OUD - VLAANDEREN O&sdl-aeïcifcUErfciïge Kroniek naar VICTOR FRIS Vlaanderen, zoo heet de groote vlakte tus- schen de Noordzee en de Schelde ingesloten. Ziedaar de streek die door Karei den Kale omstreeks 864 voor zijn schoonzoon Baude- wijn den Ijzeren tot graafschap verheven werd. Doch de staatkundige gebeurtenissen kwamen alras de zuidelijke grenzen van dit machtige vorstendom afknagen, en sedert het einde der XIIe eeuw, waren.de graafschappen Boenen, Ternojs en Artois bepaald van den Vlaamsc'nen staat afgescheiden. Sindsdien echter behield deze ongeveer zijne palen tot de oorlogen van Lodewijk XIV. Hoewel Vlaanderen in de XlVe eeuw het toppunt van zijn politieke en economische macht bereikt heeft, dagteekent de wording van het typhche Vlaamsche karakter eerst uit het midden der XVTe tot dit van de XVII0 eeuw. De Vlamingen welke men zich met voorliefde voor den geest terugroept, zijn die van den tijd van Breughel of van Teniers, van het tijdvak van den vrede van Crépy of van het Twaalfjarig bestand, omdat het in die tijdperken schijnt te zijn dat wij ons gansche volk in zijn volle oorspronkelijkheid het best kunnen naspeuren. Zeer zeker liggen er tus- sehen eze twee tijdvakken een tiental jaren van politieke en godsdienstige beroerten, met hunnen nasleep van rampspoed, verdelging, uitwijking en ontvolking. Toch, ondanks dien onbetwistbaren ommekeer in Vlaanderen, be vond zich ons volk na 't razen van den storm even gelijk als te voor, misschien minder bedrijvig en meer gedwee, maar toch voorts geleid door zijn gezonde rede der gulden middelmate en door zijn vurige lust naar het volle genot van het leven.... HET LAM) VAN VLAANDEREN Het Oude Graafschap Het graafschap Vlaanderen, ingesloten tus- schen Artois, Henegouwen en Brabant, was ten Noorden begrensd door den Hont of Wester Schelde en door de Noordzee. Ten Westen, door de Aa, van Grevelingen tot Watten verder door den Nieuwen Dijck van Ruuscheure tot Arien, op de Opper-Leie, vanwaar de westgrens den noordelijken oever dezer rivier bezoomde dan volgden de lands palen ongeveer de scheidingslijn tusschen de tegenwoordige Fransche departementen van 'I Noorden en van 't Pas de Calais zij volgde een oogenbltk de Deule en hare bijrivier de Eurin, ontleende de boorden van de Boulen- rieu, en omvatte het grondgebied van Dowaai met de enclave van L'Ecluse. Ten Zuiden was de streek begrensd door de Scharpe van Pont-a-Raches tot St-Amand- les-Eaux, maar sedert de verovering van 't Doorniksche in i52i, tot Mortagne op de Schelde, waarvan de grens de oevers volgde tot de uitmonding der Ronnebeek van hier uitloopende zuidwaarts van Ronse, Neder- brakel en Geeraardsbergen, viel zij ongeveer saam met de tegenwoordige scheidingslijn van Oost-Vlaanderen en Henegouwen. Ten Oosten liep de grens, als nu, eenigszins evenwijdig met den Dender, maar omvatte daarenboven nog de dorpen Pamele en Liede- kerke verder sloot zij het Land van Bornhem bij 't graafschap in eindelijk volgde de Vlaamsche grens nu de groote bocht der Schelde tot hare westelijke uitmonding in de zee. Het verlies van Zeeuwsch-Vlaanderen in de eerste jaren der XVIIe eeuw bracht hier aan eene belangrijke wijziging. Een Klein Land Vlaanderen was toen ruim een derde grooter dan ten huidigen dage, en zijne uitgestrektheid besloeg ongeveer tien duizend vierkante kilo meter. De grootste lengte van het graafschap, van Grevelingen tot Burcht vóór Antwerpen, bedroeg 3i Vlaamsche mijlen of 170 kilometer, en zijne grootste breedte van Heist tot Dowaai, werd geschat