Le Royal Rmer Corsets D. W. f sterkdster A propos de noms de rues Ypersche Oudheidkundige Kroniek De Legende van St-Maartenskerk (Vervolg) Op al die punten is het ons onmogelijk met -zekerheid te antwoorden, bij gebrek aan de noodige oorkonden en getuigenissen. Maar 't zij ons toegelaten hetgene wij met zekerheid weten te bate te brengen om uit de legende 't waarschijnlijkste te nemen. Dat onze voormalige wereldlijke kanoniken met simonie besmet waren, zwicht haar de le gende wel van te zeggen't is in hare rol van te verbloemen en de gebreken en misbruiken van haar volk zooveel mogelijk achter de gor dijn te steken. Maar dat zij gierig waren in -zake van gastvrijheid, dit bekent zij. De zaken zullen waarschijnlijk voorgevallen zijn als volgt. S*- Pieters kerke zal bestaan hebben te "Yper vóór St-Maartens. Meyer en andere schrijvers beweren dat zij gesticht wierd door Robrecht den Vries,onmiddellijk na den veld slag van Cassel 10711). Deze kerk zullende geestelijken gekocht hebben: Jan van Waasten zal eerst de zaken hebben willen onderzoeken ,.en misschien in 't vriendelijke op hun rechte brengen. Hij zal dan Geeraard, den kanonik van Kameryk en Collemedius zijnen eigen boe zemvriend, naar Yper gezonden hebben om alles te onderzoeken. Of de twee uitzendelir gen wan den bisschop weinig welgekomen waren bij de Ypersche geestelijken, is gemakkelijk «om raden Geen wonder ook dat alle twee aan ■de deure gezet wierden en elders moesten .trachten den nacht over te brengen. De legende heeft dit verbloemd. In plaats -van uitzendelingen van den bisschop, zijn het twee edele jonkheden, uit Schotland, die in •studie zijn te Parijs. Zij hebben dezelve opvoe ding en gedachten als de Ypersche scholieren, -en daarom is het hun te kleene van bij de ambachtslieden te vernachten: bij de geeste lijken, waarvan verschilligen ook op de hooge- school geweest hadden, meenden zij vrienden te vindenen meer op hun gemakte zijn. Eilaas, zij waren in hunne verwachting bedrogen Maar de legende is oolijk genoeg om den ivaarom te zwijgen. Nu dat onze uitzendelingen alzoo van de hand gewezen waren, en waarschijnlijk zagen dat er hardnekkigheid bij onze geestelijkheid was, begonnen zij een anderen middel in 't werk te leggen, misschien wel door den bisschop aangewezen. Die middel was geheel eenvoudig en gemakkelijk om vinden: de lief dadigheid inroepen bij deze die 't zitten heb ben en geerne geven Daarbij laten hooren •dat er wat nieuws zou ingericht zijn. Zij gelukten en waren bezonderlijk wel ont haald bij Fromold burggraaf of kastelein van Yper: 'twas Fromold met zekeren Wouter, beiden ridders, die eerst genoemd worden •onder de wereldlijke weldoeners der nieuwe abdie. In plaats van Fromold op eene reize van drie dagen te peerde te zenden en hem alzoo door eenen nacht van slecht weere naar Yper te doen wederkeeren, op S'-Maartens avond, laten wij den braven man gerust op zijnen wal de uitzendelingen van den bisschop van Terenbur? ontvangen. Daar kunnen zij wel een hertelijken maaltijd doen en de bekers ledigen, zonder Sint-Maarten in den hemel te stooren Maar de maaltijd moest er zijn "t waren immers scholieren, van Parijs die overgekomen waren, en onze Ypersche scho lieren hielden bezonderlijk aan den jaarlijk- schen maaltijd (2). Nogmaals dit moest be- bloemd'zijn en het onbekende of halfvergetene moest een schijn van wonderbaarheid en bo vennatuurlijkheid aantrekken. Dit heeft de legende weten te geven. Trachten wij den Yperschen burggraaf van naderbij te kennen. Ridder Fromold moest tot eene der aanzien lijkste en rijkste familien van Yper en van de omstreken behooren. Zijne grootouders