'"dien ïïte' burgers die gerekend hebben op betaling in gelde om hun roerende goederen te herstellen en het trett eene menigte kleine nijveraars en handelaars met hun het noodige geld te wei geren dat zij voor den heropbloei hunner zaken noodig hadden, want de instellingen tot dewelke zij verzonden worden weigeren tusschen te komen uit hoofde van geldgebrek of gunnen hun maar leeningen terwijl hun vroeger uitbetalingen werden gedaan. Ik zou u talrijke nijveraars kunnen noemen die zich tot de Nationale Maatschappij voor krediet aan de nijverheid hebben gewend en geen voldoening kregen. Uit stelsel strookt niet met de voorschriften der wet. De eerste plicht der regeering is de wetten te eerbiedigen die het parlement heeft aange nomen en de wet die ter zake moet toegepast wordeD, werd door de Kamer eenpa ig aan genomen. De geteisterden vragen dat onze Grondwet, die de gelijkheid van alle Belgen eikcnt, niet opnieuw verkracht worde zij willen dat onze wetten niet meer miskend en dat de door de gerechtshoven en rechtbanken gevelde vonnissen zoowel door den Staat als door de geteisterden uitgevoerd worden. Ik vraag bijg.volg dat al de laatste beper kingen zouden ingetrokken worden. Uitdruk kelijke en nauwkeurige onderrichtingen moe ten de uitbetaling bevelen van al de vergoe dingen die moeten wederbelegd worden en gedaan maken, kort en goed, met het stelsel van begunstiging dat maar al te veel in het ministerie van oeconomische zaken geheerscht heeft I Zeer wel livks.) Degenen die geduld gehad hebben om te wachten,omdat zij vertrouwen hebben gesteld in de plechtige Staatsverbintenissen, mogen niet benadeeld worden het zijn tndeizijc's de geringe lieden, zij die in den meest belang, wekkenden toestand verkeeren,de minderjari gen, de afwezigen, die getroffen worden. Gij zult, heer minister, de ongelukkigen die reeds zoozeer geleden hebben van de gevol gen van den oorlog niet willen ontmoedigen en hun weigeren wat soms al te mild aan anderen werd toegeworpen. Het mag niet dat de Staat zich gedraagt als een slechte schuldenaar en de verbintenissen welke hij aangegaan heeft met de voeten treedt, op een oogenblik dat gij alles zoudt moeten te werk stellen om in het land een strooming te scheppen van vertrouwen in het krediet van den Staat, vertrouwen dat de regeering zoo noodig heeft voor het welgeluk- ken van haar financieel plan. Zeer wel zeer wel van talrijke zijden.) De heer de selys D-Jngchamps. - Na de zoo duidelijke en inslaande rede van den heer Amelot, mag ik bondig wezen. Indien de regeering zoo goed wil wezen mij onmiddellijk een heel kleine voldoening te schenken, zal ik met genoegen van het woord afzien. De handelskamer van Dinant heeft ge vraagd dat een afvaardiging harer leden zou in gehoor ontvangen worden. Op 2 Januari heeft de minister verklaard dat hij ze niet ontvangen kon. Deze weigering heeft te Dinant een pijnlijken indruk gemaakt. Die heeren hebben den minister geantwoord dat gedachtenwisselingen, zelfs wanneer deze op vrij heftigen toon geschieden, niet onnuttig zijn, en zij hopen dat hij ten aanzien van de nieuwe ramp, die de streek van Dinant heeft 'geteisterd, op zijn beslissing zal terugkomen en hen zal ontvangen. Indien men mij belooft dat zij zullen ont vangen worden, zie ik van het woord af. De heer Poullet, minister van justitie. Ik zal u straks antwoorden. De heer de Selys Longchamps. In dat geval zal ik de zaak verder uiteenzetten. Ik wensch een antwoord, zooniet, blijft er mij slechts over het geschil door de Kamer te laten beslechten. De heer Poulletminister van justitie. Om een redevoering te besparen, zal ik u onmid dellijk antwoorden dat ik die heeren ontvangen zal. Straks zal ik verderen uitleg over die zaak geven. De hepr de Pierpont. Ik wensch op te treden ten gunste van een kategorie geteis terden wier toestand waarlijk belangstelling verdient de handels- en nijverheidslieden. Zij worden als paria's behandeld. Artikel 54 der wet van 1924 legt den Staat de