op 20 Vlaamsche mijlen of ito kilometer. De Vlaamsche Zee De voornaamste gunst waarmee de natuur Vlaanderen gezegend had, was zijne ligging aan de zee. Wel is waar biedt de Noordzee vele gevaren aan door hare ondiepten bij de kust, door hare talrijke, met het land even wijdige zandbanken, door hare schielijk afwis selende winden en haar voortdurend dreigen met overstrooming doch zij is een open deur op de omliggende landen en de belangrijkste verkeersweg voor de voortbrengselen van binnen en buiten. De Zuiderlingen, welke dit verschijnsel op de Middellandsche zee niet kenden, waren vooral getroffen door hare sterke tijen, waar door het verschil tusschen hoog en laag water tot vier meter bereiken kon. De Kust Reeds toen was zijn strand gansch eenvor mig land en water liepen langs elkaar zonder in elkaar te dringen geen kapen of baaien meer aan die kust, ten gevolge van het eeuwenlange uitvreten of aanspoelen. Met de snel toenemende verzanding van 't Zwin of de golf van Sluis, sedert 't begin der XVIe eeuw, verdween de eenige belangrijke inham der kust De zandhillen, die dank zij de samenwer king van 't water en wind de zee bezoomden, vormden door de krachtinspanning van de monniken der kustabdijen en van de boeren der wateringen reeds die onafgebroken reeks duinen, die het binnenland beschermden en tusschen wier pannen de visschersbevol king huisde. De stormen, die de Noordzee zoo dikwerf teisteren, hadden de kustbewo ners tot het aanleggen van dijken genoodzaakt; maar het gebeurde wel eens, dat de golven de dammen doorbraken en het land jammerlijk overstroomden. De landbouwers van 't kust land hadden sedert eeuwen een voortduren- den strijd te kampen tegen de dreigende gol ven langs de boorden der Noordzee en der Schelde hadden zij, met onverpoosd geduld en taaie bedrijvigheid de schorren, of voor landen ingedijkt en die moeren tot polders herschapen. De Groote Moere bij Veurne werd door Wenzel Cobergher omstr. eks 1023 droog ge legd. Ook de binnenmeiren, als de Moere bij Moerbeke-Waas en 't Moer bij Selzaete, wer den door de kapitalistische polderindijkers aangetast. Binnen Vlaanderen Bezuiden de lage kuststreek strekte zich de lage binnenvlakte zonder eenige verhevenheid uit. Wel is waar rees eenigszins de bodem van 't Westen naar 't Zuiden, alwaar zich enkele heuvels vertoonden, als de Kasselberg, de Wouwberg, de Katsberg, de Zwarte berg, de Scherpenberg en de Kemmelberg in 't Westland,de Kluis en Muziekberg bij Ronse, en de Oudenberg bij Geeraardsbergen maar de hoogste dier bergen te Kassei, bereikt nauwelijks iy5 meter. De geringe helling der Vlaamsche vlakte is oorzaak van den onbeduidenden val van waterloopen en tevens van dezer talrijkheid. 't Was een waar net van beken en grachten, dat zich over Binnen-Vlaanderen uitstrekte grootendeels waren die slooten een werk van menschenhanden, om de noodzakelijkheid der besproeiing in 't Zuiden, om de noodwendig heid der sueering in 't Noorden. Want, zooals reeds Karei de Stoute en Maximiliaan bevestigden, was Vlaanderen van natuur een onvruchtbaar land. Slechts Fransch-Vlaande ren, de Kastelnij van Kortrijk en 't land van Aalst behooren tot de kleistreek in het noor delijk gedeelte ligt boven de kleilaag eene laag licht, droog en beweegbaar zand in de pol ders hadden de zee of de stroomen op dit zand hunne vette aanslibbingen neergelegd. In de zandstreek ontmoette men uitgestrekte heiden, als het Bulskampveld (ook Maldegem- veld, Beverhoutsveld) tusschen Brugge Gent, en de woeste gronden van 't T van