LOP 0£ ROOD E lil f4 ftIMI herrijzenis van Vlaanderen 1111 I YP ER [n het 14 29-12-23 zijne goedhartigheid ’t Ypersche dat ik geen misbruik van ruiken mocht. Vrij vertaald vaar het Evgelsch statige hal. Het was als een schitterende diamant in den zwaren gouden ring. In 1792 vernielden de Sansculotten de his torische standbeelden in de gevelnissen. Die volkslegers duldden geen enkele herinnering aan de Feodaliteit, en Kunstzin was hun on bekend. De herstellingen der Halle werden met kloek beleid ondernomen door burge meester Alfons Van den Peereboom. De Halle, met S‘ Maartenskathedraal en het Museum, maakten een geheel uit, eener wereldstad waardig. Doch Yper heeft in de middeleeuwen een ongemeen tijdperk van voorspoed gekend de burgerij beschikte over ongehoorde rijkdommen en een vrijheid die tot de stoutste ondernemingen aanspoorde. Geen stad onder den Noorderhemel ver spreidde zooveel glans over de wereld. Toen, in 1914, de prins van Hessen, met l5ooo man, voor den eersten keer Yper bin nenrukte, waren de herstellingen aan de monumenten nog volop aan gang, onder het bestuur van den bouwkundige J. Coomans, stadsingenieur. De werken waren begonnen in 1907, alleen Pieterskerk en S* Jacobsto- ren waren voltooid. Op 22 November 1914, werd de Sf Maar tenskathedraal, zonder krijgsnoodzakelijkheid, alleen met den opgezetten wil van doelloos vernielen, door de Duitschers tot puin gescho ten. Toen ook brandde de Halle. De eerste Yperslag had plaats van 19 October tot i5 November 1914 de tweede op 22 April igi5. De Duitschers die alsdan voor de eerste maal hun verfoeilijke stikgassen gebruikten, werden met groote verliezen teruggeslagen, na vier weken van inspanning en barbaarschen toeleg. Uit wraakzucht wérd de stad vreeselijk be schoten Yper brandde vele dagen lang. De krijgsoverheid deed de tot het laatste geble ven inwoners de plaats ontruimen. In zes maand* n vielen nagenoeg 900 bur gers als slachtoffers der Pruisische woede. Yper was bijna geheel omsingeld, alleen de groote baan Yper-Duinkerken bleef vrij. In 1917 bracht het groot Engelsch offensief Wijt- schaete-Passchendaele wat verruiming. De Duitschers moesten hun linies enkele kilome ter achteruit brengen. Dank aan zijn laatste, geweldig offensief in April 1918, hernam de vijand zijn oude stellingen het gelukte hem door te dringen tot den Kemmelberg, maar hij kon den top niet bereiken en bleef aan den voet doodbloeden. In dit hachelijk oogenblik: wilde de bezetting Yper prijs geven de tus- schenkomst van Foch, die wilde dat de stad, ondanks alles, zou standhouden, voorkwam, de uitvoering van dit besluit. Yper was een strategisch punt van beteekenis, de heldhaf tige inspanning van Belgen en Franschen die de Britten steunden, verzekerden het behoud van Yper. De belegering der ongelukkige plaats heeft feitelijk vier jaren geduurd Bij den wapenstilstand bleef van Yper alleen een hoop puinen over. De Halletoren was nog een vormlooze klomp steen. Al de kerken waren vernield. Ook de schoone omgeving, in de ronde van i5 tot 20 kilometer, was in een dorre woesternij herschapen. Huizen, tempels, boomen, kasteelen, niets was gaaf gebleven. De heerlijke kerken van Vlamer- tinghe, Zonnebeke, Zillebeke monumenten der schoone oudheid lagen ten gronde. Voor het herbouwen stond de bevolking machteloos, radeloos. De geldelijke midde len ontbraken. De Engelschen, voor wie Yper Holy* Ground was, wilden de stad in haar heilig puin behouden tot aandenken van den gruwe- lijken