Corsets D. W.
Bijzonderste Bepalingen
Verordening op de Politie
vap het vervoer en van hét verkeer
die ia werking treedi op 1 Juni 1925
Elk geleider van voertuigen of dieren
moet den rechterkant houden maar links
voorsteken (art. 7) voortdurend van zijne
snelheid meester blijven (art. 3) in staat zijn om
te besturende vereischte lichamelijke hoedanig
heden hebben en de noodige kennis en bekwaam
heid bezitten (art. 5) drager zijn van een
geneeskundig getuigschrift (art. 5) voorzien
zijn van zijne eenzehigheidskaart (art. 6).
Bij het naderen van een vertakkingverbin
ding of kruising, moet hij de rechterzijde
houden en des te trager gaan, naarmate de
z'chtbare lengte van den benaderenden' weg
gering is. Hij moet den doorgang laten aan den
gt.leider die van rechts komt.
Niettemin moet degene welke een onderge
schikten weg verlaat om eene meer belangrijke
baan op te gaan zich vergewissen of deze
laatste vrij is alvorens er zich op te begeven.
Hij moet bij zijn naderen de voetgangers ver
wittigen die zich op zijn weg bevinden. Bij
een hindernis, waarvoor de voetgangers moeten
omgaan langs den kant van den steenwegmoet
hij langs die.hindernis een vrije ruimte laten
van ten minste één meter, of, zoo het niet
mogelijk is, ze voorbijgaan met de snelheid
van t en voetganger.
Aan de halten 'der tram- en spoorwegenmoet
hij vertragen en een voldoende ruimte laten
v oor het wachten en afstappen der reizigers
en desnoods stilhouden. De bestuurder van
en voertuig, die een ongeval veroorzaakt heeft
of er aanleiding toe gafmoet stilhouden om
a le nuttige vaststellingen toe te laten en des
noods om de slachtoffers van het ongeval ter
hulp te komen (art ti).
Elk voertuig moet
Remtoestel. Voorzien zijn va a-één remtoe
stel indien het twee en meer wielen heeft.
Nochtans, in de streken waar de grond plat
is, zijn de stootkarren en de bespannen voer
tuigen van deze verplichting ontslagen.
Met het. remtoestel moet de bestuurder
spoedig ten minste een der wielen kunnen
stilleggen bij een rijwiel of een motorrijwiel,
ten minste twee der wielen, van voren of van
achter bij d.e andere voertuigen (art 3i). (Zie
verder de bijzondere bepalingen voor de auto
mobielen).
V er lichting. Van het vallen van den dag
tot 's morgens verlicht zijn als het zich op den
openbaren weg bevindt (art. 22). (Zie verder
de bepalingen toepasselijk op de rijwielen,
motorrijwielen en automobielen).
Stilstand. Alle stilstaand voertuig moet
derwijze geplaatst worden dat hec. zoo weinig
mogelijk het verkeer belenjmere en moet 'ver
plaatst worden op het eerste verzoek van een
bevoegden agent. De bestuurder mag zijn voer
tuig niet verlatenvooraleer de noodige maat
regelen genomen te hebben om alle ongeval
te vermijden (art. 17). Het is verboden een
bespannen voertuig op den openbaren weg te
laten staan, tenzij voor het laden en het lossen
of in geval van noodzakelijkheid en zulks gedu'
rende den stipt noodigen tijd.
Bijzondere bepalingen betreffende
de rijwielen
Verlichting. Van het vallen van 'den dag
tot 's morgens moet elk rijwiel van voren ver
licht zijn door een wit licht, naar voren uitstra
lend van achter door een rood licht of voor
zien zijn van eene roode en glinsterende plaat
van ten minste vijf centimeter diameter,
achterwaarts uitstralend (art 22).
Waarschuwingstoestel. Een rinkelbeleen
geluid gevend-dat kan gehoord worden op een
minimumafstand van vijftig meter (art. 27)
Remtoestel. Een remtoestel dat den be
stuurder toelaat spoedig ten minste een der
wielen stil te leggen (art. 31).
De wielrijders moeten bij het rijden het
stuur in handen hebben en de voeten op de trap
pers houden. Het is hun verboden zich van
achter aan een voertuig vast te klampen en zich
aldus te latrn voorttrekken (art. 5).
Bijzondere bepalingen betreffende
de motorrijwielen
Ouderdom. Slechts personen die ten volle
achttien jaar oud zijn mogen een motorvoer
tuig besturen.
Verlichiivg. Van het vallen van den dag
tot 's morgens moet het motorrijwiel, met of
zonder gesleepten wagen of sidecar, voorzien
zijn aan de voorzijde, door een wit licht, naar
voren uitstralend aan de achterzijde, door
een rood licht, naar achter uitstralend. In
voorkomend geval, moet er ook een rood ücht
op dezelfde wijze worden aangebracht op den
gesleepten wagen. De aanwezigheid van een
tweede wit licht, aan de buiten zijde van de
side-car en naar voren uitstralend, is ver
plichtend, indien de side-car links van het
motorrijwiel is vastgemaakt. Dit licht is niet
verplichtend, indien de side-car rechts van het
motorrijwiel is vastgemaakt.
Het gebruik van baaklantaarns (phares) op
de motorrijwielen is onderworpen aan dezelfde
voorwaarden als op de andere motorvoertui
gen (art. 22 b.). (Zie verder voor wat de
automobielen betreft).
Waarschuwivgstoestel. Minstens één waar
schuwingstoestel met scherp geluid dat kan
gehoord worden op een minimum-afstand van
honderd meter. (art. 27).
Remtoestel. - Een remtoestel dat den bestuur
der toelaat spoedig ten minste een der wielen
stil te leggen, (art. 3i).
