rat de Oorlog Kostte
en 's Lands Schuld
Liezen in Het Gezond Verstand Bulle-
van den Bond voor het Openbaar belang
Toen, op den middag van den 11 November
g het laatste kanonschot viel, bevond de
elgische Regeering zich voor een ontzag-
hnanciëele taak het land heropbouwen en
g, openbare schuld regelen.
land h opbouwen, 't is te zeggen,
jrstellen wat door dt-n oorlog verwoest werd
I bovendien het land zijn voortbrengstkracht
Lugschenken waaraan het vóór 1914 zijn
0ei en welvaart had te danken.
Maar tot den heropbouw was geld noodig
L om geld te hebben moest worden ontleend,
I de mate waarin de noodige financiëele
Ijddelen niet door de belastingen zouden
[orden opgebracht.
I gjj de ontzaglijke scholden welke onder
en oorlog moesten aangegaan worden, niet
|een uit hooide van de krijgsverrichtingen,
haar tevens om te voorzien in de behoeften
van de burgerlijke bevolking is dus de eigen-
ijke hersteliingsschuld te voegen, niet alleen
jvegens de verwoeste huizen, maar ook we
ge as het terug tot werking brengen van onze
inrichtingen op nijverheids handels- en land
bouwgebied.
S VVil men de kosten van den oorlog ramen,
dan dienen daaronder begrepen te worden de
lorlogsleeningen aangegaan tot 's lands her-
Itel op stoffelijk, economisch en financiëel
feebied, alsmede de uitgaven voor de pen
sioenen.
Onze openbare schuld regelen, 't is te
rzeggen onderhandelen niet alleen met dege
nen die ons de noodige geldmiddelen bezorgd
rhadden om te weerstaan aan den vijand, maar
■ook met degenen die ons nieuwe bedragen
Keenden op de binnen- en de buitenmarkt, met
het oog op ons herstel, waarbij dan de lasten
van die nieuwe leeningen te regelen waren
terzelfder tijd als de lasten van de eigenlijke
oorlogsleeningen.
De dringende omstandigheden en de onmiddel
lijke behoeften waarin moest voorzien worden
lieten niet toein 1918, een zorgvuldig bestu-
deerd gezamenlijk plan op te maken en naar de
tvoordeeligsle middelen te zoeken om het uit te
werken.
Het ware nutteloos thans aan de regeerders
van 1914-1918 te verwijten, onder den oorlog
niet gedacht te hebben aan de toestanden die
zich zouden voordoen na den wapenstilstand.
Nutteloos ware het ook te verwij'en aan de
Regeering van 1918 en de volgende jaren,
slechts rekening te hebben gehouden met de
-oogenblikkelijke noodwendigheden, in plaats
van de vraagstukken die zich voordeden op
te lossen met het oog op de toekomst.
Wij willen er ons bij bepalen vast te stellen,
dat bij de wanorde die op financieel gebied
bestond en bij de onzekere toestanden op het
gebied van de algemeene politiek men zich al
te zeer beïnvloeden liet door de oogenblikke-
lijke gebeurtenissen, eerder dan ze te trachten
te bemeesteren en dat acht jaren noodig zijn
geweest om het land een vaste geldwaarde te
ruS te bezorgen en een begrooting die in even
wicht is.
Welke bettekenis heeft onze vaste geld
waarde
2ij beteekent dat wij thans, evenals vóór
den oorlog, over een vaste maat beschikken
Om de fortuinen te meten, evenals onze ver
bintenissen tegenover derden en de verbinte
nissen van derden tegenover ons.
Gedurende acht jaar hebben wij ons in een
toestand bevonden zooals van den ellegoed-
verkooper, die zijn stukken stof zou meten
pmt een meter in caoutchouc, welke zou
bunnen uitgerokken of ingekrompen worden
naar willekeur, volgens het verlangen van den
booper of volgens zijn eigen goeddunken. Hoe
zou Her-gelijke handelaar zijn inventaris kun
nen opmaken, zonder een vaste maat te hebben
om uit te rekenen wat hij bezit
Een vaste munt, dat is de vaste, onveran
derlijke meter van de waarde der fortuinen
en van de geldelijke verbintenissen. Wij be
zitten ze slechts sedert twee jaar.
