BELLEKEN'S DOOD Dooibarrieren 1927-1928 tegen >schuwen isfeer faarlijke deze kwaaddoende strekkingen Zij kunnen veel doen om de te zuiveren, door zekere valsche of gedachten die in omloop zijn, it »e «ere zetten zonder nochtans in het minst de liefde voor de Vlaamsche taal ^gehechtheid aan de Vlaamsche kuituur, ^drukken. En zij zullen vooral positief 1 swerk leveren door hunne leerlin- hun verzuchtingen te leiden, door hun lt,de voor het vaderland in te storten, en fbo en alles, aan hun jongen geestdrift verheven katholiek ideaal waaraan al „dere moet onderworpen zijn, voor te len. L-INTÉRÈT DE L'ACHETEUR ,rae celui de nos centaines d'ouvriers, est pris dans la VENTE - RÉCLAME de tesaison que nous commengons: Costume demi saison, nouveauté de laine, va (3go fr-, sur mesure, 290 fr. Pardessus ixrangs, valeur 35o fr.sur mesure, 250 fr Slume Tailleur pour Dame, tissu de laine |(eau, valeur 65o fr., sur mesure, 450 fr. igasins de la Compagnie \nglaise li Place de Brouckère, BRUXELLES. het Bestuurlijk memoriaal van West- anderenkomen de nieuwe bepalingen i, betrekkelijk het vervoer en het toege- i te vervoeren gewicht gedurende den jtijd. Thans de dooibarrieren gesloten is het heel nuttig van deze bepalingen lis te nemen, dewelke luiden als volgt oohaast de sluiting der dooibarrieren zal den zijn, worden voortaan de volgende Hingen van kracht it.1. Het hoogst toegelaten totaal ge lt (tarra -|- lading) der voertuigen is be top de 2/5 van dees, spruitende uit de passing der formuul P X D X L van art. 38 Algemeene Verordening op de politie van moer. Het verkeer der aanhangvoer- a is geschorst. >t,2.— Mogen op alle gekasseide of met dag bekleedde banen omrijden De voertuigen die, buiten dooitijd, op «Ivan art. 38 der Algemeene Verordening, "lading geen 3ooo kg. mogen wegen, 'OOrwaarde dat zij voldoen aan ait. i hier- e voertuigen die, buiten dooitijd, op van hetzelfde art. 38, tarra -j_ lading, w tot 35oo kg. mogen wegen, op voor- "fedat zij voldoen aan art. i hierboven, ',arhij hun weg zoodanig kiezen en hun Hzoodanig beperken, dat geen schade Haan worde veioorzaakt. karren van den postdienst en de l0r'adingsvoertuigen van het leger, op ,Jarde dat zij voorzien wezen van een "•^vermeldende machtiging des Gouver- wanneer hun totaal gewicht de 2000 '"«treft. a. - Mo gen alleen op de Staats en ^debanen omrijden 0erl-uigen die, buiten dooitijd, vol- aanduidingen van de voorgeschreven kplaat, een hoogst toegelaten totaal 1 van 35oo tot 5ooo kg. mogen hebben, "'waarde dat zij voldoen aan art. 1 'Ven Iv, voei tuigen die, buiten dooitijd, vol- aanduidingen van de voorgeschreven SP aat, een hoogst toegelaten totaal Van 5ooo tot 10 000 kg. mogen he'c- v°orwaarde dat zij voldoen aan art. x j( en daarbij hun weg zoodanig kiezen snelheid zoodanig beperken, dat geen aan de baan worde berokkend. Het is verboden aan een voertuig ij 'Wee trekdieren aan te spannen. He voertuigen, vveike bij de be- van de sluiting der barrieren op weg zijn, mogen hunne reis voortzetten tot in de kom der naastbijgelegen gemeente. Art. 6. In geval van overtreding van voorgaande bepalingen betreffend de gewichts beperking, mogen de bevoegde ambtenaren en bedienden, de voerlieden verplichten in de naastbije gemeente te lossen of uit te span nen. Weigert een voerman zulks te doen, dan wordt het voertuig op kosten en risico van den overtreder of van de burgerlijk verant woordelijke personen opgehouden, ongemin- derd de boete