Un intéressant discours du député Dr. Erutsaert laten weten welk tijdstip men nu aan het be talen is of er elke maand achteruit of vooruit gegaan wordt in de achterstallige betalingen errtonder welke voorwaarden uitzonderingen op den regel toegepast worden Aniwoord De dienst voor vereffening der oorlogsschade heeft, om reden van de be ltrompen beschikbare gelden, waarover hij beschikt, voor het arrondissement Yper maar kunnen de vereffening aanzuiveren van de vergoedingen, verleend bij vonnissen gewezen tot. Augustus 1926, of van attesten waarbij wordt vastgesteld dat de weerbelegging vóór dezen datum werd gedaan. De zaken worden volgens chronologische volgorde behandeld, behalve dat er een voor rang wordt gegeven aan sommige categorieën geteisterden die ik, tijdens de interpellatie van II Januari 1927 van den achtbaren heer Allewaert, heb opgesomd. Buiten deze geval len van voorrang worden al de bijzondere ge vallen mij onderworpen en met de meeste aandachten de grootste onpartijdigheid onder zocht. De vereffeningen gaan overigens op normaie wijze vooruit en de vertraging, die er be stond, wordt, naarmate van de beschikbare geiden ingewonnen op 3i December 1926 bereikte die omtrent i38,ooo zaken en op 3o April jl. nog rond de 78,000. Wat de bijzondere gevallen betreft door het achtbaar lid vermeld, moet ik wijzen op hetgeen volgt i" Nr 7,111. Het gaat uitsluitend niet over een ouderling, maar over eene onverdeeldheid waarin 11 personen slechts van 3o en 40 jari gen leeftijd optreden. Het vonnis werd maar in October igzS gewezen en is dus nog niet aan de beurt. 20 Nr 20,789. Het gaat ook nog over eene on erdeeldheid tusschen eene moeder en zeven meerderjarige kinderen Het vonnis werd op 3o December IQ25 uitgesproken. 3" Er dienen nauwkeuriger inlichtingen ver strekt om het dossier te kunnen vinden. 40 Nr 10,547. Er bestaat voor de belang- keobenden geen enkel geval, waarbij het ver- leenen van een voorrang wordt gebillijkt. Het vonnis dagteekent van 22 Maart 1926. Indien er vonnissén, gedagteekend van April 1926, thans gedeeltelijk zijn uitgevoerd, isrhet dat er sprake is van geteisterden, die reeds vroeger eene tegemoetkoming bij voor raad hebben verkregen of die onder een der voorrangvoorwaarden vallen. '/raag (in 't Vlaamsch) van den heer Alle waert Na mijne ondervraging betreffende de betalingen in zake oorlogsschade, welke plaats gehad heeft in Januari 1.1. hebben wij kunnen bestatigen dat de betalingen verdub belden, wat nog niet toeliet de groote verach- tering in de betalingen wat te verminderen. Doch de laatste maand werden wederom veel beloften gedaan doch weinig betalingen uitge voerd. Bij de ondervraging heeft de heer minister ook beloofd de betalingen der schade van l'andvereffeningen te bespoedigen, doch wij hebben geen uitslag waargenomen. Mogen wij vernemen welke de oorzaak nu is van de verachtering in de betalingen en waarom nog geen volledige uitvoering werd gegeven aan de betalingen der schade voor landvereffeningen. Ik wil herhalen, heer minister, dat het van het grootste belang is voor de inwoners der frontstreek dat de betalingen regelmatig ge beuren en zelfs bespoedigd worden, daar deze reeds meer dan een jaar achterstel heb ben, en daar velen wachten achter deze beta lingen om hun handel uit te breiden of schuld- eischers te betalen. Er zouden zelfs middelen moeten gevonden worden om per maand meer uit'te betalen. Ik verhoop dat den heer minister een vol doende antwoord zal geven, welke de geteis terden zal mogen bevredigen. Antwoord De op 3i December 1926 nog achterstallige zaken, waren ongeveer ten getale van i38 000 en op 3o April 1927 waren er, in ronde cijfers, nog 78,000. Hetgeen beloofd werd in specie uit te beta len, kan slechts geschieden naarmate van de beschikbare gelden. Wat in 't bijzonder de vergoedingen betreft voor herstel van gronden, vind ik het raad zaam erop te wijzen, dat het departement van landbouw, ten bezware van zijn eigen begroo ting, alleen voor de nivelleeringswerken van de frontstreek, meer dan Ii5 millioen frank heeft u tgegeven op een gezamenlijke uitgave van 336 millioen frank bestemd voor het her stellen van den landbouw van gansch het land. Bovendien heeft het gewezen departement van economische zaken 80,100,254 frank ter be schikking gesteld van den bijzonderen dienst die belast werd met het herstel van gronden. Al de contracten betreffende landbouwher- stel zullen eerstdaags worden afgehandeld en betalingen in specie zullen, voor zoover dit mogelijk is, worden gedaan de rest za.1 ver effend worden met obligaties 5 t. h. der open bare schuld van 1925. Zulks zal namelijk het geval zijn voor de vergoedingen die uitsluitend betrekking hebben op waardevermindering der gronden of op verlies voor navette, daar deze vergoedingen dienen gelijk gesteld met die aan geen weerbelegging onderworpen. Sedert Februari j.l. werden i3,43o dossiers betreffende zaken van herstel van gronden onderzocht en 55g betalingen weder sedert April j.l. onmiddellijk door den dienst voor vereffening der oorlogsschade voorgeschre ven Ik onderzoek thans of het mogelijk is de maandelijksche inkomsten tot de uitkee.ring van oorlogsschadevergoedingen vóorbehou- den te verhoogen. A propos de la discussion du Budget Colonial aux Chambres, le 23 mars IQ2J, le Dr. Brut- saert, député, a prononcé un important discours que nous extrayons des annates parlementair es, en constatant une fois de plus, et toujours avec le méme regret que nos confrères, tant de la presse