Wat beteekent het begrootingsevenwicht?
Dat is de zekeiheid welke de Staat heeft,
elk jaar, van het land de sommen te zullen
ontvangen die noodig zijn om de uitgaven te
dekken.
De Staatsbegrooting gelijkt op die van een
gezin de jaarlijksche inkomsten dienen ten
minste gelijk te zijn aan de jaarlijksche uitga
ven. Dan all en worden geen schulden ge
maakt, ontstaat de mogelijkheid tot sparen
en om aangegane schulden uittekeeren. Die
toestand bestaat in België slechts van over
één jaar.
Het volstaat echter niet de hinderpalen te
hebben ov< rwonnen en de gebeurtenissen te
bemeesteren. Eens tot daar gekomen, is het
noodig het bilan op te maken van wat voor
heen gedaan werd, ten einde er lessen uit te
trekken voor de toekomst.
Laten wij daarom den moed hebben, nu
sedert één jaar de muntstabilisatie en het
begrootingsevenwicht bestaan, een oogslag
te werpen op het verleden en na te gaan wat
de oorlog ons gekost heeit, inbegrepen de
onkosten voor 's lands herstel na den oorlog.
Het is noodig zulks te weten, ten einde te
zien wat moet gedaan worden in de toekomst,
welke weg moet gevolgd worden tot 's lands
geheele heropbeuring, welke opofferingen zul
len te doen zijn om tot onzen vroegeren bloei
te komen en wat te vermijden is om de ram
pen af te weren die wij gekend hebben en die,
moesten zij zich nogmaals voordoen, onzen
ondergang zouden kunnen veroorzaken.
Daar het hier gaat om de algemeene politiek
voor de toekomst, zullen wij hier op zijde
latrn de schade van bijzonderen aard die
ondergaan werd namelijk onder vorm van
oorlogsschade, van pensioenen, van handels-
en nijverheidskrediet.
Wat heeft de oorlog ons gekost
Wij zullen trachten te ramen wat de oorlog
gekost heeft aan het land over zijn geheel
beschouwd, wat ons plaatst voor drie hoofd
zakelijke retksen opofferingen die door de
bevolking te doen waren
1° De toenemende openbare schuld en de lasten
daarvan
20 De verliezen voortspruitende uit het dalen
der fondsen van de Staatsleeningen
3° De toenemende belastingen
Want de oorlog is oorzaak van het buiten
mate stijgen van onze openbare schuld de
oorlog is tevens oorzaak van het dalen onzer
geldwaarde en van de verliezen welke daaruit
voortsproten voor de bezitters van fondsen
der binnenlandsche leeningen de oorlog is
bovendien oorzaak van onze ontzaglijke be
grooting en van al de meerdere belastingen
die daarbij noodig waren om te kunnen voor
zien in de uitgaven van den Staat.
's Lands Schuld
Volstaat het, om het toenemen van 's lands
schuld te berekenen, te zeggen die schuld
bedroeg
op 3o September 1927 Fr. 56,191,597,008
op 3o Juli 1914 4614,572.798
en bijgevolg kostte de oorlog
onsFr. 51.577,024,210
Natuurlijk niet
In 1914 hadden wij goud franken die onge
veer zeven maal de waarde hadden van de
papier-franken in 1927.
Dient dan de openbare schuld van 1927
gedeeld te worden door zeven en gezegd dat
zij geldt goud-frank 8,027,371,ooi
waarvan afgetrokken wordt de
schuld van 19144.614,572,798
wat als kosten van den oorlog
zou geven goud-frank 3,412,798,203
't is te zeggen in huidige papier-
frank ongeveer23,889,587,421
Waaruit dan blijken zou, dat de oorlog zou
gekost hebben een meerdere openbare schuld
van 74 t.h.
