■fo M® )E ROÜDE taiP Ill ii ill I ifw r w W S-T'JfKO. YPEB Ml Om i 7' Ks l-- "ST IE* E E LAN DBOUWCOMICE KEMMEL-YPER I 16-2-24 ’t Ypersche van Yper is nu her- wij twijfelen er niet aan dat het gelijk vroeger, al de noodige ;al inschaffen om het nuttig onder- jat in die school gegeven wordt, zoo c'htdragend mogelijk te maken. een scherpe Vrij vertaald naar het Engelsch Is. ACHTERGAEL i L*— H '11 ning ook den put in denk eens Onze gena dige republiek heeft uwen gewezen vriend voor 5 jaren op ’t droog gezet....» De genadige republiek, naar mijn oordeel^, had hieraan zéér wel gedaan. Op dit oogenblik schoten wij ons in eene enge zijstraat. Zie hier is mijn logement, sprak Uurwek- ker. Wij traden eéne kleine, onaanzienlijke kroeg binnen. De waard een smeerig, verschrompeld oud" ventje, met een echt kattengezicht, sprong vlug uit de toonbank onder allerlei blijde uit roepingen Uurwekker tegen zooals Wel, u terug te zien Welkom, heer Uurwekker, na eene zoo langdurige en gevaarlijke reis 1 Nog immer frisch en gezond, niet waar, heer Uur wekker? Zet u néér, heet Uurwekker. Wat lustu, heer Uurwekker Wel heer Uurwek ker, hoe verheugd ben ik van u terug te zien 11 Het manneken boog zich, bij déze herhaalde, uitroepingen als een knipmes, en wist zicht baar niet wat verzonnen of wat gedaan Om mijnen gezel te behagen. Men hadde gedacht dat een keizer of éen koning dié vuile kroeg binnen trad. Nochtans scheen mijne tegen woordigheid Weldra dat aardig baasken te linderen. Ik bemerkte het wel, want onder iet kouten wierp het 'meermaals ter sluiks eenen waritrouwigen blik op mij Een nieuwe strooman 'fluisterde Uurwekker aan zijn oor Ha dped het ventje knipoogend.. Een wijl daarna sprong Uurwekker schuife lende den zoldertrap op die naar zijne kamer' er 9®®° van, enkel lid, da: zich die zaak ter herte wil trek ken en om met een stout gezicht voor te stel len de jaarwedden van 't Schepenkollegie te verminderenop 3 frank per uur eigen lijk werk Wij durven verhopen dat men zulk voorstel niet noodig zal te doen hebben, en dat het stadsbestuur niet alleenlijk zijn hert maar nog beter zijne beurs zal openen, om die verdien stelijke leeraars een loon te betalen in even- schap met den fijnen zwarten bakkebaard mij mijn geld en aanbevelingsbrieven ontroofde. Daar was geene vergissing mogelijk ziedaar het slachterskraam recht over het oudwetsch vervallen huis, en als een onloochenbaar be wijs der werkelijkheid, op deszelfs dorpel stond de dikke, vette poortier, de handen in de broekzakken, een genotvol spotlachje op de lippen, zich koesterende in het weldoende zonnelicht. Welnu, wat scheelt u Wordt gij gek vroeg Uurwekker zich schielijk omkeeren de. Ik verhaalde hem het feit. Bah wat heeft dat in antwoordde hij droog weg eene straatoude kneep, en gij wel, heer Uurwekker, hoe verheugd ben ik vloogt met open oogen als een domme uil in het kaarslicht. Weet gij wat mij hierin het meest verbaasd Men ontroofde de hen hare eieren waarom trok men haar ook de beste veêren niet uit Zulke verbazing scheen mij onmenschelijk en maakte mij nog wantrouwiger jegens mijnen gezel. Welhoe niet tevreden met mijn geld, die hatelijke schurk hadde mij dan nog van mijne beste kleedingstukken moeten beroo- ven Eenige stappen verder Hum hum hernam Uurwekkerop wijs- geerigen toon, ik.weet wel waar de knaap vast zit. Alles wel nagedacht, de man die u die fraaie poets speelde, die ken ik. Voorwaar een uitgeslapen kerel 1 een fijne vogel 1 op verre na aan zijn proefstuk niet Dan, de <an gaat te water tot wanneer ze breekt. De oolijkste der wereld tuimelt bij slot van reke- peMijverheidssch°o1 Bebouwd en Klsbestunr, ■iddelen z; ■ue0 heeft nooit beter, dan met den herop- van Yper, kunnen ondervinden wat Bgj Jie inrichting gedaan heeft aan de wer- Kje klas die daar uitgekomen is, en ’t is K, fflet fierheid dat men geheel de schaar Khvanie vaklieden mag aanschouwen, die BL zooveel iever wei kt aan de herleving van Kzelieve moederstad. B'tls ook niet te verwonderen dat gansch Rt stadsbestuur, tijdens de Huldebetooging Bomans, er aan gehouden heeft dat feest te wonen, om openbaar zijne* hulde te Rengen aan het grootsch werk, dat door de Rstuurder en de leeraars der Nijverheids- Rhool verricht werd. B’tWas ook niet zonder reden. En indien let grootste deel dier hulde aan die heeren Bekwam, was er toch ook een groot deel dat ing aan en oorlog al zijne krachten ingespannen en msch zijn steun verleend had om die in citing op grootschcn voet in te richten. Tegenwoordig gaat dat zoo niet meer. Schijnt dat de geldeiijke toestand der Stad iet meer toelaat dat werk zijnen vollen gang daten gaan