DE ROODE LAMP
Zondagrust - Repos dominical
PEERDENMARKT
en Prijskampen
r M
i
'L I
Malbrough
onzer
FiAK^ASLLES
2 m.
2 m.
2 m.
2 m.
2 m.
’t Ypersche
21-6-24
29
(7 Vervolgt-)
On nous prie d’annoncer les fiangailles de
M. Jacques STRUYE, volontaire de guerre,
ingénieur civil des mines A. I. Lg., fils du
Sénateur STRUYE, avec M1!e Henriette
CARDON de LICHT BUER, de Destelber-
gen-lez-Gand.
J A A Ft I* I J EC S C E
Op St-Jansdag, Dinsdag 24 Juni 1921
ten io ure voormiddag,
gegeven door de Stad Yper
(Zie de verdeeling der Prijskampen en prijzen
in ons nummer van verleden Zaterdag).
i.
Madam klom up de torre
Viva lajon
Zoo hoog zij klemmen kan,
Jenarié, jenarié,
Zoo hoog zij klemmen kan,
Vive I’Amour de Jenarié.
II.
Zij zag een bode kommen
Viva lajon,
Een bode in ’t zwart gekleed,
Jenarié, jenarié,
Een bode in 't zwart gekleed,
Vive I’amour de Jenarié.
Hl.
Wel bode, zei ze, bode,
Viva lajon,
Wat mare brengt ge mee,
Jenarié, jenarié,
Wat mare brengt ge mee,
Vive I’amour de Jenarié.
IV.
De mare dat ik brenge,
Viva lajon,
Monsieur Malbrough est mort
Jenarié, jenarié,
Monsieur Malbrough est mort,
Vive I’amour de Jenarié
V.
J’lai vu porter en terre,
Viva lajon,
Par quatre z’officiers,
Jenarié, jenarié,
Par quatre z’officiers,
Vive l’amour de Jenarié.
(vervolg)
XV
Wel is waar, betreurde ik levendig eiken
val, en liet ik nooit na goede voornemens voor
de toekomst te maken. Edoch 1 de weg der
hel is met goede voornemens geplaveid en zoo
ik er al heden in gelukte mij binnen de palen
der gematigheid te houden, morgen dronk ik
nog eens zooveel, als om mijne schade in te
halen. Helaas wat is de mensch, wanneer hij
aan zijne eigene krachten overgelaten is, toch
krank Een zwak riet, dat bij het zachtste
windeken over en weder buigt een schip
zonder streekwijzer, dat, ten Speelbal der
woeste golven, doelloos op eene onstuimige
zee geslingerd wordt...
Zou ik ooit den geduchten vijand, die mij
onverpoosd aanviel, nedervellen Ik gevoelde
met eiken voorbijgaanden dag, krachtig en
krachtiger, dat de hemel mij eene behulpzame
hand reiken moest, dat ik tot de heilzame
star, die eens zoo helder boven mijne wieg
schitterde, dit is, tot den godsdienst mijner
moeder terugkeeren moest kortom dat ik in
Vrij vertaald naar het Engelsch
Ypersche Studiekring
Donderdag 19 Juni, hield de Ypersche
Studiekring een gezellige Guido Gezeik-
avond. Voorlezing werd gehouden over het
leven van- den GROOTMEESTER van de
Vlaamsche dichtkunst, en van de voornaamste
van zijn werken.
Lieden voordracht veraangenaamden den
avond, waarna de vergadering in geestdrift
geheven werd.
het gebed en in het beoefenen der christelijke
deugden, mijn kloekste schild ter verdediging
te zoeken had.
De stad New-York is arm aan katholieke
kerken. De baas van den fruitwinkel, waar ik
woonde, kende er slechts twee en dan nog in
eene verafgelegene straat. Op zekeren heer
lijken Zondag morgen begaf ik er mij heen. Ik
ging dus een huis van God weder zien, gelijk
aan dat waar ik nog kind zijnde, mijne eerste
kommunie deed waar ik nog kind zijnde,
nevens mijne moeder neêrknielde, met de
oogen ten hemel en saamgevouwen handjes
bad in een woord, waar ik nog kind zijnde,
zooveel verhevene lessen, heilzame vermanin
gen en kostbare onderrichtingen ontvangen
had, die ik helaas sinds nu bijkans 5 jaren
roekeloos onder de voeten trapte.
Gedurende den nacht, die dezen eersten
wankelenden stap naar God voorafging, werd
mijn slaap door een akeligen droom gestoord.
Ik had namelijk, midden eene in wanorde
verkeerende kamer, tusschen omvergeworpen
tafels en stoelen, eenen gruw inboezemenden
moordenaar gezien, het evenbeeld van Boor
ijzer, indien het Boorijzer zelf niet was. De
rosse haren verwilderd, de vlammende oogen
uit hunne holten puilende, een scherp snijdend
beenhouwersmes in de verkrampte vuist en
zich met eenen akeligen grijnslach op het
tijgerachtige gelaat, over het met bloed be
vlekte lijk eener half naakte vrouw buigende.
In het luchtruim, boven dit monster, zweef
den twee verbitterde wraakgeesten, gansch in
Zondag 22 Juni 1924 is de Apotheek
van Mr HOLSTEKSER» Meenenstraat
ALLEEN OPEN.
Madame a sa tour monte,
Mironton, mirontqn, mirontaine,
Madame a sa tour monte,
Si haut quelle peut monter.