en de straffen die zouden kun nen uitgesproken worden krachtens art. 2, 2bis en 3 der wet van 1 Augustus 1899 1 Augustus 1924. Art. 7. De overtredingen van het tegen woordig besluit worden vastgesteld door proces verbaal. Een afschrift van dit proces verbaal wordt den overtreders toegestuurd binnen de 48 uren na de vaststelling der over tredingen. Art. 8. De baangedeelten gepubliceerd op blz. 726 van het Bestuurlijk memoriaal voor 1926, Gewoon Gedeelte, met de terecht wijzing, wat betreft den franschen tekst, ver schenen op blz. 817 van hetzelfde Bestuurlijk memoriaal, zijn van de tegenwoordige schik kingen vrij. OORLOGSHERINNERINGEN Melsen, de boer van het Pelgrimshoefken, weigerde hardnekkig aan den oorlog te ge- looven. Al de verontrustende geruchten, die de ronde deden, hield hij voor ijdele praatjes. Het ware toch al te dwaas, oordeelde hij, dat er in zijn land zou gevochten worden voor een moord, gepleegd ginder heel ver, op een vorst, dien geen mensch hier kende. Dat wil de er bij hem niet in. Er is geen oorlog en er komt er geen hield hij vol met de klem der overtuiging. Toen de mobilisatie begon en zijn knecht, Ward, naar de legerreserve moest, begon hij zich te ergeren. Nu gingen ze wel wat te ver, die hooge militaire bazen, met hun oorlogs spelletje, dat hij voor louter geldverkwisting en ijdel gebaren bleef aanzien. Daar zat hij nu te schilderen, alleen met de meid Cilia, en de oogst stond te rijpen op den akker Een anderen morgen kwamen ze zoomaar ook het mooiste van zijn paarden weghalen. Hoe heftig Melsen zich daartegen verzette, hoe listig hij voorwendde, dat zijn beesten allerlei gebreken hadden, niets kon helpen. Toen het paard van de hoeve weggeleid werd, voelde hij -even zijn oogen vochtig worden, maar die vluchtige weekheid verborg hij ach ter nijdig bittere uitvallen. Om de menschen te kwellen en te sarren, daarvoor alleen zijn ze goed, die vergulde sabelsleepers schold hij- Er komt geen oor log Geloof wat ik u zeg... Toen werd hem namens den kommandant van het nabij liggende fort aangezegd, dat al het houtgewas rond het hoefken moest omge hakt worden. Noch de dichte, weigeschoren hagen, noch de hazelaren, waaronder het water der grachten koel en klaar lag te blikke ren, noch de vruchtboomen vol gouden en blozende zomerweelde, niets mocht gespaard Mijven. Ditmaal sprak Melsen zóó zijn veront waardiging uit, dat hij met straf voor smaad tegen de overheid werd bedreigd. Hij zweeg toen maar met een stille razernij verwenschtte hij inwendig al dat nuttelooze soldatengedoe. Hij kon het niet aanzien hoe die boomen, die vrienden, waaraan hij jaren lang zijn beste zorgen had besteed, nu door schennende handen meedoogenloos geveld werden. Zoo lang de verwoesting duurde liep hij sprakeloos en norsch rond, ver weg van het erf, waar hij het hakken en zagen der soldaten niet meer hoorde. En toen hij met het vallen van den avond terugkeerde op de kale, triestige vlakte, waar gisteren nog het dichte loover ruischte en geurde, toen wist hij niet of hij weenen of vloeken zou. En dat alles om niets, om niets Om de grillen van die dollemannen Hij wilde niet meer, dat hem nog een woord over den oorlog gesproken werd. Belleken, zijn bloeiende, blonde dochter ken, mocht hem 's Zondags uit de gazet geen enkele tijding van het slagveld meer voorlezen. Hij had nu meer dan genoeg van al die ver- telselkens. In de herberg kon hij het niet meer uithou den. De meester en de secretaris