I
Kuinigings politiek
en Openbare Werken
I
i Met dit do< 1 zon men de. werk ’uren-
de de komende jaren uit te voeren, natuur-
De levensduurte die nog altijd stijgt brengt
Verbittering in de gemoederen en noopt
ereen aan naar middels te zoeken om ze te
strijden.
e(ler van ons moet meê doen aan bezui-
engspolitiek, wij moeten ophouden van uit-
*®srhe luxe-voorwerpen te koopen, we
'°eten ophouden van geld weg te gooien
°Or alles te koopen waar men lust op heeft,
weerkeeren naar het eenvoudig
en van vroeger en iets sparen voor
en op de
zijne benaming
van den Heer
van de Syn-
ven van de pro-
r;t de Mee-T Hootens
e> Voorzitter van den Belgischen
nje ’t is hie
de andere een deel harer toelage:
<streke"
ferk 'noet
't is geen
andere gaan
lange t
goereboom
’tHoog c
ea hadden
een
dienen
De eene gemeente be-
:n
heeft, en ’t is de andere die ’t
doen... Andermaal hoort men
voordeel dat wij beginnen, de
niets doen En ’t is al zoo
dat alles opgezonden is naar Mijnheer
en ’t en komt niet af... en in
Commissariaat houden ze alles op...
we mogen onze goeste doen we
schoone kalsie leggen... maar
of genen Ingenieur was niet genei
fflet 't plan
Ellendige voorwendsels... armoedige uit-
luchtsels. Elke gemeente bal hare oorlog-
hade aan te rekenen voor de besteenigde
^en, en zij had deze weder te leggen. Dat
recht en rechtveerdig.
Hier een klein vraagsken.
Hoe komt het dat in beide gemeenten ver-
hinige kleine straatjes waar geen enkel
‘teenl°ag nu goed in macadam zijn
Waarom is men eerst die kleine straatjes
gaan leggen waar zelfs geen enkel mensch
ponten waar nooit iemand voorbij rijdt
En meent gij dat het recht is in beide dor-
p schoone, breede voorlanden, moderne
waterleidingen en een zeer voldoende verlich-
jjgin te richten, terwijl zij die arme dompe-
laars der Rou^selarestrate daar levende be
uren laten in hunnen verloren hoek
Misschien zal men ons opwerpen dat wij
us niet te bemoeien hebben in gemeentelijke
uken.
Dat zijn openbare zaken... en van algemeen
slang. Wij betalen aan Staat, Provincie en
lemeente, wij hebben het recht van de ge-
niikwijze van de gelden na te gaan.
Daarbij zien wij hier een schreeuwend
precht.'t is onze plicht daartegen verzet
in te teekenen.
Verre van ons het gedacht de Heeren Bur-
meeste'rs der voornoemde gemeenten per-
onlijk aan te vallen. Integendeel, wij zoeken
kei de gelegenheid te doen uitschijnen aan
lede verantwoordelijkheid toekomt.
Krijgen wij geen voldoening dan komen wij
'deze zaak terug. Al de Belgen zijn gelijk
)r de wet, en al de geteisterden moeten het
ivoor het herstel.
Een van ’t Ypersche.
E ®oeten
lev<
»rgen
peering moet ook in hooge mate hare
^esnoe’en i we betalen immers 10
'asten dan voor den oorlog en het
I °°g tijd paal en perk te stellen aan
beUst,„gen.
aatsbedienden moeten eerlijken loon
V°Or deugdelijk werk, maar om ze
:>«r e Unnen betalen en gevolgentlijk er
stuk, atles van te kunnen eischen moet
’hrdj11 verminderen: ze niet afschaften
I^et°?en,<Omende plaatsen niet vervullen.
aarb°ven nog noodig of wenschelijk
'trU, egeering, zooals nu, alle openbare
Dat is Pzette?
,l0ogin tÊn belangrijk vraagstuk
Ridder ge^eSen^cid van
^Torfs;11 Leopoldsorde V
^eKa,S’ gewezen voorzitter
"ler der Bouwbedrijvc:
ft V. H -e
geweest is waarmede Frankrijk de zware
crisis heeft kunnen te boven komen, welke
in de jaren 1847 tot i85y beurtelings al de
nijverheidslanden der wereld geteisterd heeft.
