DE ROODE LAMP
I
I Ihiil
yred© op aarde..
1
13
22-12-23
’t Ypersche
I
I III
2*
(vervolg)
VIII
iar ze bij deze mededeeling mijne bit-
leurstelling in mijne wezenstrekken las
-i moet u zoo zeer niet ontmoedigen,
-1 ze, wat heden niet is, kan
;iJn. Heb maar goede hoop. Men zegt
welbehagen de stemmen der
aanhoort. Welnu, ik zal mijne kin-
deze aarde Wie hadde alsdan gedacht, dat
eene droevige ramp dat zoo gelukkig huisge
zin eerlang in den diepsten rouw dompelen
zou
Later van tijd, Mijnheer, wanneer mijne
zaken op beteren voet stonden, dan heb ik
ook mij deze goede vrouw herinnerd, en zoo-
als gij het aan het einde van mijn verhaal ver
nemen zult, de zoete troost genoten van haar
op mijne beurt een weinig goed te doen.
IX.
Vruchteloos bleven mijne herhaalde be
zoeken. Mijn vader antwoodde niet. Ik be
sloot deshalve dat hij mij bepaald verlaten
had, en dat mij slechts voor allen troost het
zoo weinig in mijnen toestand aanmoedigende
spreekwoord help u zelf, zoo helpt u God
overbleef.
Ónmogelijk te beschrijven wat ik gevoelde.
Eene sombere wanhoop overweldigde mij.
Ik vervloekte den dag mijner geboorte. Ik
lasterde mijns vaders hart ik zwoer dat ik
liever den wreeden hongerdood sterven zou,
dan nog ooit zijn meêdoogen in te roepen.
Heden vernam ik door u, Mijnheer, dat ge
melde brief ter zijner bestemming niet kwam,
en waarschijnlijk in het postbureel is ver
doold geraakt. Ook kon het adres gebrekkig
zijn, want dien dag verkeerde, ik, in zoover ik
mij nog herinner, in eenen staat van zenuw
achtige opgewondenheid die mijne zinnen ver
duisterde.
Ach hoeveel zedelijk en lichaamlijk lijden
hadde ik ontgaan, ware dit schrift in mijns
vaders handen gevallen
Vrij Vertaald naar het Engelsch
Is. ACHTERGAEL
Dan, hoe het zij, voor al wat ik geleden
heb, en evenzoo voor wat mij nog in de toe
komst te lijden staat, gebenedijd weze de God
delijke Voorzienigheid, die uit de overmaat
van het kwade, het goede doet geboren wor
den, en die ons immer door geheimvolle
wegen haar alleen bekend, tot een hooger doel
opleidt. Vergeef mij deze uitweiding, Mijn
heer. Het ongeluk maakt den mensch kiaar-
ziender in de zaken van God. Hadde ik mij
wel ooit gebeterd, ware ik reeds bij den aan
vang mijner beproevingen ondersteund ge
weest
Edoch keeren wij nu tot mijnen toestand,
terug.
Ik bracht den nacht door op eene bank van
den spoorwagen in een katoenen deken ge
wikkeld, want des schoenpoetsers zeegraszak
was te klein om aan 2 personen plaats te
gunnen.
Ik sliep bitter weinig en dan nog wierd
dien kortstondigen sluimer door akelige
droomgezichten verontrust. Ik was verheugd
toen de dageraad aanbrak, toen de rijzende
morgenzon eene glanzende lichtstreep als
eene geluksbode door het smalle vensterken
van den spoorwagen wierp.
Eensklaps schokte en daverde het verval
len voertuig, als hadde in den omtrek eene
aardbeving plaats. Het was de eerste morgen-
trein van 4 uren, die als een ratelende donder
voorbij schoot. Op dit oogenblik verliet de
schoenpoetser gewoonlijk zijne legerstede-
Hij moest trouwens vroegtijdig op zijne stand
plaats zijn. Ik zag hem een kruis slaan, eene
I de vrede de vrede op aarde maar ver
ten wij er niet bij te voegen Aan allen die
goeden wil zijn «want dat is voorzekers
bet bijzonderste punt zonder hetwelk er ón
mogelijk vrede kan bestaan.
