E. Ncrlf. Uit den ons vc
legden tekst volgt, dat in geval van beves
eener beslissing waarbij een deskundige
zoek wordt bevolen, het hof de zaak
handeling zal kunnen nemen. Hetm;
bevelen dat het verslag der deskundige
diend worde bij het hooger beroep.
Daartoe heeft men de toestemming i
belanghebbende partij noodig, vermil
hier gaat over het afschaflën van een i
aanleg.
Ik veronderstel dat dit artikel alzot
uitgelegd worden dat de betrokkene mi
koord zijn vooraleer het holde zaak na
ander rechtscollege mag verwijzen.
De heer Van de Vyvere, minister vai
nomische zaken. Ik ben het volkom»
u eens
Het artikel wordt aangenomen.
De andere artikelen worden aangem
zwart van ’t poeder en wij zien
als schouwvagers.
Aan een aanvallend optreden van onzen
kant valt niet meer te denken. Ónmogelijk
door dit duitsch spervuur te geraken. Al
hunne kanonnen schijnen te gelijkertijd op ons
te vuren, er is bijna geen plaatsje dat niet
omwoeld wordt.
Waar ik mij bevind kan'ik ook niet langer
blijven en met beide mannen kruip ik op han
den en voeten achteruit om aan den anderen
steenweg te geraken, ongeveer vijftig meters
verder. Daar gaan wij weer in de gracht lig
gen en ik bestatig dat mijn geweer ook stuk
geslagen is. Dadelijk neem ik het wapen van
Lenoir, die erger gekwetst is dan ik dacht.
Nauwelijks heeft die verwisseling plaats ge
grepen of een obus ploft neer recht voor ons,
op een meter afstand j daar wij in de gracht
liggen vliegen de scherven ronkend over onze
hoofden heen en worden wij half bedolven
onder de neervallende aarde. Weer schuiven
wij rechts op, maar die plaats bevalt mij niet.
Waarom dat kan ik niet zeggen en toch was
’t als een ingeving. Toen ik ze verlaten heb,
komt Kareels met zijne mitrailleuse dat plek-
je innemen en nauwelijks is hij er neergehurkt
of een obus die juist nevens hem valt slaat hem
dood ter plaats.
Achter ons ligt een boschje waar de vijand
vroeger loopgraven gedolven heeft. Ik doe
teeken aan de mannen daar eene schuilplaats
te gaan zoeken. Terwijl wij den kasseiweg
oversteken, komen nog vier, vijf granaten op
den weg en langs het boschje ontploffen, ’t Is
bij mirakel dat wij niet getroffen worden.
HEflRIliS
1
if
i
I