pen, M. Soete.
M. Leuridan. Hij kan er niet van tus-
schen, juist zooals gij.
Hierop leest de heer secretaris het verslag
dier eedafleggingen en beide nieuwe raads
leden onderteekenen het.
M. Sobry. Ik heb de eer onze twee
nieuwe collega's een hartelijk welkom te wen-
schen in ons midden, zeker dat ik ben van
hunne toewijding voor onze stad en wel ver
hopende op hunne medewerking te mogen
rekenen.
M. Delahaye. Ik bedank den heer voor
zitter voor die hartelijke woorden en verzeker
hem in 't toekomende zooals in 't verleden te
zullen ijveren voor 't welzijn mijner moeder
stad.
M. Soete. Ik beloof ook mijnen steun en
medewerking aan de belangen van de stad
voor zooveel als 't mogelijk is.
M. Glorie. Er zal niet dikwijls middel yan
mogelijkheid zijn bij u, vermits gij reeds de
noodige eedaflegging niet kunt doen met
gerust geweten.
III. Processen- verbaal der zittingen van
ag-3o Oogst en 5 September IQ27. Binst de
lezing dier verslagen, die zonder opmerkingen
worden goedgekeurd, komt de heer Schepene
Declercq de vergaderzaal binnen.
M. D'Huvettere. Alhier notaris benoemd
in 1886, is het dus 41 jaar dat ik ingezetene
ben der stad Yper. Van dien tijd af en volgens
een reeds aloud gebruik, heb ik altijd gezien
dat van op den vooravond der jaarlijksche
Tuyndagen het driekleurig vaderlandsch vaan
del wapperde op den voorgevel van het stad
huis, nevens het beeld van O. L. Vrouw van
Tuyne, patrones der stad, boven op den Hal
letoren en op het hoogste van St Maartens
kerk. Dit oud Vlaamsch gebruik werd altijd
nageleefd en stiptelijk gevolgd door al de be
sturen van gelijk welke politieke denkwijze. Ik
heb hier tijdens mijne loopbaan drie groote
burgemeesters gekend, wier beeltenissen hier
in deze zaal hangen, namelijk den heer Van-
heule, den krachtdadigen Baron Surmont en
den vernuftigen heer Colaert, wiens vroegtijdig
afsterven zich reeds doet gevoelen. Die beel
tenissen werden hier niet gehecht alleenlijk
om hulde te bewijzen aan die verdienstelijke
mannen, maar ook als voorbeéld, opdat hun
plaatsvervangers hen zouden navolgen in de
wijze van besturen. Zij wisten wat zij ver
schuldigd waren aan de stad en aan het
vaderland.
Niettegenstaande al die voorbeelden werd
dit oud gebruik onder de voeten vertrapt. Op
Zondag 7 Oogst 1927 en daags te voren wap
perde het Belgisch vaandel aan den voorgevel
van ons stadhuis, en den Zondag rond 8 uur
werd die vlag ingetrokken en weggestoken,
hetgeen de bevolking erg ontroerde en griefde.
Wij zeggen waar het vaandel is, daar is het
vaderland. Wanneer een scheepskapitein zijn
vlag neerhaalt, beteekent dit dat hij zich aan
den vijand overgeeft. Wij verhopen dat de
heer voorzitter die zelfde beteekenis niet heeft
willen hechten aan zijne daad, dat hij niet
meineedig is en zeker niet afbreekt van zijn
gegeven woord. Wij verlangen dat hij ons
hierover uitleg zou geven, verhopende dat er
hier alleenlijk een voorbijgaande misgreep in
't spel is.
M. Sobry. De heer D'Huvettere vraagt
mij eenigen uitleg. Niettegenstaande ik peins
dat de heer D'Huvettere reeds alles weet, zal
ik het hem herhalen.
M. D'Huvettere. Het is voor mij niet,
maar voor iedereen.