Die berekeningswijze is al te gemakkelijk
En het is dan ook wel verbazend ze te zien
gebruiken door talrijke leden van de Kamers,
en ook door een zoo ervaren Staatsman als
de H. Emile Vandervelde.
Deze schreef in Le Peuple van 18 Decem
ber 1927
Voortdurend en niet altijd enkel op com
munistische meetings wordt gesproken over
onze zoo schrikkelijke openbare schuld van
vijftig milliard
't Is inderdaad een ontzaglijk, onmetelijk
bedrag, dat aan toehoorders het gevoel geeft
van een ondraaglijken, verpletterenden last.
Maar hoeveel toehoorders en zelfs redenaars
geven er zich nauwkeurig rekenschap over
dat die schuld van vijftig milliard, berekend
in goud-frank, ongeveer zeven milliard be
draagt? Dat is een vermeerdering van nauwe
lijks 5o t.h. van onze schuld van vóór den
oorlog met, als tegenwaarde, vergeten wij dit
ook niet, een uitgestrekt gemeenschappelijk
domein.
Laten wij ter zijde dit uitgestrekt gemeen
schappelijk domein, dat zou opwegen tegen
die geringe 5o t. h. vermeerdering onzer
openbare schuld (feitelijk is het 74 t.h.). Wij
zullen verder zien of het bestaat en wat het
waard is.
De vermeerdering onzer openbare schuld
aldus berekenen is handelen lijk kinderen of
meenen dat men te doen heeft met kiezers
die niet verder nadenken.
Bij een openbare schuld is niet zoo zeer van
belang haar nominaal bedrag dan wel haar
werkelijke lasten.
Nemen wij een voorbeeld: twee handelaars
zijn tien duizend frank schuldig aan hun
bankier. De eerste zal zijn schuld afkorten in
tien jaar, mits duizend frank per jaar de
tweede echter moet afkorten binnen vier jaar,
mits twee duizend vijf honderd frank per jaar.
Wel is waar was hun schuld aanvankelijk
dezelfde, maar wie kan beweren dat de schuld
van den tweede niet veel zwaarder is dan die
van de eerste
Het heeft weinig belang dat onze huidige
openbare schuld in goud frank 174 t.h. be
draagt van die van vóór den oorlog.
Van belang zijn vooral voor het land en
voor de belastingschuldigen de huidige lasten
van die schuld ten aanzien van onze schuld
in 1914.
Want het zijn de lasten dier schuld die op
onze nationale bedrijvigheid drukken, op onze
kostende prijzen, op onzen uitvoer, op onze
loonen, en, bij weerslag, op de levensduurte
en op de algemeene welvaart.
Het is niet zeer gemakkelijk onze huidige
openbare schuld te berekenen met het oog op
haar werkelijk bedrag en terzelfder tijd op de
lasten ervan.
Wij gaan trachten dit te doen op de klaar
ste wiize mogelijk, ons slechts bedienende
van de ambtelijke gegevens, verstrekt door de
Regeering bij de verschillende begrootingen
en bij de staten over den toestand der Schat
kist.
Ten einde de vergelijking te vergemakke
lijken herleiden wij de franken tot dollars, wat
neerkomt op hun herleiding in goudwaarde.
Wij zullen tevens, tot gemak van den lezer,
schuld van vóór den oorlog noemen de openbare
schuld op 3i Juli 1914, oorlogsschuld de geza
menlijke schulden aangegaan sedert in Oogst
1914 en schuld van 1927 de gezamenlijke open
bare schuld op 3o September 1927.
De openbare schuld van vóór den oorlog
bestond uit
i° Een voortdurende, niet delgbare schuld
2 V» t.h. zijnde België's gedeelte in de schuld
der Nederlanden na de Omwenteling van i83o;
2° Drie schijven binnenlandsche delgbare
schuld 3 t.h eerste, tweede en derde reeks
genoemd