verplichting op alle geteisterden, zonder onderscheid van beroep, in gelde te betalen. ]j)e kleine handéls- en nijverheidslieden wer den echter door tergende en zelfs onwettelijke maatregelen getroffen. Zij moesten hun schuld vorderingen vereenigen en konden hun titels niette gelde maken, die hun dikwijls s ec s 60 t. h. van hun schade verleenden. Zn kunnen hun titels niet te gelde maken, niet enke 001 den koop van waren, maar zells voor e bouwen van hun woning. Voor vele geteisterden is het den onder gang. Hun toestand is uiterst pijnlijk. Men wijst mij op het geval van een Dinantenaar die rin t vt rhandelbaie titels bezit en die op het punt is iailliet verklaard te worden. Een andere, die de wederbelegging bekwam, kan zijn verbintenissen tegenover zijn aannemer niet nakomen. Een andere kan het bouwen van zijn huis niet voltooien. De heer de Liedeket ke, minister van ekono- mische zaken. Duid mij die gevallen aan, ik zal ze onderzoeken. De heer de Pierpont. Ja, maar hit moet verstaan zijn dat de Staat zijn verbintenissen zal naleven. Hij mag daaraan niet te kort komen. Hij m g niet langer handt len zooals hij thans doet. Het ministerie vantkonomische zaken moet beschikken over de noodige gelu- middelen om de geteisterden te vergoeden en gedaan te maken nut 's lands herstelling. {Zeer wtlrtchls.) Reeds veel deed de regeering om de diepe wonden te heelen van den oorlog. Er dient verder ook krachtdadig te worden gehandeld, want op het hier bedoelde gebied Lijft nog veel te doen. De heer Poullet, minister van justitie. De Kamer zal mij verontschuldigen indien ik het woord voer vóór dat al de ingeschreven rede naars hun zienswijze hebben uitt e.igezct. Ik doe zulks omdat ik ten spoedigste menig misverstand en verkeerde opvatting wil uit den weg ruimen, welke in zake 001 logs.' chade in omloop is. Mijn kollega, de heer de Liedekei ke, huidig minister van ekonomische zaken, zal antwoor den wanneer al de redenaa;s zullen gespro ken hebben. Ik s el er alleen pi ijs op een woord van opheldering te geven betreffende mijn beheer in dat ministerie. Ik vraag mij af of veischeidene redenaars die bij deze besprtking het woord hebben gevoerd, niet de van kracht zijnde wetgeving inzake oorlogsschade uit het oog hebben ver loren. Men vergeet dat die wetgeving op twee duidelijke onderwerpen doelt. Wat betrelt de vernieling van onroerende goederen, dient te worden opgemeikt dat de vereffening der schade a hangt van de samen werkende vennootschap. Anderzijds dienden, krachtens een wet die bijna eenparig door de Kamer werd gestemd, inzake de handels- en uijverheidsschade, de betalingen in gelde te geschieden door de kre dietmaatschappij voor nijverheidskrediet Die eeiste wet werd aangevuld door die van 27 Maart 1924- Verbeteringen kunnen er nog aan toegebracht worden. De heer Amelot. De maatschappij betaalt niet. De heer Poullet, minister van justitie. Wat de private schade betreft, hebben wij, toen wij aan het bewind zijn gekomen, de kas van het verbond der samenwerkende vennoot schappen bijna ledig gevonden. Er was nog nauwelijks 12 millioen. Maar verscheidene millioe..en waren per maand te betalen. Er kon geen spraak van zijn een vierde leening uit te geven. Niemand duride zulks aan de regeermg voorstellen. Wij hebben de geteisterden nochtans niet zonder hulp willen laten. Getrouw aan artikel 53 der wet en rekening houdende met de tijdelijke moeilijkheden, zooals was voorzien, poogde de regeering te handelen volgens dé doeleinden der wet. I oen hebben wij er aan gedacht voor de private schade een wet te maken gelijk die welke in werking is voor de nijverheidslieden. Wij stelden ons dus met de Spaarkas in ver binding om een stelsel van voorschotten te verwezenlijken. Wij vroegen die inrichting of zij niet een deel van haar beleggingen kon besteden aan u.uaLTg Van voorschotten aan hen die reent hebben op oorlogsschade. De Spaarkas stemde er in toe en was be reid voorschotten te verleenen tot beloop van »o t. h. van