nd en uiterst belangrijk is in den
het dfinger verfiTening der oorlogsschade op
dienst voo ^gjagen het thans niet meer be-
ernstige over de uitgaven in te richten?
staanfie ^aar dat sedert ettelijke maanden de
*sh<den van dezen dienst worden aange-
bedie"i de"vereffening te bespoedigen derwijze
sp°or handteekeningen worden gegeven door
da beambten en zelfs door eenvoudige
^Tke klerken, op lichtzinnige wijze zonder
t-p onderzoek en het meest elementaire
het minSte
^Worden deze vereffeningen zoodanig be-
i dat er verscheidene honderdduizen-
f pèr jaar worden afgehandeld?
Oordeelt de minister van financiën niet dat
ht niet aan te nemen valt dat het geld van
ln Staat worde uitgedeeld met dusdanige
neerdheid zonder dat de verantwoor
delijkheid eens kunne worden vastgesteld
Antwoord van den heer minister van financiën
De minister van financiën hoeft zich niet
bezjg te houden met de wijze waarop het
Rekenhof zich van zijn wettelijke opdracht
kwijt onder het toezicht van de Kamer.
Voor den minister volstaat het zijn eigen
diensten in te richten en hiervan de verant
woordelijkheid op zich te nemen. Sedert de
dienst voor oorlogsschade werd gehecht aan
jjet ministerie van financiën, worden de ver
goedingen verder uitbetaald evenals vroeger
met de hoogst mogelijke veiligheid. Die uit
betalingen geschieden op zicht van ten minste
twee handteekeningen, waarvan althans eene
moet uitgaan van een ambtenaar van het
bestendig kader.
Dank zij de vereenvoudiging van den arbeid
en spijts de vermindering van het personeel,
werden de verrichtingen bespoedigd volgens
den wensch der belanghebbenden, en het
vroegere achterstal is bijna volledig bijge
wei kt.
De vergoedingen worden niet met vrijgevig
heid toebedeeld. De rechtbanken voor oor
logsschade en de Staalscommissarissen zijn
bezield met een rechtmatig plichtbesef.
Het toezicht mijner diensten slaat trouwens
op het onderzoek der bundels.
Het werk wordt derwijze ingericht dat het
steeds zal mogelijk zijn ten volle de verant
woordelijkheid vast te stellen zoowel voor het
vaststellen der vergoedingen als voor de uit
betaling derzelve.
Ministerie van Financiën
Vraag {in 't Vlaamsch) van den heer Clyn-
mans, i Mii
Meermaals werd er bij den achtbaien heer
minister aangedrongen om de vereffening der
oorlogschadevergöedin ren te bekomen. Deze
vereffening, stopgezet ten gevolge der moei
'ijke omstandigheden die 't land doormaakte
werd ons herhaaldelijk beloofd
Niettegenstaande dit alles bestatigen wij,
akck' r voor hetgeen de geteisterde streken
van t Vlaamsche land betreft, dat er nog vele
^teisterden wachten naar uitbetalingen der
Overeenkomsten of vonnissen, zelfs van 1924
en vroeger dagteekenende. Nog bij iemand
werd volledig uitbetaald voor wat de intresten
betreft.
Voor wat het Waalsch gedeelte van ons
and betreft, wordt er mij bevestigd dat niet
een betalingen der hoofdsommen werden
§eregeld, maar dat zelfs de intresten volledig
jverden uitgekeerd. Aldus werd tot heden de
bnling 4er intresten aangevat voor de
°vinciën Luik, Henegouwen, Namen en
al^rron^'Sseiuent Nijvel. Wat meer is zouden
intrestverrekeningen der provincie Luxem-
geëindigd zijn.