oorlog. Zij zouden Yper nieuw opbou wen een paar kilometer verder. De inwoners; kwamen daartegen op ze moesten hun oude plaats terughebben. Toen besloot de Regee- ring Yper als het kind der Natie aan te nemen. Geleidelijk waren de meeste inwoners terug gekeerd thans is het bevolkingscijfer onge veer 12000 (voor den oorlog tgooo), waaron der een derde vreemdelingen. In 1914 telde Yper zoowat 4000 huizen nu zijn er een tweeduizend heropgepbouwd-of in aanbouw. Bij het herstel wordt de oude ligging geëerbiedigd, alleen werden enkele straten breeder aangelegd. Dadelijk werd een aan vang gemaakt met de algeheele opruiming der puinen. De Staat stemde de noodige cre- dieten koortsachtig werd de groote taak aan vaard. Sedert 1907 was heer burgemeester, Colaert de ziel van ’t herstel. Ondanks zijn hoogen ouderdom, gaf hij het voorbeeld van ijver en aanhoudendheid. En reeds is S‘ Maartens- Cathedraal verre boven den grond verrezen. Het oorspronkelijke plan wordt gevolgd. De. puinen der Halle worden aangewend voor gedeeltelijk herstel, hecht en kloek genoeg om later verder op te bouwen. De Yperlingen kennismaking met de menschen en met de zaken des levens te staan kwam Alle deze lieden hier makelaars, boodschapdoeners, dokwerkers en zoo meer, vormen om zoo te zeggen eene afgezonderde klas. Hun is elke vreemde werkzoeker aan de zeehaven een vijand. Zij beschouwen hem met nijdige oogen als een brooddief. Voordeel trekkende uit mijne schijnbare bloodheid, wierd ik door hen onbarmhartig weggestooten, op balda dige wijze behandeld, en bij elke gelegenheid met ruwe vloeken en scheldwoorden over laden. Mij ontbrak deze stoutheid, deze wêer- standbiedende kracht die men alleen uit eene opvoeding put, welke de woeste strijd om het stoffelijk bestaan voor doel heeft. Daaren boven, vreemdeling zijnde, kende ik binnen deze stad zelfs bij naam geene enkele straat, geen enkele openbare plaats, geen enkel gast hof. Ik vraag het u, hoe onder zulke voor waarden hadde ik wel den reizigers en land verhuizers tot leidsman gediend Nochtans, kwamen er dagen dat ik een karig loon verdiende, talrijker waren echter deze, gedurende dewelke ik scherp van den honger stond. Ook trok ik des avonds, bij de invallende duisternis; meermaals wanhopig naar den vervallen spoorwagen terug. De brave schoenpoetser liet nooit na van mij te vragen of ik gedurende den dag genoeg ver diend had om een stuk brood te koopen. Meer dan eens antwoordde ik bevestigend, alhoewel ik honger leed. De man was vader van een talrijk huisgezin en, hoe bedorven anders ook, bezat ik nog eergevoel genoeg om te begrijpen midden van den oorlog, toen de I tschers duizenden en nog duizenden levens derden van hun Menschen material om ^ch de Yzerlinie door te breken en Kales te vermeesteren, lazen wij, dag op dag, nieuws- als de volgende Goede vooruitgang, chting Yper Alles laat voorzien dat Yper weldra aan ons zij Wij staan onder muren van Yper, Doch Yper hield ,stand, de hoop van den vijand bleef ijdel. De puitschers raakten geen schrede vooruit. Maar, bleken de berichten der Kriegsher- ,(en slechts tendencieus te' zijn, toch was >teendr.oeve werkelijkheid dat het schoone, oude Yper telkens een beetje meer tot puin werd geschoten. De prachtige Halle, de heer lijke tempels, andere historische gebouwen moesten het ontgelden, en weldra bleef niets ®eer recht van de steenen, weelde dier glorie „an Vlaanderen 1 De teekening van de Lakenhalle, geeft een gedacht van het reusachtig