had den omtrent 1072 het kapittel van Zonnebeke gesticht. Froinold's vader, Thietbold, staat bekend als Yperling in de jaren 1070 tot iog3 en wasburggraaf dezer stad. Fromold zelfwas kastelein of burggraaf van Yper van nog tot 1124 en misschien vroeger. Het burggraaf schap, de hoogste wereldlijke weerdigheid en bediening van dien tijd na deze van den graaf, was in deze familie toen reeds overgezet van vader tot zoon. Ten dien tijde, toen de opkomende Yper sche gemeente geen eigen bestier noch erken de rechten en hadde, was de burggraaf de eerste onder de beambten die de graaf van Vlaanderen te Yper aanstelde tot het bestie ren der stad en omstreken en tot het innen der boeten en belastingen. Als plaatsvervanger van den graal was hij aan zijnen overheer den oor- logdienst schuldig, en kwam er eene heirvaart of oorloge, hij moest een bepaald getal man nen in wapeninge stellen en ten strijde voeren. Om die persoonlijke verplichtingen onderlings te verzekeren, waren voorzorgen genomen, en die heerlijke diensten stonden, om besten- digheidwille, eerder vast aan'den grond dan aan de persoonen. 't Was het opkomende leen roerig stelsel. De grave van Vlaanderen zei aan zijnen plaatsvervanger te Yper ik make u grave van mijnen burg of kasteel te Yper gij zult het gebied hebben over stad en omstreken en zor gen de orde tn het recht te handhaven, de misbruiken en misdaden te doen straffen. Ik en mijn hof leven met den dauw des hemels niet daar mo. ten van hier en daar uit Vlaan deren middels inkomen, 'tzij in gelde 't zij in nature, voor 't bestaan en behouden van mijne heerschappij 't Ypersche zal wel zoo goed zijn van ook zijn aandeel op te brengen. Dit ware u al te vele werk, en daarom zal ik u hulpen geven. Gij zult eenen baljuw, toolnaar, eenen schout, eenen amman, rechters, enz. hebben. Maar gij bezonderlijk zult mijn ge trouwe man zijn en mij bijstaan met uwe man nen, als ik in nood ben of in oorloge. 'T een en 't ander goed uit uwe streke heb ik reeds in leen gegeven aan andere mannen voor be wezen diensten en getrouwigheid 'k geve u ook wat, niet in vollen eigendom immers 't en is ook 't mijne niet maar in leen, juist zooals ik 't graafschap van Vlaanderen houde van den koning van Vrankrijk. Dien grond moogt gij verdeelen en uitgeven aan wien het u belieft. Ga verstandig te werke om mij te dienen hebt gij mannen, peerden, spooren, glaviën en wat weet ik nog al noodig. De groote brokken grond zult gij aan dezen of ge nen geven en hen belasten van op te komen, als 't noodig is, met 2 of 3 mannen te peerde de bezitter van een minderen grond zal ver plicht zijn u jaarlijks een paar handschoen, eene glavie, renten enz., te geven. En, daar gij ook met den dauw niet en leeft, sta ik u een deel van de boeten af wat gij nog te kort hebt, zooals hoenders, hennen, eiers en pen ningen, zult gij wel vviiYn ia rente leggen op de mindere spitten van gronden die ik u geve. Verkoopt gij of geeft gij iets weg van uwen leengrond, ik, als uw overheer, blijf er nog zekere rechten op behouden, als van lasten te innen, aanhoudingen te doen en zoo voorts. Zoo sprak de grave en de burggraaf van Yper volgde zijnen raad. ('t Vervolgt). Dsmsndsz parfosjf Ea> rraelüeuB® -ïs sapór-ISS's S i iffc 1Ï7 de beste de voordeehgste Une réclamation des Pêcheurs Monsieur le Rédacteur, Malgré les articles de Brocheton et de Carpeau que vous avez bien voulu insérer dans votre honorable journal, nous constatons avec un profond regret, que le Collége Eche- vinal d'Ypres, n'a absolument rien fait pour satisfaire aux voeux des nombreux pêcheurs de la ville et de la région. En ce moment et jusqu'au ier