Cais.se Commerciale de Roulers Tijdperk ra 12 tot 25 November4,75 HALFMAANDELIJKSCHE REKENINGEN Voorheen G. DE LAERE C° Aangesloten bij de BAHQCJE DE BRUNELLES (Kapitaal 200,000.000 - Rsserven n°odige 1 nood- 55.650.000) i rond de 60 voorhanden 4) de kwestie der titels niet onderworpen aan hcrbeleg de betaling zou moeten geschieden binnen de termijnen uitdrukkelijk in de von nissen bepaald. 5) de kwestie der vergoedingen voor herstel van den veestapel nu betaalt men niet veel meer dan de waarde 1914 De wet, die het anders voorschrijft, moet éérlijk toegepast worden. Dat werd wel in den beginne gedaan. Onder de algemeene goedkeuring stelt een afgevaardigde voor het bureel te gelasten den heer Advokaat Arthur Butaye hartelijk te bedanken voor al hetgeen hij in ’t belang der geteisterden heeft gedaan en ongetwijfeld nog zal doen. Hij bracht en behield eendracht onder al de geteisterden en is altijd inde bres voor de verdediging van ons heilig Recht. Hulde aan hem reed en de Regeering had beloofd het krediet te schrijven in debegrooting V00r De Minister nam nota van die zaak- u ?25, de aan te dringen bij zijn ambtgenot Openbare Werken. Van De brug van Pont-Rouge die doorn, levert aan de baan Oostende-Rijsel moet d den Franschen dienst herbouwd worden rT heer Meehaat schijnt goed op de hoogte die zaak. De noodige voetstappen zullen b" de Fransche Regeering gedaan worden om het werk zoo spoedig mogelijk te zien trekken. M. Delen trok ook nog de aandacht op (]e inter-communale brug tusschen Le TouqUet en Frelinghien, te herbouwen door de dien sten van het Noorder departement. De gelde lijke tusschenkomst van Waasten, af te dragen door het Koninklijk Hoog commissariaat blijft nog te bepalen. De Minister nam nota dezer bijzonderheden. M. Delen deed om te eindigen een nieuwe poging om den heropbouw der kerk van Meessen te bekomen, een der voornaamste van onze provincie. De nieuwe kerkzon,zoo- a's de wet het uitdrukkelijk voorschrijft, het zelfde karakter en minstens zooveel belang moeten hebben als de vernielde. Daarop werd het onderhoud gesloten. Met een hartelijk woord van dank namen de atgevaardigden afscheid van den heer Minister Moyersoen. Het onderhoud met Minister Moyersoen Dan geeft de heer Deleu een beknopt ver slag over het onderhoud van eenige afgevaar digden met den heer Minister van Economi sche Zaken. Die afvaardiging bestond uit de heeren Louis Geuten, Voorzitter van de S. V. voor Oorlogschade Het Leiedal te Wervik, Leroux, burgemeester van Wervik, Vande- candelaere, landbouwer te Wervik, LéonBerghe, vertegenwoordiger der gemeente Komen, Thi- baut, gemeentesecretaris te Dranoutre en Deleu, burgemeester van Meessen. De heer Geuten was de tolk der afvaardi ging om den Minister te bedanken voor de verzoenende maatregelen die hij kwam te nemen. De minister antwoordde dat die eer niet hem, maar zijn voorganger M. Vande Vyvcre toekomt, die, ware hij aan het bewind gebleven, de beperkende onderrichtingen in alle geval ging intrekken. De Minister noo- digde dan de afgevaardigden uit hem hunne wenschen kenbaar te maken. M. Geuten vroeg aan den Minister indien hij ook besloten had de onderrichting in te trekken die maar 5o toekent der vergoe ding voor mobilaire landbouwschade, betaal baar in baar geld of in uitwisselbare titels. De Minister scheen niet volkomen op de hoogte dezer beslissing, genomen door zijn voorganger, en deed zijn kabinetsoverste roepen om op het onderhoud tegenwoordig te zijn. Minister en kabinetsoverste schenen te ver onderstellen dat, in ’t algemeen, de landbou wers zich bijna volledig hebben kunnen her stellen, namelijk voor wat het vee betreft. M. Delen deed opmerken dat, in onze streek, de veestapel in ’t geheel niet samengesteld is zooals vroeger. Indien er, op sommige hof steden, melkkoeien van waarde zijn, is het onbetwistbaar dat er, over ’t algemeen, te veel gemengde rassen voorhanden zijn, met veel dieren van zeer beperkte hoedanigheid, en dat wij in alle geval nog over het aantal beesten niet beschikken dat wij vóór den oorlog bezaten. Voor de herinrichting van den veestapel en van het landbouwmaterieel zou er, in ons arrondissement, een algemeen onderzoek moe ten gedaan worden om zich rekenschap te kunnen geven van al de werken die nog dienen uitgevoerd voor het algemeen herstel onzer landerijen en de volledige heropbeuring onzer landbouwnijverheid. M. Geuten handelde vervolgens over de onderstanden (abris) die nog moeten afge broken worden. De Minister veronderstelde dat zij niet meer talrijk moeten zijn en niet veel last opleveren. Hij voegde erbij dat de eigenaars eene vergoeding ontvingen gelijk aan twee maal de waarde van den ingenomen grond. M. Deleu deed terecht opmerken dat, indien de eigenaars werden