'M. Sobry. Ewel ziehier. Na de gemeen
teraadszitting van 4 Oogst 11.,kwam een collega
mij vragen met den Tuyndag de vlaamsche
vlag met zwarten leeuw aan den gevel van het
stadhuis te willen hijschen nevens de Ypersche
en Belgische vlaggen. Ik antwoordde hem dat
volgens mij het met den Tuyndag het oogen-
blik niet was die vlag uit te steken, en dat men
dit vaandel moet bewaren om de roemrijke
gebeurtenissen van l3o2 te herinneren. Het
achtbaar lid drong aan en vroeg mij ervan te
willen spreken met het schepenencollege. En
zoo besloten wij dat voor rust en vrede te be
waren het misschien best ware alleen het
Ypersch vaandel te hijschen. De nationale vlag
wordt alle eer bewezen op 21 Juli en 11 No
vember de vlaamsche vlag op 11 Juli, en
daar Tuyndag alleen een Ypersch feest is, be
taamt het dan ook dat dien dag de Ypersche
vlag alleen wappere aan het stadhuis. Dat is
kwalijk genomen of kwalijk verstaan geweest.
Buiten de wete werd het Belgisch vaandel uit
gestoken zooals naar gewoonte, en dan inge
trokken volgens de beslissing van het schepe
nencollege. Doch dit is gedaan geweest zonder
de minste kwade bedoeling en was niet tegen
België gericht, hiervan mag ik u de stellige
verzekering geven. Verscheidene heeren met
wien er over gesproken werd hebben mij gelijk
gegeven. Ik mag de heer D' Huvettere gerust
stellen, niet een schepene is tegen België, wij
zijn Belgischgezind en wij blijven het.
M. Missiaen. Les excuses sont faites pour
s'en servir.
M. D'Huvettere. Thans zegt gij dat de
Belgische vlag uitgehangen werd buiten uw
weten. Gij zegt ook met vaderlandsliefde be
zield te zijn, het is zeker daarom dat gij de
nationale vlag hebt ingetrokken en wilt laten
roesten. En wat zult gij in de toekomst doen
M. Leuridan. M. de voorzitter vraagt
vergiffenis als 't u belieft.
M. Bossaert. Wij staan hier enkelijk voor
dat feit dat, zooals de heer D'Huvettere het
zegde, de Belgische vlag wapperde den Zater
dag en den Zondag tot 8 uur en om g uur niet
meer. Voor ons socialisten, alhoewel wij allen
als een man achter onze roode vlag staan, be
staat er maar één vlag, gelijk voor alle Belgen,
en 't is de Belgische vlag. De heer Voorzitter
moet ons hier zeggen door welken invloed die
vlag werd ingetrokken, endoor welken invloed
zij den volgenden Zondag weer werd uitge
hangen.
M. Leuridan. Vermits ik onrechtstreeks
maar toch duidelijk genoeg in het debat ge
worpen ben, alhoewel mijn naam niet werd
genoemd, wil ik alle verantwoordelijkheid
dragen van wat ik heb gedaan. Ik ben het die
aan den heer Voorzitter die vraag heb gesteld,
en mijne zienswijze verschilt hierin met de
zijne, dat de leeuwenvlag wel mócht hangen
nevens de andere. De leeuwenvlag herinnert
ons het verleden van ons volk, en bijzonder
van het Ypersche volk, dat steeds een merk
waardige plaats in onze geschiedenis heeft
ingenomen. De Tuyndag is de jaarlijksche
viering van de verlossing van het vlaamsche
Yper uit de bezetting der Engelschen, dus zou
de leeuwenvlag daar wel op haar plaats ge
weest zijn. Doch ik heb enkel de positieve
vraag gesteld de leeuwenvlag te willen uithan
gen met de Tuyndagfeesten en niets anders,
en ik protesteer tegen alle andere bedoelingen
die men hieruit zoekt te leiden.