Het is overigens recht opvallend hoezeer
de politiek, door den Belgischen Staat ge-
volgd om de naweeën van den oorlog te
stillen, afwijkt van de theoriën die men,
in machtige nijverheidslanden zooals Ame-
rika en Engeland, op dit gebied huldigt.
De uitgaven van het Internationaal Bureel
van den Arbeid, leerden ons inderdaad, on-
langs, twee methoden kennen waarvan de
Vereenigde Staten de beste uitslagen ver-
wachten, met het oog op het voorkomen en
bestrijden van de crisissen.
Het eerste middel heeft betrekking op het
credietwezen het tweede op de openbare
werken.
Wat het credietwezen aangaat, de Ameri-
kaansche banken hebben opgemerkt dat,
naarmate de economische bedrijvigheid haar
hoogtepunt nadert, de credietvragen aan-
groeien, hetzij, om aan de ondernemingen.
een noodzakelijke uitbreiding te geven,
hetzij, om gewaagde speculatiën te onder-
nemen.
Derhalve, hebben de geldmannen der
nieuwe wereld overwogen dat ze, door rege-
ling van het crediet, de economische bedrij-
vigheid in een normaal tempo zouden kun-
nen behouden en de speculatie beteugelen,
die altijd de eerste oorzaak van de crisissen is.
Met dit doel hebben zij, begin 1923, toen
ze een snelle toeneming van de kredietvra-
gen vaststelden, bij tijds den rentenvoet
verhoogd en het crediet ingekrimpt. Zoo is
het hun gelukt de overproductie en de spe-
culatie te beletten en, aldus de vernieuwing
te voorkomen van de werkloosheidscrisis
waaronder dit land in 1921-1922 zoo erg ge-
leden heeft en waartoe overproductie enspe-
culatieonvermijdelijk zouden geleid hebben.
Integendeel, toen ze in den winter van
ip23-1924 gewaar werden dat de omvang
der zaken op onrustwekkende wijze afnam,
hebben ze zich verhaast den discontokoers
te verlagen. Ze hebben hun ruimsten steun
verleend aan de betrouwbare firma’s die in
moeilijkheid verkeerden en met alle midde-
len hebben ze medegewerkt om de voort-
brengst in het land te verhoogen en de werk-
loosheid te bekampen...
Deze rol van het crediet in de oplossing
der crisissen heeft ook de aandacht aange-
trokken van de Engelsche bankwereld, en
de toepassing van het aangehaalde regelings-
middel werd, in Augustus 1.1., uitdrukkelijk
aanbevolen door den H. Brailsford, hoofd-
opsteller van een der vooraanstaande spe-
ciale tijdschriften van het Britsche Rijk...
Het tweede behoedmiddel door de Ameri-
kaansche economisten tegen de crisissen
aanbevolen bestaat in een regelingsstelsel van
de openbare werken, ’t Is te zeggen, dat de
Staatszorg zich bezig houdt met het opma-
ken van een omvangrijk programma van
openbare werken, derwijze geregeld dat men
de uitvoering er van kan doen samenvallen
met de tijden van slapte, wanneer de bedrij-
vigheid in de private economie aan het af-
nemen gaat.
Dit gronddenkbeeld wordt vooruitgezet
door de Internationale Conferencie van den
Arbeid, tijdens haar eerste zitting, te Was-
hington, in 1919.
«Met het oog op de verwezentlijking er van,
heeft de H. Otto T. Mallery, voorzitter van
de Commissie van Openbare Werken der
Amerikaansche Vereeniging voor de Arbeids-
wetgeving, gevraagd dat de wetsvoorstellen,
betreffende de openbare werken, een be-
schikking zouden voorzien krachtens welke
het bedrag der jaarlijksche ondernemingen
in omgekeerde verhouding zou mogen ge-
bracht worden met de algemeene bedrijvig-
heid der privaatindustrie.