Plaat. Zelfde bepaling als in de oude
verordening, maar de cijfers moeten 70 mm.
hoogte hebben, 40 mm. breedte en 10 mm.
tusschenruimte. De streep moet een dikte
hebben van 10 rr$n. (art. 19).
De geleider van een motorrijwiel mag het
stuur van de loopevde machine niet loslaten.
(art. 5).
Spiegel. Eik motorvoertuig met meer dan
twee wielen moet voorzien zijn van een spiegel
dei wijze geplaatst dat de geleider uitzicht
hebbe op de linkerzijde en den achterkant
van zijn voertuig (art. 32).
Viije gasontsnapping. Verboden in de ag
glomeraties (art. 33).
Bijzondere bepalingen betreffende
de automobielen.
Ouderdom. - Slechts personen die ten volle
achttien jaar oud zijn mogen een automobiel
besturen.
Verlichting. Aan den voorkant, twee
witte lichten, rechts en links geplaatst en naar
voren uitstralend aan den achterkant, links
een rood licht naar achter uitstralend.
De baaklantaarns moeten derwijze gesteld
zijn dat hun verblindend licht, zonder uit te
gaan gemakkelijk en spoedig kan worden ver
zacht of door een ander niet verblindend licht
worden vervangen.
Deze verminderingvan lichtis verplichtend:
om te rijden in de agglomeraties nw
een openbare verlichting
2°) bij het kruisen van een ander voertuig
In dit laatste geval moet deze handeling
zooveel mogelijk geschieden op ten minste
honderd meter afstand en met eene ve t
gmg van het voertuig. (art. 22).
Spiegel. Verplichtend. j)e
plaatst dat de geleider uitzicht hebt
linkerzijde en den achterkant van z[
tuig. (art. 32).
Vrije gasontsnapping. Verboden f
glomeraties. (art. 33).
Stilstand. Voorwaarden Het ver
belemmeren, de remmen moeten toe«e
zijn en de noodige maatregelen ner
alle ongeval te vermijden. De geleide
plicht zijn voertuig te verplaatsen
eerste verzoek van een bevoegden
(art. 17).
Plaat aan den achterkant. Zij nic
zichtbaar geplaatst woiden op een ree
dig dwarsvlak en ten minste dertig een
boven den grond. (art. 19).
Nummer van voren. - Het inschr
nummer moet een tweede maal aar
worden, door de zorgen van den eis
hetzij op de oorzijde van het voertuig
deze een plat vlak vertoont, hetzij 1
plaat aan de voorzijde vastgemaakt
voorgeschreven is voor de achterpla;
cijfers moeten 90 mm. hoogte hebben, C
breedte m i5 mm. tusschenruimte. (art
De bestuurder van een motoivoertui
het stuur ian de loopevde machine niet lo
(art. 5.)
Wet van 1n Oogst 1899 gewijzigd
door de wet van 1" Oogst 1
Straffen. Art. 2. - De misdrijven
de verordeningen, krachtens deze wet
vaardigd, worden gestraft met eene geva
zitting van één tot acht dagen en met
boete van 5 tot 100 fr., of met slechts
dier straffen.
De straffen worden op het dubbele gebr
2° bij hervalling binnen het jaar, te rek
van den dag waarop een vroeger vonnis
veroordeeling, in kracht van gewijsde geg
werd verleend
2" wanneer de misdrijven bij nacht we
begaan.
Waai schuwingstoestelMinstens één waar
schuwmgstoestel met zwaar geluid dat k
honderd IZtrffZ mini™m^tand Z
onfCkelfk^ elTandTrT" V°'k°men
Wielbanden. - rw
stemd voor het gemeenschlppÏÏ^vê' 'le"
van personen, voor het PpeÜjk vervoer
alsook hunne bijwagens mhT g0ederen>
van wielen met elastische of 1 V°°rzien ziJn
den. (art. 29). Pneumatische ban-
Daarenboven mogen de rechtban
vervallen verklaring uitspreken van hetreci
rijtuig te voeren, (art. 2 der wet van i"
1924.
Art. 2bis Elke voerder van een
die, wetend dat dit rijtuig een ongeval ve
zaakte ot daartoe aanleiding gaf, de
neemt om niet bij de noodige bevind
aanwezig te zijn, wordt gestraft, zelfs
ongeval niet te wijten is aan zijne sc
met eene gevangenisstraf van acht dag
twee maanden en met eene geldboete
frank tot 1.000 frank of met slechts ééne
straffen, onverminderd, bijvoorkomend
de toepassing der straffen voorzien vo
misdaden, wanbedrijven of overtred
die met de overtreding samengaan.
De rechtbanken kunnen bovendien^
treders vervallen verklaren van het
1 ij-tuig te voeren gedurende zes maanden
Verantwoordelijkheid der meesters,
enz. Art. 6. De personen die, ovi
komstig artikel 1384 van het Burgerlijk
boek, burgerlijk verantwoordelijk zijn|
de schadevergoedingen en de onkostei
insgelijks aansprakelijk voor de boete, m
met die personen gelijk gesteld dee
noot, wat betreft de misdrijven door
vrouw gepleegd de voogd, wat betr
misdrijven begaan door zijne niet gel
hij hem inwonende pleegkinderen.
Burgerlijk Wetboek. Art. l3H-
vader, en de moeder na overlijden v
echtgenoot, zijn verantwoordelijk v°'
schade veroorzaakt door de bij henin«'°|
minderjarige kinderen.
Be meesters en lastgevers, voor d<
veroorzaakt door hunne dienstbodene
gestelden in de bedieningen waarin
hebben gebruikt.
de bes'e
de stei
de voo
jrlcsl
irdel
VAN DE
zo