dimanche de juin, la pêche est interdite dans les cours d'eau et canaux navigables ou flottables. C'est le moment que choisissent ceux qui possèdent un étang de pêche pour le mettre en exploitation. A Ypres, rien de pareil. Le tenancier de Dickebusch a interdit la pêche depuis quelques semaines déja et celui de Zillebeke a annoncé a sa clientèle qu'il fermait depuis le I mai jusqu'au 27 juin. Cependant, quatre vingt gaules s'alignaient Ie long de la berge, dimanche dernier et l'ouver- ture de l'étang n'a pas été annoncée par voie de réclame Cela prouve, combien il serait aisé, vu la situation privilégiée d'Ypres qui possède des eaux merveilleuses tant au point de vue éten- due que de richesses productives, d'attirer, pour le grand bien des commergants, hoteliers et restaurateurs, les nombreux chevaliers de Ia Gaule qui, actuellement, se rendent jusqu'en Hollande pour se livrer a leur sport favori. II est, nous le répétons, regrettable, que les membres du Collége ne fassent rien pour exploiter cette source de revenus pour notre commerce hotelier. Zillebeke et Dickebusch ont été alimentés en alevins par les soins de la ville. Puisque les locataires de ces deux magnifï- ques étangs se montrent si peu capables de les exploiter, que la ville déverse deuxou trois mille alevins de carpes et de tanches dans les eaux du «Major et qu'elle délivre des cartes de pêcheur a raison de dix francs l'an, par exemple, pour l'usage de deux gaules et nous ne doutans pas, que d'ici deux ou trois ans, Ypres deviendra le rendez-vous des Marcat- chous de tous les coins du pays. En vous adressant cette lettre avec prière de vouloir l'insérer nous avons presque la cer titude de prêcher dans le désert, mais nous tenons malgré tout a nous faire les porte- paroles des quelques centaines de pêcheurs Yprois ainsi que des hoteliers et restaurateurs qui ne parviennent pas a comprendre l'incurie de nos édiles devant la solution si aisée d'un problème qui donnerait satisfaction a un si grand nombre d'électeurs. Un groupe de pêcheurs Yprois. Nous recevons d'un de nos dévoués corres- pondants une lettre qui renferme de trés bonnes suggestions au sujet de la dénomina- tion de nos rues. Disons tout d'abord qu'il est déraisonnable de changer les vieux noms de rues pour leur substituer des noms d'hommes plus ou moins notoires mais dont la postérité ne gardera guère le souvenir. Ces vieux noms nous ra- mènent aux temps racyen-ageux, et maintien- nent la continuité, k travers les siècles, de notre vie municipale. Souvent ils nous rappel- lent des lieux historiques disparus. II serait idiot de débaptiser, par exemple, le Zaalhof ou la rue du Temple pour les appeler Place Chose ou rue Machinsky. Le Vieux Marchê aux Habits rappelle une affectation de jadis, la rue des Chiens, la rue au Beurre sont des noms qui remonteni aux premiers ages dé notre ville. De grace, garctons ces vieux noms qui font partie de notre bistoire. II nous re's te, que diable assez de rues neuves ou récentes pour honorer nos célébrités contemporaines. Et maintenant, laissons parler notre cor- (1)Wat er ook van zij, M. Alp.Vandenpeereboom (Ypria- na, III, 59) heeft misverstaan als hij in de oorkonde van 't jaar 1093 St-Fieters kerke van Yper vindt, 't Is van St. Pieters kerke te Loo dat er daar sprake is. (2) Post missam celebratam in die Assnmptionis fratres spontanea voluntate conveniant ad refectionem ubi eis per procuratorem refectio fuerit preparata(Koninkl. biblio theek, Brussel, Hs. 18436 f* 3, v°.) 1 1 ummiumm-.iM.z.Mg mmujgjuuL.ji.' .'■z.üMLi'jjiTi—namppiyg

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1926 | | pagina 5