coloniale que de la presse journalière, Vont passé sous silenceles questions médicales ne les inté ressant plus, tant qu'ils nc peuvent s'en servir comme Tam-Tam, et les élucubrations de com munistes et de front.stes, leur paraissant bien autrement importanten que ces questions d'hygiene et de santé qui traitent cependant de la vie et de Vexistence de la Colonie. Notre Colonie n° d'avril-mai iQ2~j). Nous laissons la parole d M. le D' Brutsaert M. Brutsaert. Messieurs, s'il est vrai, comme l'a dit l'ancien gouverneur general du Congo, M. Lippens, que le développement économique de la colonie aura une impor tance, qu'il est impossible d'évaluer, sur l'ave- nir de la métropóle, il n'en est pas moins incontestable que la colonisation ne peut s'établir qu'avec la collaboration des indi- gènes, que ceux-ci manquent, en général, de résistanceet d'hygiène et que nous avons pour devoir de les relever physiquement et morale- ment. Faut-il modérer quelque peu les tentatives d'industrialisation rapide auxquelles nous assistons depuis quelque temps Qu'il soit permis a un médecin de recommander au moins la prudence. II est parfaitement légitime que nos colo- niaux prennent une large part dans les énor- mes richesses qui s'avèrent de plus en plus au Congo, mais puissent ils ne jamais oublier le devoir primordial de la Belgique l'améliora- tion du sort de la population indigène. Si nous voulons assurer l'avenir de cette magnihque colonie dont la providence, par l'entremise de notre grand Roi Leopold, nous confère la garde et la responsabilité, nous devons avant tout poursuivre le développe ment de l'agriculture et l'assainissement de la colonie. Le développement de l'agriculture doit être poursuivi a la fois dans le cadre tradi- tionnel de la familie et de la communauté indigène et dans les exploitations plus per- fectionnées dirigées par les blancs. Mais je ne veux pas m'étendre sur cette question. M. Tibbaut, dans son trés intéressant rap port,l'a traitée mieux que je ne saurais le faire. Je me permets cependant d'attirer l'atten- tion de M. le ministre des colonies sur la conséquence qu'er.trainent dans notre region Ia densité de la population, la natalité élevée des families rurales obligeant beaucoup de jeunes ménages a s'expatrier il y a pénurie de terres et de fermes. L'émigration qui, en ces derniers temps, s'orientait surtout vers D France est arrêtée par le renchérissement de l'argent franqais. La suppression de eet exode rural vers le pays voisin constitue, pour la propagande en faveur de la colonisation agricole du Congo, une opportunité dont il serait sage de profiter. Cependant a mon humble avis, l'aide du département des colonies, ne devrait ètre assurée qu'a ceux qui sont des fermiers de profession et qui disposent de capitaux suffi- sants pour affronter les inévitables d.'fficultés des premiers débuts. Mais j'en viens al'assainissement du Congo, dont M. le baron Tibbaut n'a point parlé, et je pose en principe que la prospérité de la colonie dépend de son état sanitaire. Nous devons assurer a la population indi gène ainsi qu'aux blancs de notre colonie africaine le secours médical, comme nous le faisons pour notre population beige C'est la un devoir national. Comme l'écrivait le pro- fesseur Dubois, de Louvain, d'aucuns imbus d'idées romatiques sur l'homme primi- tif et la vie a la nature pourraient penser que le noir, plante spontanée au grand Soleil, ne souffre guère de maladies. II est de fait qu'un certain nombre de conséquences de la vie civilisée, de tares héréditaires, de névroses, de maladies de la nutrition épargnent le noir, mais, par contre, tant a cause des conditions climatériques que de l'ignorance et de l'incu- rie de la population, que de ravages a tous les ages de la vie par le grand nombre de maladies infectieuses ou parasitaires. Je cite parmi elles la terrible trypanoso- miase ou maladie du sommeil, le pian, la malaria, la dysenterie amibienne, l'ankylo- stomiase, la variole, la variolide et leur proche parentl'alastrim. Ajoutons a tout cela une mortalité infantile effrayante et une vie moyenne courte, la plupart des indigènes étant enlevés a la force de l'age par ces maladies inhérentes a la terre africaine. Elle est lourde, comme vous le voyez, la pathologie congolaise de ces villages tapis a l'ombre des palmiers. Nous sommes loin de l'Arcadie heureuse et des ombrages virgiliens. Je le répète, c'est un devoir national que d'aider a la régénération de la race nègre et de combattre les maladies qui la déciment. Mais c'est aussi un intérèt national, car le développement économique du Congo exige une main-d'efeuvre abondante, une population nombreuse et robuste, et, a ce point de vue, laissez-moi saluer, comme un bienfait et un progrès, la législation spéciale qui règle la main-d'oeuvre indigene depuis le moment du recrutement jusqu'au licenciement du travail- leur. Mais ce n'est pas qu'un devoir et un intérêt national, c'est un devoir de stricte justice. Je m'explique Nous avons mis fin a la traite des nëgres, si longue et si cruelle, nous avons supprimé les guerres de tribu a tribu, c'est la assurément un beau succès a notre actif, mais en revanche nous avons trouble tout le statut social des indigènes, nous avons créé un malaise inévitable par le contact de deux civilisations trés diffèrentes et, de plus, nous avons inconsciemment apporté avec notre civilisation des maladies nouvelles,

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1927 | | pagina 2