M. Sobry. De heer Bossaert vraagt mij
hoe het komt. Ik heb het u reeds gezegd. Wij
hadden, een vraag ontvangen en die onder
zocht, maar gezien de genomen beslissing
protest uitlokte hebben wij dan gedaan zooals
naar gewoonte, de Belgische vlag nevens de
Ypersche gehangen. Een bewijs dat wij niet
tegen de Belgische vlag gericht zijn, is dat zij
wapperde aan al de andere offlcieele gebouwen
en m de stadscholen tijdens de prijsuitdeelin-
gen. (De heer Bossaert onderbreekt gedurig
Oü allez vous
Voor geen ander reden dan die welke ik
zooeven aanhaalde is het zoo gebeurd. Ik
vind het dus onnoodig hierop verder aan te
dringen vermits wij allen met de beste gevoe
lens bezield zijn jegens ons vaderland.
Wenscht de gemeenteraad nu dat voortaan de
Belgische vlag alleen wappere, mij is het wel
want ik bemin ze alle drie de vlaggen.
M. Missiaen. Gij vergeet de tegenwoor
dige beteekenis van de leeuwenvlag.
M. Bossaert. Dit is dus enkel gebeurd
omdat er drukking uitgeoefend werd door een
politieke partij. Wij ook hadden dan kunnen
vragen onze roode vlag op het stadhuis te
hijschen.
M. Leuridan. Gij zijt een felle socialist,
M. Bossaert, en sterk gehecht aan uwe inter
nationale princiepen 1
M. Missiaen. Kent gij een internationale
zonder nationaliteit
Hierop ontstaat een hevige redekaveling
tusschen de heeren Missiaen, Bossaert en
Leuridan. Alle drie schreeuwen om ter luidst
en trachten zoo de bovenhand te halen en het
laatste woord te hebben.
M. Glorie. M. de Voorzitter, gij hebt
daar gezegd dat er niet moest aangedrongen
worden omdat, wij allen hier tegenwoordig
bezield zijn met de beste gevoelens jegens ons
vaderland. Ik dring toch aan omdat ik weet
dat het zoo niet is. De heer Leuridan, ofschoon
hij mij sterk in de oogen ziet, die den eed niet
wil afleggen anders dan met de lippen, hij is
het wien de Belgische vlag niet voldeed. En
gij, M. de Voorzitter, gij hebt krachtdadig
gehandeld... en ménageant la chèvre et le
chou. Gij hebt geen vaderlandsliefde en' ook
geen leeuwenliefde willen betoonen. Nu dat
de heer Voorzitter afwijkt van zijn programma
denk ik dat het oogenblik gekomen is om te
doen gelijk de heer Vanderghote en zijn ont
slag te geven.
Indien er gebruiken zijn die reeds jare 1
bestaan en gevolgd zijn, vraag ik of het l"8
penencollege denkt deze gebruiken niet
te moeten .eerbiedigen. Wij moeten hier^
hooren dat er iemand een vraag heeft ged
'tis de gemeenteraad, Wij zijn het die u
geraadpleegd worden. 1 eten
IV. - Wegenis. Aankoop van grond
Het geldt hier enkele kleine onteigeni
in verscheidene straten van stad, die ajfn
eenparig goedgekeurd worden. e°
V. Aanvraag tot kredietopening.
De heer Sobry, schepene van financb
stelt voor een kredietopening van 5oo,ooo?'
te vragen bij het Gemeentekrediet van Bel
Als redenen haalt hij aan dat de aangei'6'
leeningen bijna uitgeput zijn, dat er
tekort is aan ontvangsten van 474.000 fr
de gemeenteraad onlangs nieuwe krediet
stemde en ongeveer 100.000 fr. verhoogin!
op wedden en loonen zonder nieuwe inkom
sten te stemmen, enz., enz.