gebouw, als stads beeld der XIII' eeuw. Veel veranderingen feeft die Burgerkathedraal in den loop der tijden ondergaan Begonnen in de XIIF eeuw, door een onbekenden bouwmeester werd, dit eenig gebouw ineens opgetrokken, «d’unjet Weldra was dit pronkjuweel uit den bloeitijd der gemeenten de wereld door ■vermaard. Sanderus beweert, dat Hoogen- Iberg, toen hij de Halle bezocht, geen woorden vond om zijne bewondering uit te drukken. Hij was overstelpt, en vertelde aan zijn leider, dat het hem opgevallen was in zulk groot gebouw geene enkele spinneweb te hebben aangetroffen De balken, gebruikt voor de werken, wer den na een vreeselijken storm opgepikt in de Noordzee. 't Waren Deensche en Noorsche tepers, zoo lanig van zeewater doordrongen dat voor bederf niet meer te vreezen was. Tot in i85o bestond nog de pui aan den hoofdin- png, een bijwerk der Renaissance. Niet zon der eenigen tegenstand, werd zij verwijderd. Het lichte, luchtige Nieuwwerck dag tekende van 1620. Dit pereltje van Renais sancestijl gaf een lachender uitzicht aan de X Op zekeren dhg, stond ik óp de werf, zon der eenen duit op zak, niet meer wetende tot welketi heiligen mijne toevlucht genomen. Daar zag ik eensklaps een honderdtal werk lieden uit een schip opklimmen. Zij droegen hun werkgereedschap op den schouder, schuppen, spaden, houweelen en zoo meer. Naar ik weldra vernam, waren deze lieden aardewerkers, die een vijftigtal uien dieper innerwaaits het land aan de verlenging eener spoorweglijn gingen arbeiden. Deze laatste was op een zeer oneffen terrein aangelegd. De onderneming was zeer gewichtig. Er ontbra ken nog verscheidene werklieden. Ik sprak den ploegbaas aan. Alhoewel ik maar het vel over de beenen had, aanvaardde hij mij seffens. Ik trok dus met de bende voort. Twee wagens, met levensbehoeften geladen, vergezelden ons. Zoo liep ik geen gevaar onderwege aan uitputting te bezwijken. Daar het gewest, waar wij zouden arbeiden, onbewoond was’ voorzag de maatschappij, met de uitvoering van dat groote werk gelast, voorloopig in het onderhoud der arbeiders. Deze tocht ging echter met aanzienlijke bezwaren gepaard. Wij trokken door eene woeste landstreek, meermaals in onzen gang tegen gehouden, door kleine bosschen met weelderig groeiende slingerplanten, en jong houtgewas bezet. Wij waren alsdan gedwon gen alles neer te hakken om de paarden, aan onze beide wagens gespannen, eenen weg te *«ini; «Iers straten langs alle kanten arbei- 1t'r[aJe naar hun werk kwamen. Eene halve «n ^r’ bevond ik mij als midden de over S°ivende baren eens zwoegenden 14jjI)1^'ZWerms verzwolgen. ^liao- die mijne zwakheden, mijne U en °°k mijn leedwezen kent, Gij e duur mij deze eerste rechtstreeksche (vervolg) IX latusschen was de man weder kalm gewor- l11' Hij wees mij op de werf eene geschikte iL s aan hier gaf hij mij nog eenige tot voordeel4 strekkende raadgevingen en let mij daarna om zich haastig naar zijne Lft°ne standplaats te begeven, daar hij mij et heengaan nogmaals vriendelijk herin- i e’ 'n 8eval van nood, zijnen spoor- mimer des avonds voor mij open was. ov ^us alleen op de werf, alleen tegen aan-; et.verrassen(l schouwspel dat eene der L 'e.n 'Jkste wereldzeehaven aanbiedt. Zoo °°gen dragen konden, was die uit- en waterplas met ontelbare koopvaar- Pen bedekt. Er was alsdan nog maar V°'k ed°ch’ we^ra spuwden de e naar hun werk kwamen. Eene halve i 'V; DOOR Is. ACHTERGAEL Üji -IS

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1923 | | pagina 5