Waas of, in de eentonige vlakte van he kustland, moerassen en poelen, soms benede den zeespiegel gelegen. Wat in de XVC eeu^ Olivier de la Marche van 't slijkerige Waas' land getuigde, was waar van gansch Nede Vlaanderen overal grachten en zandpoelen" zoodat het verkeer in den winter, te paard 0f per wagen, aldaar haast onmogelijk was. Beter was het gesteld in 't vruchtbaar Land Van Aalst, maar vooral in Fransch Vlaanderen waar de kleigrond minder vochtig, harder eri vaster, aan 't landschap een ander uitzicht gaf. De rijcke W< stcant, daer de eerde aan die schoen cleeft, ende niet 't brood aen 't mes had zoo schoone eerlijcke ende deghelijckè dorpen, dat zij den name van steden wel verdienen. Stroomen en Rivieren Vlaanderen bezat toen drie stroombekkens die van de Aa, van de Ijzer en van de Schelde. De Aa ontspringt in 't Land van Boenen, loopt door St-Omaars en Watten en werpt zich te Grevelingen in de Noordzee. Noord- oostwaarts bij Watten, zond zij de Kolmeuit, met een overdrag te Linke, die dan naar St Winnoks Bergen vloeide, en van daar, bezuiden de Moere, naar Veurne, waar zij zich met de Venepe verbond. De Kolme telde drie bijrivieren de vaart van Bergen naar Duinkerke.voorts een zijtak, de Oude Kolme, die naar Broekburg liep en aldaar samenstroomde met een derde uitvloeisel, waarna ze samen hunne wateren, onder den naam van Palingdyk, naar Grevelingen voer den. Meest alle deze waterloopen werden in de XVIP eeuw tot kanalen uitgedolven en hun loop werd merkelijk gewijzigd. De Ijzer komt van Buisschure, noord oost waarts van St Omaars, en ontvangt de Peene, die aan den voet van den Kasselberg loopt; de stroom bewatert verder Rot sbrugge- Haringhe en neemt rechts de beek van Vlete- ren of vaartje van Poperinge op, en de lepersche Iepetleet, met de Zijlingvaart de Ijzer bespoelt verder Diksmuide, waar de Krekelbeek uitmondt, en voorts Nieuwpoort, waar hij door eene tamelijk breede geul in de zee uitmondt. Bij Pollinkhove, stond de Ijzer door een overdrag in verbinding met de vaart van Loo naar Veurne hier liep deze in de Venepe, die zich een weinig beoosten Veurne met de Kolme vereenigde. Uit Veurne vloeide dan de Venepe in den Ijzer bezuiden Nieuwpoort. Daar ontving de stroom ook de Brugsche leperleet, die recht naar 't Westen liep, en naar 't Noorden den Oostendschen watergang en naar 't Zuiden de Gistelvaart uitzond. Te Brugge was de oostelijke leperleet ver bonden met de Reie, voorts met het kanaal van Sluis en vroeger met de nu verslijkte haven van 't Zwin. Bij dit net van water loopen knoopte zich nog te Brugge de vaart naar Gent aan, in i6i3 ondanks het naijverig verzet der Gentenaars gegraven. I it het kanaal van Sluis liep het kleine Lissevvege- vaartje recht naar zee. Die principale riviere, die dit edel Graef* schap bevochtigt ende ten dienste staet, dat is die Schelde, een scheep- ende vischrijcke riviere Te Gent ontvangt de Schelde haar voor naamste bijrivier, de Leie. De Leie ontspring* op de grens van Artois, en te Deulentont bezuiden Waasten, ontvangt zij de Deule- Deze rivier bespoelt Pont-a-Vendin, alwaar zij de Eur-in opnam die door de Neuf-Fosse en de Boulenrieu in betrekking stond met Scharpe de Deule besproeit verder RÜse en ontvangt de Marcq, die haren oorspr°n£ neemt bij den Pevelenberg. Na Wenk Meenen en Kortrijk bespoeld te ontving de Leie links de Mandel, die van Goudberg te Roosebeke, .door Roesse af afvloeit. fi(j Dank zij zijne ligging aan den samenv

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1927 | | pagina 4