vergoed, de huurders integendeel daaruit geen voordeel trekken en voor gansch de oppervlakte moeten betalen, juist alsof er geen onderstanden zouden zijn. Er zijn nochtans hofsteden van rond de 60 hectaren waar er tot 5o abris zijn. De Minister verklaarde dat de Staat met kon voortgaan met de groote opofferingen die hij reeds gedaan had voor het wegruimen der onderstanden en de kabinetsoverste M. Me ehaat deed opmerken dat sommige aannemers zich verbinden die onderstanden af te breken voor de waarde van het ijzer dat er zich in bevindt. De heer Deleti antwoordde daarop dat, indien zulks toegelaten wordt, die aannemers ook de onderstanden zouden moeten afbre ken waarin weinig of geen ijzer voorkomt. De Minister zegde dan dat, voor de eige naars die reeds hunne vergoedingen voor oor logschade trokken, de Staat zich met het weg nemen van hun onderstanden niet kon bezig houden en dat het de eigenaars zelf zijn die dit werk zouden moeten doen verrichten. De heer Geuten drong aan opdat de Regee ring bevel zou geven de onderstanden te doen springen. Op die wijze zou het werk van ont ruiming grootendeels verlicht zijn en de lande rijen zouden in korten tijd weer geheel en gansch kunnen benuttigd worden. Vervolgens vroeg de heer Geuten of er geen beslissing kon genomen worden nopens de titels voor vergoedingen niet aan herbeleg onderworpen, zooals, bij voorbeeld, hunne nederlegging als waarborg in de Nationale Bank, voor het bekomen van een geldvoor- schot. De Minister antwoordde ontkennend. Te beginnen met in Januaii ig2Ó zullen die titels uitgewisseld worden tegen schuldbrieven aan toonder, die als waarborg zullen kunnen neer gelegd worden. De geteisterden zullen natuur lijk wat geduld moeten hebben, gezien het overgroot getal titels die onmogelijk terzelf der tijd kunnen uitgewisseld worden. Dan werd, door M. Geuten, de kwestie op geworpen der bruggen over de Leie. De brug van Komen werd herbouwd door de zorgen van het Toegevoegd Koninklijk Hoog-commissariaat van Wervik, de Wijk en Fortstraten te Komen werden terzelfder tijd op de hoogte gebracht van de nieuwe vaste brug. Te Wervik moet de brug door den Fran schen dienst herbouwd worden en men schijnt tot nu toe. nog niet te weten of er eene draai brug ofwel eene vaste brug zal gemaakt wor den. In afwachting ligt de Brugstraat nog altijd in puin daar de eigenaars onbekend zijn met de beslissing nopens het al of niet ver- hoogen van den weg in de nabijheid van de Leie. De Minister werd verzocht bij den Fran schen dienst van Bruggen en Wegen ten zeerste aan te dringen om een spoedige op lossing van die zaak te bekomen evenals den heropbouw van de vernielde brug. De heer Deleu handelde over de bruggen van Waasten deze in stad moet hermaakt worden door den Belgischen dienst van Brug gen en Wegen. De plans zijn sinds lang ge- Het Koninklijk Gesticht van Meessen Sommige leden der vergadering vragej of M. Deleu de gelegenheid niet te baat genomen heeft om aan den heer Minister den terugkeer naar Meessen te vragen van het Koninklijk Gesticht. Zij drukken den wensch uit te verne men hoe het nu staat met deze zaak. M. Deleu antwoordde dat hij niet gemeend heeft thans die kwestie bij den heer Minister van Economische Zaken te mogen aanraken, want voornoemd Weldadigheidsgestichthangt af, gelijk al de andere, van het Ministerie van Justicie. Men heeft reeds in Het Ypersche kunnen lezen, zegt M. Deleu, dat de verplaatsing van dit gesticht te Lede heel onwettig is. Inder daad, het is door decreet van Keizerin Maria Theresia ten eeuwige dage ingesteld in de oude abdij van Meessen In October 1920 t^erd door een vonnis der Rechtbank van Oorlogschade een voorschot van 1.200.000 fr. verleend voor de overname en het vergrooten van een gesticht te Lede, dat toebehoorde aan een fransche klooster orde welke er niet zou terug keeren. De Belgische Staat had de gelegenheid dit aan te koopen voor yÓo.ooo fr. hetgeen voor hem een heel mooie zaak was. Maar moest dat juist dienen om Meessen en het Arron. dissement te berooven van een gesticht 2 er moet blijven bestaan Het duurde een tiental maanden vóór da, de Gemeenteraad kennis kreeg van het noo lottig vonnis. Maar zoodra het 5c^en stuurde de gemeenteraad verzoeksc n- naar den Koning, naarde Koningin, naar Minister van Economische Zaken en naair Minister van Justicie en het Schepenen gie vroeg aan dezen laatsten een verhoor, hem toegestaan werd en waar den 1 heel de zaak voor oogen werd ge sa SKsssnstBxssn^sBKssBxsxnsxBtjn^^NBisHKK^KKBKtuKSOfUBUBKtKKBBiiiK^nKKn sel vergelijkt men nog te veel de volledig geteisterden onzer streek aan de personen die elders in het land onbeduidende schade onder gingen.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1924 | | pagina 2