\Vj zien alle dage niets anders dan slech-
Lwil, die de vrede, welke ik en.gij allen
Wenschen, te zien heerschen, onmogelijk
■utaakt.
Wij zullen niet spreken van de vrede onder
L volkeren, gaan wij zelfs niet uit ons klein
Wetje, zelfs niet uit onze provincie, kijken
Lj maar eens rond, alleenlijk in onze geteis
terde gewesten.
Vindt men hier vrede is het niet een waren
oorlog een strijd om leven of dood strijden
[ij geteisterden niet voor ons levenen het
uvernemént voor onze dood
En nochtans ware er maar een ziereltje
roeden wil bij van ’t part van ’t gouverne-
nent, zouden wij al die miserie in de streek
ebben zou men al die vervloekingen hoo
rn zou men al die onrechtveerdigheden
noeten betreuren
Waarom ons tergen waarom ons vernede
ren? waarom geen recht geven waar er recht
dwaarom ons behandelen als parias Waar
in?? wij betalen toch wel treffelijk onze be-
istingen, juist gelijk al de andere belgen die
lists verlozen en waarom dan dat verschil
taarom
,0p alle gebied wil het gouvernement van
eene vrede weten en daarom ook heeft het den
orlogverklaard.een soort burgeroorlog, tegen
lozen wil, en nog op eene heele zonderlinge
panier, daar het de geteisterden niet zijn die,
ia het tegenwoordig geval, de wetten over
heden, maar wel het gouvernement die ze
elfmiek. Nooit in de geschiedenis heeft men
men aanhden dat het de vreedzame bur-
;ers zijn die een revolutioneer gouvernement
ebben moeten tot goeden reden orengen, en
nochtans zien wij dat nu gebeuren in ons zoo
verstandig Belgenland. Indien het gouverne-
ment wetten fabrikeert, ’t is toch wel met
t gedacht van ze rechtveerdiglijk toe te pas
sen, hopen wij maar toch niet met ’t ge
dacht ze naderhand te saboteeren
t Was dus ook met dat goed gedacht dat
wij het stemmen der wet der schadevergoe
ding toejuichten. Wij waren overtuigd dat
alles om ter best zou afgeloopen hebben en
de geteisterden hier ter plaats, alsook dege
nen nog in ballingschap, kosten de hoop
koesteren van welhaast rechtveerdiglijk tot
in hunne minste schade hersteld te worden.
Maar.... maar ongelukkiglijk de duivel zat
op t dak dat zou te gemakkelijk geweest
zijn en re simpel afgeloopen hebben voor de
ongelukkige sinistrés dat zou niet adminis
tratief genoeg geweest zijn voor al die para
sieten die tot over hunne schouders in de
kaas zitten te nestelen, zonder zich eens te
bekommeren of een ander miserie heeft of
niet. Ook hadden de sinistrés niet afgerekend
met den helschen slechten wil van geheel dien
reesem Brusselsche bureauratten, die zelve
geen sinistrés zijnde, absoluut geen gedacht
kunnen of willen maken van wat een sinistré
is, en die denken dat wij allen rijk genoeg
zijn en niets meer van doen hebben ’t gaat
zoo verre dat er in Brussel menschen waren
en misschien nog zijn, die van ons jaloersch
waren, en die uit geheel hun herte wenschten
ook sinistré te mogen zijn, juist gelijk of dat
een postje ware zoo vet betaald als die in de
hoofdbureelen te Brussel. Wij weten best
wat voor baten er aan dat postje vast zijn en
ten is waarlijk niet voor ’t plezier dat wij
ons beetje schadevergoeding af bedelen. Neen
ten is niet voor ’t plezier van sinistré te zijn,
maar wel omdat het onze brokke brood is,
omdat het ons bestaan is en dat van geheel de
streek.
Ten anderen ten is geen almoes die wij
vragen maar wel ons recht en niets anders
dan ons recht.