de onroerende schade op de titels °,r ^en Staat aan de geteisterden afgele verd. Maar de kwestie werd moeilijk doordien het voorschot slechts kon gedaan worden voor een bepaald tijdperk. Anderzijds deed men opmerken dat het niet rechtvaardig was dat een enkele kategorie geteistei den er het voordeel van hadden daar de roerende schade uitgesloten was Men stelde een leeninw merken dat het Piet mnf i°°r m de huidige omstandigheden^. w*s »te4 D at voegde erbij dat slechts voor zes hernieuwbaar waren slaagde er nht in n,i]ntn -<ie tuigen. Ik woonde dit 2on r ?',r(W' 1 dat de belanghebbenden c den voorschotten weigei(lt.n De geteisterden die meubel das hadden smeekten mij daaiW te Verva„ scholt, n te verleenen. Ik ma ?Ken S J.e aan de Spaaikas over. die^1 Zij vei klaarde zich bereid va, 100 t. h. te doen, zt lfs voor d°eÜr'-h°,tf» voor meubels. herbelhw De heer Debunne. Dat teisterden gelijk hadden. WlJSt def| De heer Poullet, minister afgevaardigden hel v» van men justitie ""«"Ijk BUjl We'geren, hiti •'•"gen. voorschotten der Spaarkas te Wij hebben de onderhandeling Spaaikas vooitgezet en dez deel van haar geld t> koop van de titels. Zij heeft met eenige onbeduidende beperk! Voor de schadevergoeding 0n m goederen, werd de grens benaalH eti 'rank. De afkoopers werden uitgesloü. 2?° het overschot nam de Spaaikas am i 0( uit te betalen. 1 en »o!| De heer Mis-iacn Dwaling De heer Poulletminister van justitie -u nieuwe st. lsel werd op (2 November)',, gezet en sedertdien wei kt het regelmatig Het werkte zoo goed dat de agenten H Schatkist overlast werden houders van tit stroomden toe aan hun winketten De aee 1 vroegen peisoneel om aan al de aai! om inwissehr g van titels te kunnen voldoe! Er was ve»l acbtei stallig weik af te doei De heer minister van finan ïëo kon niet aai nemen dat nicuv personeel zuu benoei worden om een tijdelijke tvestand op te ld ren. Dan heb ik besloten dat er gedurenc een zekeren termijn geen titels meer zoudt verzonden worden in de provincie, alleenoi het achterstallige werk te kunnen afhandelen Dat gaf aanle ding tot schrikberichten volgens welke men de titels niet meer bets! de, terwijl onze agenten der Schatkist» werkelijkheid dagelijks vele millioenen k taalden. De heer Housiaux. Uwe ambtenaren ver klaarden zelf dat men niet betaalde. De heer Poullet, minister van justitie,- Indien gij u houdt aan praatjes... De heer Housiaux. Uwe ambtenaren™ tellen geen praatjes De heer Missiaen.Het is waar. Uwe ami tenaren legden die verklaringen at'. De heer Poullet, minister van juaiiiie.-Mti moet redelijk zijn. Gezien den achterstal,n het onmogelijk alles op een dag te betalei Dat neemt niet weg dat men, sedert t« maand dat het stelsel in gang is, meerdanl millioen frank betaald heeft De heer Missiaen. Dat erken ik. Mi nen werden eiken dag betaald. De heer Poullet, minister van justitie. -Ö betalingen zullen voortgezet worden, maar herhaal het, men moest de achterstallig zaken afdoen. De beperking vo^or het inwis seh n van de titels in de provincie werd se er December afgeschaft. Nu kom ik tot de schade door den har1 e en de nijverheid ondergaan. Dat 's5et Ije punt. Te dien aanzien werden dwaing onder het publiek verspreid. Er wer dat de betaling zou plaats hebben do° schotten toegestaan door de Nationa e schappij voor krediet aan de nlE®r,^ schade, dat weet ge wel, woid J(j bijzondere wet beheerscht. Het gemcht verspreid dat men niet meer e_a vroeg bewijzen men .heeft ze mi] bracht. tipt geval De heer MissiaenIk kaal aan vin een nijverheidsman van ondanks mijn aandringen, seder een jaar wacht. f v00r, De heer Amelot. Ik las ecn u waarin nadere uitleg gegeven wo e ^an De heer Poullet, minister van jus aa„. al onze kollega's vraag ik mij duidingen te willen verschallen. De heer de Pierpont. aa voorstel, minister van gevraagd It ttStlW' De heer Poullet, minister v- Verscheidene malen stelde bepaalde aanduidingen 2e n

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1926 | | pagina 4