en dat natuurlijk ten nadeele au 't vakonderwijs. Men schijnt te vergeten dat dit werk niet lleenlijk bestaat uit een lichaam, ’t is te zeg en uit een getouw met klassen en allerhande erief en modellen, maar dat het ook eene iel heeft, ’t is te zeggen de achtbare bestuur- ler en leeraars, die allen, gelijk één man, mme kunst, hunne kennissen en hunne weten schap opofferen om dat lichaam te doen leven n groeien, niet uitsluitelijk met ’t gedacht «at geld te verdienen, maar uit louter iever 'oor de kunst en de nijverheid. Die heeren toonen dagelijks dat ze werken iets dan voor de eer, voor de eer van leiders nopvoeders te mogen zijn van onze toekom- tige werkende klas en dat is heel zeker, 'ant niettegenstaande het kleine loon, het Herinrichting onder de bescherming der Stad vars het JAARLMXSCH PAARDENFEEST op ASCHEHWOEHSDAG 5 Mrart 1924 om lo uur voormiddag. hongerloon, dat ze daar ontvangen, blijven ze toch op hun post en laten den moed niet zin ken ze gaan altijd moedig voort, zonder zelfs op de minste dankbaarheid te rekenen, met hunne kunst aan ons jong geslacht in te prenten. Dat zijn mannen die eerbied en bèwonde- ring verdienen. En nochtans indien er menschen zijn, die weinig aanzien vinden bij het stadsbestuur, dan zijn het wel de leeraars der Nijverheids- ‘redigheid met den tegenwoordigen toestand school dat ze weinig betaald worden, is ook waar, en dat is jammer, bijzonderlijk, met den duren tijd dien wij tegenwoordig beleven. Ge kunt er u een gedacht van maken als ik u zeg dat leerlingen der hoogste afdeeling, op hun werk, bijna zooveel per uur verdienen als de leeraars om hunne les te geven ge ziet dat die toestand schrikkelijk vernederend is voor die heeren en ge kunt dat best gevoelen met u in hunne plaats te stellen. «n denkt gij, gij die kunt oordeelen, dat een volksvertegenwoordiger of een burgemeester of een schepene daarmee zou tevreden zijn zouden ze niet eerder in werkstaking gaan Denkt gij dat ze hunne duizenden en dui zenden weigeren en zeggen Dank u wel, het oud Gemeentebestuur, dat voor dat is veel te veel, ik moet maar drie frank per uur hebben gelijk de onderwijzers der Nijverheidsschool Ge zoudt kiekonnoozel moeten zijn om dat te gelooven want moest men morgen voor stellen eene vermeerdering aan diegroote kat ten te geven, dan zou dat in een, twee, drie, met algemeene stemmen doorgaangelijk een brief in de postmaar voor een on derwijzer, zijn 3 frankskens al vet genoeg Overweegt en oordeelt Indien het Stadsbestuur nog alles zelf moest betalen, zouden wij daar nog over kunnen, maar de Stad, gelijk ge weet, moet daar maar voor één vijfde van de kosten tusschenkomen, ’t is te zeggen indien er voor vijf frank on kosten zijn, betaald de stad maar één frank en de andere vier frank vallen geheel en gansch ten laste van den staat. Ge ziet dus dat er maar een ziertje goeden wil te kort is, om voldoening te geven aan die menschen, die zooveel merkelijke diensten aan de stad bewezen hebben en nog alle dage bewijzen. Is er daar, in het Gemeentebestuur niet één des levens. Nu, wij zullen het wel zien zoolang er leven is, is er hoop Is ’t waar of geen waar NASCHRIFT Wij vernemen zooeven dat de Concierge, sedert meer dan dertig jaar in dienst en die naar Yper terug gekomen was, maar eenige weken in dienst gebleven is en nu al van krotte is mogen bout opsteken uit de Nijverheidsschool, om reden dat zijn loon niet in evenredigheid was met het te doene werk. ’t Is niet te verwonderen niemand werkt geerne voor niet, dat was goed in den tijd, maar nu volgen de kleine het voorbeeld der groote. Wat wilt ge't is de mode 1 Waar gaan we naartoe Poorteklokke (vervolg) XIII Ondertusschen was de lucht opgeklaard zon brak door de wolken, joeg mist en ®pen heen en overgoot de daken en gevels T huizen met haar glanzend licht. Uurwekker moest wel ver in de stad wonen, ltlt reeds stapten wij gedurende eene halve r dapper aan en nog was er geen spraak n stil te houden. Ue straten zagen zwart van ’t volk, vooral n lieden met pakken, zakken en korven be- ^etl 1 voertuigen van allerhanden vorm gisten er gedurig door elkander. Mn hart stak vol bekommerende gedach- Onderwege meende ik meermaals het 2e«pad te kiezen. Maar telkens richtte zich dan het onverbiddelijke hongerspook in lnen geest op, mij toeroepende Waarheen at zult gij doen En van mijne onmacht ertuigd, volgde uk hem met een somber ^gevoel in de ziel. 5 ontsnapte mij eensklaps -Ct. ^derdaad, wij bevonden ons in dezelfde 'Ver sombere straat, waandit deftige heer- BK! Hi g Lfo.w -Lilly DOOR W' 'IT® PW

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1924 | | pagina 5