En indien een minister, hoe groot hij mag
zijn, en gelijk aan welke partij hij mag be-
hooren, den toupet heeft zich te peerd op
eene rechtveerdige wet te stellen, of de ge
teisterden hunne rechtveerdige schade niet
voluit te betalen, of goederen rechtveerdig
aangekocht niet te willen erkennen, of door
een inspecteur geld te laten afpersen van een
rechtveerdig jugement, indien die man, met
al zijne verantwoordelijkheid, dat durft doen,
en zelfs nog den zot durft houden met onze
rechtveerdige klachten, hewel gij allen die
een hert hebt, vindt gij dat die man rechtveer
dig handelt Vindtgij dit dat rechtveerdig is??
Ik zeg vlakaf, neen’t en men moet ver
slaafd zijn van gedachten en bekrompen van
geest om dat niet te willen bekennen anders
is dat niet mogelijk, ten ware men van slech
ten wil is of dat men zelve geene geteisterde
is en dan nog is het toch niet toegelaten als
men het verstand heeft te raisoneeren.
En men schijnt dan nog verwonderd te zijn
dat wij niet kontent zijn, wij die onzen laat-
sten cent verloren hebben men schijnt te
vergeten dat wij kunnen oordeelen, wij die
in de miserie hebben leeren klaar zien men
kan en men wil niet begrijpen dat wij beu
zijn van ons bij ’t vuur te laten zetten.
Menigen zouden het nochtans anders wil
len om onze miserie te kunnen exploiteeren
ze zouden willen dat wij maar altijd ja
nikken, maar neen, neen vrije burgers zijn
en blijven wij, en moest iedereen rechtveer
diglijk met open kaarten op tafel spelen,,
moest iedereen van goeden wil zijn als wij,
dan hadden wij de vrede, de gewenschte
vrede.
Ten is dus ook niet te verwonderen, gelijk
of alles hier draait dat de geteisterden van
langs om meer het gerecht aanzien als een
tristig komediespel en dat ze alle betrouwen
in de tribunalen verliezen. Mocht het gouver
nement toch eens goed de oogen openen voor
de rechtveerdigheid mocht het geheel dat
boeltje zuiveren van alle venijn mocht het
eens goed de parasieten buiten borstelen om
geheel de schadevergoeding op rechtveerdi-
gen voet te kunnen herstellen wat zouden
wij gelukkig zijn wederom Belgen te zijn lijk
al de andere.
Er is tot nu toe maar eene enkele verande
ring gekomen in het personeel en reeds her
neemt de hoop in onze herten wij schijnen
reeds te herleven nochtans is er een zekere
vrees bij wij durven niet te veel meer hopen...
want zoolang er geene serieuze veranderin
gen komen, zoolang men wil volherden in de
boosheid met de rechten der geteisterden
onder de voeten te trappen, of met den zot
te houden met ons heilig recht van eigendom,
zoolang, in een woord, dat men den oorlog
En da;
tere tel,-
l’Dat
i°nge heer) hernam
l#Orgen zij
^G0d met
’^huld
q ens vo°r u doen bidden
aarna> hoe ik ook weigerde, diende zij
Wf611 anc^er °P> van wat ZÖ best in hare
l>0o 1 benige appels of peeren van de oolt-
ilar 6n ron<lom hare woon, een stukje door
der„ e'^eri banden bereiden kaas, een koppel
n °l Zoo meer.
D aeengaan, behandigde zij mij nog
Papj d’kke boterhammen zorgzaam in
ilet Vq kew'kkeld, en mij tot op den dorpel
eUr vol§ende> gelastte zij mij nog
«5 vr0^ailSChe vracht vriendelijke woorden
^tzo 6 Wenschen voor haren man en dat
'le?e ^e^er^e bezorgheid alsof hadde
^'v°ondSte’ aan het uiteinde der wereld
1 °e onbestendig is het geluk op
b;
t
DOOR
A1 d« Belg'en ziin Keliik voor de wet (Grondwet)
den schrikkelijken oorlog, die ons allen,
ejster<ien, in de ellende heeft gedompeld,
<e e niets zoeter en aangenamer dan eenen
’’^kigen Hoogdag van Kerstdag gewenscht
^worden, omdat dien hoogdag ons bijzon-
i jk vorenkomt als het zinnebeeld der ware
je die wij toch zóó van doen hebben.
oij het- k