Het schepenencollege heeft lang beraad,
slaagd om te weten of het niet beter ware
geld te leenen aan de Bank van Kortrijk
gezien wij de 5oo.ooo fr. op 3i December
1928 aan het Gemeentekrediet moeten weer
geven. Wij hadden gehoopt dat de Bank van
Kortrijk ons betere voorwaarden zou stellen
doch volgens het antwoord dat wij nu ontvan
gen hebben kan deze bank enkel ook voor één
jaar leenen. Daar ik niet zeker ben na een
jaar die Óoo.ooo fr. te kunnen weergeven, en
gezien wij een loopende rekening hebben in
het Gemeentekrediet en deze inrichting no«
minder interest vraagt, geef ik dus de voor
keur aan het Gemeentekrediet.
M. D'Huvettere. De kwestie is te weten
bij wien wij de leening moeten aangaan. De
twee bankinrichtingen stellen ons denzelfden
termijn voor van een jaar. Bij de Bank van
Kortrijk zijt gij zeker in korten tijd te kunnen
beschikken over gansch het krediet en dit tof
op 3t December 1928. Wie zegt dan dat de
Bank van Kortrijk niet zou geneigd zijn deze
kredietopening te vernieuwen Bij het Ge
meentekrediet echter zijt gij niet zeker over
gansch het krediet te kunnen beschikken.
Wanneer de stad ontvangsten doet zou deze
inrichting ze houden in afkorting der geleende
som. Het ware dus voordeeliger te leenen bij
de Bank van Kortrijk.
M. Declercq. Ik ben t'akkoord metdeol
heer D'Huvettere om de voorkeur te gevenl
aan de Bank van Kortrijk. Ik wil er zelfs nogl
dit hier bijvoegen, dat wij met de leening vanl
het Gemeentekrediet geen buitengewone wer-l
ken mogen uitvoeren, wat een groot nadeelis.l
Zoo bijvoorbeeld, zou de zwemkom nogmaalsl
niet Lus-sen heringericht worden. I
M. Missiaen. Ik wensch te weten of del
stad in 't bezit is van titels op oorlogsschadel
aan wederbeleg onderworpen en hoeveel. I
M. Sobry. Ik ben gelukkig over diel
vraag. De stad heeft tot op h-den 68.5oofrl
ontvangen mits zekere verplichtingen. IV
verhoop wel dat wij dit zullen kunnen bespi'V
ken op een aanstaande zitting. De stad heel
slechts vier titels ontvangen. Lange jarell
heeft de heer Van der Mersch gepoogd dez®
zaak te regelen, doch steeds zonder goedej
uitslag Veel oorlogsschade der stad is ""B
niet bepaald door de Rechtbank. I
M. Missiaen. Het verwondert mij,
meer dat de diensten van oorlogsschade ÖJ1
hun laatste zijn. Waarom werden die J
nog niet opgelost Ik geloof dat er
maals aan den plicht is te kort gekoflj
geweest. 4,
M. Sobry. Vraagt eens aan den heer bj
der Mersch wat hij al niet gedaan heelt-
M. Missiaen. Ik heb geen uitleg te 'GjW
aan den heer Van der Mersch, die hier me
M. Declercq. Een groot nadeel voojJB
was dat wij een aangenomen gemeente
en als dusdanig geen titels konden veffTJ
M. Missiaen. Zooveel andere ste er
gemeenten hebben u het voorbeeld ge»
en gevraagd van de aanneming onts
zijn. Ik ben zeker dat de stad Ype
meer dan 5oo.ooo fr. titels had kunne
men. Maar 't is anders en er is kier. tg0«B
op terug te keeren. Ik begrijp eC ,frDe js jfl
het voorstel van het schepenencolkg
een leening of kredietopening dat he
aan te gaan
M. D'Huvettere.
Ik beweer
dat
itekrediet
wanneer wn geld ontvangen voor
kredietopening is. Het gemeent-^
den het op afkorting.
M. Sobry. Volgens de beraaosn's^jj
het Gemeentekrediet gemachtigd a
M. Missiaen. Maar wij kunne11
wij