Hier volgt nu de Malbrough
speldewerksters.
rectie van Brussel zal natuurlijk haar ernstig
met ieder zake bezighouden, alhoewel er ’t
Yper, onder andere, in den dienst zijn die
dat wel profijtiger en beter zouden afhan
delen. Zelfs zou een Inspecteur van ’t mid
denbestuur moeten zijn kostelijke déplace-
menten zoovele mogelijk beperken tot drie
voor ééne barakke twee vóór ’t af breken en
dan eene om te gaan bestatigen of ze wel te
rotten ligt in den algemeenen depot van
Vlamertinghe.
Fré. ’t Is alzoo dat ’t gaat. Ze zouden
ze beter publiek verkoopen op voet. Maar ja,
ze zouden te Brussel geen leute meer hen.
Pé. Geen nuttelooze verkwistingen zul
len meer toegelaten worden. Alzoo zal men
geen honderd duizenden franken meer ver-
teeren om veranderingen te doen aan de we
gen van den Cinquantenaire zoowel dat ’t
publiek van Brussel zelve er zich tegen ver
zet. Dit geld zal besteed worden aan de front-
streek, bijzonderlijk aan de banen van Wyt-
schaete, Voormezeele en Zillebeke.
Fré. De menschen zullen kontent zijn
van zoo niet meer te moeten sukkelen door
hunne straten.
Pé. De ontvangers der belastingen zullen
verzocht worden van daar niet meer op de
contributie-biljetten in groote roode letters te
zetten dat men binnen zoo een termijn moet
betalen of dat men aan 6 p. h. interesten is.
Fré. E’ ik geloof het de Staat belooft
maar 5 p. h. aan ons, en hij betaalt niets.
Maar zeg ne keer ze gaan der nog al deure
gaan hé, als het alzoo gaat
Pé. ’t Grootste komt nog achter, ’t Gou
vernement zal kenbaar maken dat de Natio
nale Bank tot Brussel nen geheelen dag zal
open zijn om aan de belanghebbenden de
gelegenheid te geven hunne marken uit te
halen tegen terugbetaling der ontvangene
sommen.
Fré. Ze zijn misschien moe van ’t hooren
dat ’t Judaspenningen zijn die ze opgestreken
hebben.
Pé. Er zullen zelve dien dag bijzon
dere treins ingericht worden bijzonderlijk voor
de directie der hollandsche frontieren.
Fré. Maar welken dag zal dat al zijn
Pé. In ’t korte. De gendarmerie is al
gekommandeerd om ’t volk tegen te houden,
’t Gouvernement rekent op nen élan patrio-
tique
Fré. Ja maar ja, merci zulle, m’hen al
nen «ÉLAN BLANC gehad
En dan volgen L’un portait sa cuirass
l’autre son bouclier en de andere kouplette**
steeds vergezeld van Viva lajon «Jenarié
en Vive l’amour de Jenarié waarvan W"
tot nu toe, de ware beteekenis niet hebbe*
kunnen ontdekken.
Enkelen zullen die oud-Ypersche liedjes.
onnoozel vinden en misschien niet begfij.
pen waarom wij ons de moeite hebben ge
troost ze bij de oude kantwerksters op te
teekenen.
Wij, van onzen kant, zijn overtuigd dat het
volkslied, hoe ongekunsteld ook, nooit on
noozel is en dat alles, hoe onbeduidend ir,
schijn, wat ons Oud Yper aanbelangt, waar-
dig is aan het jong geslacht veropenbaarde
worden.
Onze lezers kennen zeker wel het beroemde
volkslied Malbrough maar velen onder
hen weten waarschijnlijk niet dat de Ypersche
kantwerksters op dat lied een variante
gemaakt hebben waarvan de zangwijze nogal
verschilt met dè oorspronkelijke chanson
populaire franqaise.
De Ypersche Malbrough begint eigenlijk
maar naar hetgeen wij hebben kunnen
opteeker.en waar in het fransch gezongen
wordt
’c wit gekleed. De eene hield een scherp gl®
sterend zwaard in de linker, de andere eect
brandende toorts in de rechterhand... akelig*
bloedvlekken kleven aan de kleederen
lallen moordenaars... hij vlucht heen nrf
schuwe blikken en afschuwelijk verwrong0
gelaat... den verraderlijken moorddolk dru»'
kende tegen de zwoegende borst... EensW
grijpt een beider wraakgeesten hem bij dev°
schrik ten berge rijzende haren, daar zij®e
oogen bliksemstralen schieten en hij met do»
derende stem roept
Sta Vruchteloos poogt gij u midden
nachtelijke duisternis te redden. O 1 B°os'
wicht 1 Het door u vergoten bloed roept o®
wraak naar den verbolgen hemel Wij zijn
afgezanten van den al wetenden, alziend0
God, die de misdaad wreekt
Deze gruwelijke droom, herinnerde
waarschijnlijk eene schilderij, welke ik tijde®
mijne kinderjaren, in gezelschap mijns vade®
bij een bezoek aan het museum mijner gebo®
testad gezien had. Dit tafereel maakte alsd®1
eenen diepen indruk op mijn jeugdig SeIÖ°^
Sinds waren er jaren verloopen z°n%
dat ik er aan dacht. Hoe kwam het dan>
gemeld tafereel, reeds zoolang in mijn ge^
gen begraven, zich nu eensklaps vóór®1!
sluimerende zintuigen hertooverde, dat 0
een gegeven oogenblik, met eene dusda®'
voorstellingskracht, dat ik gansch bez"’
onder het slaken van eenen angstschree
wakker schoot
DOOR
Is. ACHTERGAEL
■nrnïiïirrniTi 1111 miniiiiiimiurmiihhmhui iiimn iiiioiiMiiniiimHir'Tin