wisten over anders niet meer te praten dan over dien ver ren, onwaarschijnlijken oorlog. Telkens hij er kwam, brachten zij hem met hun vreeselijke verhalen uit zijn humeur en mopperend ging hij dan heel vroeg naar huis. Met dien stommen c oorlog kan een mensch op zijn gemak geen partijtje kaart meer spelen. Hij wil zijn eigen schrik wegpraten schertsten dan de boeren. Schrik Ik heb geen schrik voor dingen die met bestaan... Maar het gevaar naderde. Daar begonnen op de baan vluchtelingen voorbij te trekken met karren vol huisraad, dat zij zochten te redden. Ze wisten allen gruwelijke geschiede nissen. Melsen zelf hoorde van een vluchten den boer uit Meissen hoe de Duitsch ginder te keer ging. De burgemeester, de pas toor, de notaris en de mulder waren gekneveld weggeleid. God weet waarheen. De zoon van den mulder was gelusilleerd en een heele wijk van het dorp in brand gestoken. Dan waren ze allemaal gevlucht, mannen, vrouwen en kinderen, met paarden en vee en al wat ze konden meesjouwen, 't Was als een storm wind, die ze voortzweepte in een angstige jacht naar om het even welk oord, waar ze rust en veiligheid hoopten te vinden. Melsen begon te wankelen in zijn ongeloof, maar wilde daar toch niets van laten blijken. Al die vluchtelingen overdreven, beweerde hij de schrik deed hen dingen zien,- die maar in hun verbeelding bestonden. Als ik het zelf zie, zal ik het gelooven herhaalde hij bij elke nieuwe geschiedenis, die hem verteld werd. Inwendig begon hij echter te overwegen wat hij zelf wel doen zou, indien de oorlog dan toch werkelijk kwam. Hoe zou hij zijn goe 1 en leven en vooral zijn dochterken redden Bij de gedachte aan Belleken, het gevaar dat haar kon bedreigen, de ontberingen, die haar misschien te wachten stonden, verzwak te Meisen's opgeschroefde vertrouwen niet weinig. Hij nam den oorlog voor de eerste maal ernstig op als een heusche mogelijkheid en liep uren en uren te praktizeeren over de voorzorgen die hij nemen zou. Belleken was hem boven alles lief, sedert den dood van zijn vrouw zijn eenige vreugd in 't leven. Hij verzon van alles. Eindelijk besloot hij, indien het zoo ver kwam, over de Holland- sche grens te trekken met alles wat hij bezat. Dat was nu een gelukkige inval In Holland kwam de uorlog zeker niet. De Koningin wilde er niet van hooren en of ze gHijk had 1 Dat had de hariogboer hem uitgelegd. Over de grens zou hij gaan. Daar zou Bel leken veilig kunnen vertoeven, tot het in hun dorp weer rustig werd. Was dat niet een heel knappe, slimme vondst van hem Hij had nu zijn plan, een éénig plan, en hij verkneukeld^ er zich in. Hij bereidde zich voor om met de stille trom zijn hoefken te verlaten bij het eerste gevaar. Alleen Cilia werd in zijn geheim ingewijd en met hun beidjes laadden ze in de ruime schuur op zijn grootsten wagen de voor naamste stukken van den huisraad. Kasten en bedden, tafels en stoelen, Cilia's naaimachine, kuipen en ketels werden daar dicht opeenge stapeld en met stevige koorden aan elkaar vastgebonden. Achteraan hing Melsen's fiets. Onder aan den wagen bengelde een lage bak, waarin onder waterdicht zeildoek allerlei proviand in potten en flesschen van allen aard werd opgeborgen, Alleen het volstrekt nood zakelijke bleef nog in de woning achter, doch alles was geschikt om dat ook op het dreigend oogenblik zoo spoedig mogelijk mee te nemen. Wordt voortgezet). ,in o

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1928 | | pagina 3