Landsbond der Bouwbedrijven en Openbare
Werken, daarnopens allernuttigste en diep
doordachte wenken gegeven.
We geven hier een uittreksel van M. Loo-
tens merkweerdige rede
In het begin van het jaar, had ik de gele-
genheid, in een feestzitting gehouden door
de Unie der Aannemers, te wijzen op het
n gevaar welk uit een onberaden toepassing
van het bezuinigingsstelsel, dat de Regee-
ring kwam in te huldigen, voor onze beroe-
pen zou kunnen voortspruiten.
Die vrees is, ongelukkiglijk, nu reeds ge-
grond gebleken. De Staat heeft de koord
ten uiterste gespannen. Alle openbare wer-
ken zijn voorloopig uitgesteld slechts het
volstrekt onontbeerlijke wordt verricht en
dewijl de herstelling van de verwoestingen
door den oorlog aangericht daaromtrent
voltrokken is, staan we zonder bezigheid
voor de talrijke werkkrachten en de koste-
lijke toerustingen welke wij ons aanschaften
om aan den oproep van de Regeering, na
den wapenstilstand, te beantwoorden...
Deze toestand bedreigt niet slechts onze
nijverheden, ze is ook strijdig met de ware
belangen van het land.
Immers, zooals ik het destijds zegde, de
openbare werken kunnen niet voortdurend
uitgesteld worden. Een oogenblik zal komen
dat aan verdere verdaging niet meer te den-
ken zal vallen. Dan zal de onmiddellijke uit-
voering van talrijke gewichtige ontwerpen
zich ter gelijker tijd opdringen. De werk-
middelen zullen ontoereikend zijn en de
uitvoering zal bovenmatig duur te staan
komen, terwijl een behoedzaam opgevat
programma, door geleidelijke aanbestedin-
gen, op waarlijk spaarzame wijze verwe-
zentlijkthad kunnen zijn....
De weg door de Regeering ingeslagen
schijnt ons dus verkeerd hij is in alle geval
volstrekt uiteenloopend met dien, welken
men schikt te volgen in Frankrijk, een land
dat zooals het onze, door den oorlog diep
geteisterd werd.
Inderdaad, niet langer dan in ’t begin van
September l.l.,uitte de H. Raynaldy, miois-
e? van Koopbanlel, zich in de volgende
woorden
Frankrijk moet, zoo spoedig mogelijk na
den heropbouw der verwoeste gewesten,
overgaan tot het opstellen en uitvoeren van
een omvangrijk programma van nuttige
openbare werken. Doen we dit niet, laten
we ons door de uitgaven afschrikken, dan
verliezen we niet alleen de verhooging van
volkswelvaart en inkomsten waartoe derge-
lijke werken aanmerkelijk bijdragen, maar
we laten ons tevens voorbijloopen door de
concurreerende landen die, wijl we aarzelen,
hunne inrichting en optuiging uitbreiden en
zich volkomen uitrusten tot den economi-
schen strijd.
Ik behoor niet tot diegenen die meenen
dat al wat Frankrijk onderneemt door Bel-
gië moet nagevolgd worden, maar ik geloof
toch dat de vergrooting onzer haveninrich-
tingen, de ontwikkeling van ons spoorwcg-
net, de verbetering en uitbreiding onzer
wegen en vaarten, in een woord, de oordeel-
kundige, planmatige ontplooiing onzer eco-
nomische inrichting, voor de nationale finan-
ciën heilzamer gevolgen zou hebben dan de
enge bezuinigingspolitiek waarvan men in
België de redding schijnt te verwachten.
(Toej.)
Overigens, de onthouding van den Staat
inzake openbare werken, om de oplossing
der arbeids- en voortbrengstcrisissen te
bevorderen, wordt door de voornaamste
economisten als een verkeerd middel aan-
«*Zoo lezen we in een studie van den Fran-
schen staatshuishoudkundige Jacques Sieg-
fried, verschenen in de Revue des Deux
Mondes, in December 1906, dat juist de uit-
vöfcïiflg van eën machtig programma van
openbare werken een der beste middelen
--«gy.--