Yj at hebben de zoo erg geteisterde de
moedmS?.he ë°uwen toch gedaan om zoo stief-
behandeld te worden
indien d acbub)are beer minister niet dat,
gewicJ626 van twee maten en twee
k°ten len VVer^ebjk werd doorgevoerd, dit
't ex. °').<^en molen is voor 't separatisme en
"V'sme in Vlaande ren
Dienvolgens ben ik zoo vrij den achtbaren
heer minister te verzoeken mij per provincie
de volgende inlichtingen te verschaffen
t° Lijst der nog te vereffenen oorlogs
schadezaken
2° Lijst der reeds vereffende of ter vereffe
ning gereedgemaakte intrestuitbetalingen op
oorlogsschade
En mocht het den achtbaren heer minister
blijken dat in zijn beheer eene dergelijke poli
tiek van twee maten en twee gewichten hoog
tij viert of systematisch wordt doorgevoerd,
mag ik dan vernemen welke maatregelen hij
denkt te nemen om in dezen wantoestand te
verhelpen en te zorgen dat in de toekomst
dergelijke zaken niet meer voor komen
Antwoord van den heer minister van financiën
De dienst voor vereffening der oorlogs
schade heeft geen statistieken om inlichtingen
te verschaffen zooals ze hier worden aange
vraagd. Deze dienst heeft alles in 't werk ge
steld om den achterstel te vereffenen, die be
stond vóór dat hij bij mijn departement werd
ingedeeld, achterstel voortkomende van de
vroegere beperkingsmaatregelen in het uit
betalen in baar geld.
Ik kan niet gelooven, dat geteisterden van
de Vlaamsche gewesten, die hunne weerbe-
legging hebben volbracht, steeds nog zouden
wachten op vereffening der vergoedingen toe
gestaan sinds 1924 Het achtbaar lid zou mij
verplichten de familienamen en voornamen
van die personen te laten kennen zoomede
het oord waar bewuste schade werd berok
kend- Een onderzoek zal dan ingesteld wor
den om deze onvrijwillige vergetelheid
indien zij bestaatonmiddellijk te herstellen.
Wat de vereffening aangaat van de intresten
op oorlogsschadevergoedingen, heb ik sedert
1927 alle mogelijke maatregelen voorgeschre
ven om die berekening te bespoedigen. Deze
wordt gedaan zonder onderscheid tusschen
de Vlaamsche en Waalsche arrondissementen
1° Op aanvraag van den geteisterde 2° van
ambtswege, in serie, voor de reeds volkomen
vereffende vergoedingen, en 3" te gelijk met
het kapitaal of het saldo er van, wanneer de
totale weerbelegging is bewezen of voor ver
goedingen aan geen weerbelegging onderwor
pen. In den loop van het eerste kwartaal
1928, buiten de weinig belangrijke intresten,
in serie afgehandeld, zijn er 9,716 afrekenin
gen voor de Vlaamsche gewesten en 6 734
voor de Waalsche, Brussel inbegrepen, afge
sloten.
Het achtbaar lid mag dus heelemaal gerust
zijn en zijn vrees is geenszins gegrond.
Ministerie
van Kunsten en Wetenschappen.
Vraag (in 't Vlaamsch) van den heer Mis
siaen 1 Mei
Te Yper loopt het gerucht dat het onroe
rend goed, het museum Mergbelyr.ck uitma
kende, aan een partikulier zou verkocht zijn.
Dit geiucht brengt de grootste ontsteltenis
in de stad teweeg, daar de stad Yper ontegen-
sp:ekelijk het recht heeft dit museum op zijn
grondgebied te hebben. Zij heeft er zooveel
temeer recht aan, daar de regeeringen welke
zich sinds den wapenstilstand opvolgden, op
schandelijke manier alle bestaansmiddelen en
aantrekkelijkheden van Yper verwaarloosd
hebben.
Nu dat Yper voor een groot deel van het
toerisme moet leven, ware het niet herstellen
in deze stad van het museum Merghelynck,
eene onduldbare verkrachting der wet op de
oorlogsschadevergoeding. Mag men weten
wat er van die geruchten over de verkooping
van het gebouw Merghelynck waar is, of
anders, hoever het staat met het herstellen te
Yper, op kosten der oorlogsschadevergoeding
van dit museum
Antwoord van den heer minister van Kunsten
en Wetenschappen
Er werden geen besprekingen aangeknoopt,
noch door de Koninklijke Academie van Bel
gië, noch door het departement van kunsten
en wetenschappen, voor den verkoop van het
domein waarop het Hotel-Museum Merghe
lynck zich verhief, en er is nooit kwestie ge
weest van dezen verkoop.
De wederopbouw van dit museum wordt
voor het oogenblik niet in overweging geno
men. Daar dit gebouw aan den Staat werd
afgestaan, kunnen de werken voor den weder
opbouw niet betaald worden door den dierst
voor oorlogsschade maar de uitgave moet
gedekt worden door een bijzonder crediet, in
te schrijven op het budget van het minis erie
van kunsten en wetenschappen -
Vraag (in 't VI.) van den heer Missiaen.
I Mei.
Gedurende den oorlog werd het stedelijk
museum van Yper, tengevolge der beschieting
van de stad, totaal vernield. Zoo eene vernie
ling' kan niet met geld worden hersteld.
Voor de vernielde kunstwaarden in de
andere steden van het land werd, als ik mij
niet vergis, de herstelling in natura door
Duitschland gedaan.
Mag men weten op welke manier het mu
seum van Yper van nieuwe kunstwerken zal
voorzien worden Ik merk hierbij aan dat het
museum opensgereed is en dat alleen maar
meer de vernielde kunstwerken ontbrtken om
het in zijn vóóroorlogscher. staat te herstellen.
Antwoord van den heer minister van Kunsten
en Wetenschappen
De gebeurlijke steun dien mijn departf ment
tot zijn inrichting zou kunnen verleeneri. zou
onder voorbehoud van goedkeuring door het
Comité der Schatkist, moeten uitgetrokken
worden op de credieten van artikelen 85 en 86
van het budget die de tusschenkomst van den
Staat voorzien in het aankoopen van kunst
werken ten bate der gemeenten. Inleengeving
van aan den Staat toebehoorende werken
zouden in de mate van het beschikbare kun
nen toegestaan worden. Mijn bestuur, reke
ning houdend met specialén toestand van het
museum te Yper, is geneigd met de grootste
welwillendheid de vragen van dien aard die
zouden'toegestuurd worden, te onderzoeken.
Ongelukkig zijn onze reserven, ten gevolge
van de geringheid der voor de aanmoediging
tot de schoone kunsten bestemde credieten,
zeer beperkt.
Ministerie van Spoorwegen, Zeewezen,
Posterijen, Telegrafen, Telefonen
en Luchtvaart.
Vraag van den heer Brufsaert, g Mei
De handel onzer streek klaagt over de
strenge toepassing van het staangeld.
De bij het reglement voorziene tijd van 8
uren voor het lossen van de wagons is te
kort hij zou op 10 of 12 uren moeten ge-
br cht worden. Ziehier waarom
De wagons die bv. met den trein van 10
uur toekomen, worden rond ii uur op het
goederenperk gebracht en de lossing moet
vóór tg uur door den bestemmeling g- ëindig.d
zÜn-
Welnu, in den handel zooals. jn het bestuur,
mogen de arbeiders slechts apht uren arbei
den zij verlaten gewoonlijk" het werk rónd
17 of 18 uur.
Bovendien wanneer het 'belicht van aan
komst van de goederen bij den bestemmelihg
afgegeven wordt, 't- zij enkele minuten vóór
II uur, zijn zijne vrachtwagens, zijn paarden,
zijn personeel elders gebruikt, dikwijls buiten
stad. zoodat hij er véélal slechts rond i3 of
14 uur kan over beschikken.'
Indien het niet mógelijk is een rtormalen tijd
van twaalf uren të bepalen, zooals vóór den
oorlog, zou het bestuur,, in het door mij aan
gehaald geval, den regleme.ntairen tijd voor
het lossen van de wagens niet eenigszins
kunnen verlengen
Zonder een weinig inschikkelijkheid, kan
het reglement zooals het Opgesteld is/ op
sommige uren van den dag'niet toegepast
worden. i
Antwoord van den heer Minister - -
De ondervinding bewijst dat de wagens
kunnen gelost worden binnen -den bepaald n
tijd. Deze kan niet verlengd worden zonder
de nuttigheid van het materie.el te verminde
ren, wat de exploitatiekosten- van den spoor
weg zou verhoogen en ten slotte op éène
fclariefverhooging zou uitloopen,
In tegenstelling met de meening van het
achtbaar lid bestond de termijn van acht uur
reeds vóór den oorlog.