Nos Ruines
avec ses
le
jvfovembre, tout en grisaille,
hrufflfS épaisses, la chute lente des feuilles"
e{ gurtout la commemoration des morts, pré-
dispose au recueillement et a revocation des
douloureux souvenirs. C'est le temps oü nous
nous compulsions, jadis, dans la lecture des
Kerkhof'bloemen de Guido Gezelle et des
Tristesses du sentimental et mélancolique
auteur de Bruges-la-Morte. Mais il est, pour
pouS) ou ce moment, une lecture plc-ine de
reminiscences les plus poignantes, c'est celle
du Journal d'une Soeur d'Y.pres, dont !a publi
cation en cours dans La Région d'Ypres
retrace si fidèlement et si objectivement les
affres des bombardements de 19:4-1915.
De même que la voie douloureuse, a Jéru-
salem, mène ientement le pèlerin, ému. vers
le Golgotha, de même ces pages, dépourvues
detoute grandiloquence, mais vibrantes de
sincérité, retracent, jour par jour, heure par
heure, l'irrémédiable déchéance finale de
notre ville et les nobles et obscurs dévoue-
jnents de certains de ses habitants.
Le 22 Novembre 1914 fut le Dies iré
jourdes sombres colères teutonnes, qui assou-
virent, par la destruction de nos plus beaux
monuments, leur rage impuissante de ne pou
voir s'emparer de notre ville.
Le feu avait dévoré tout ce qui étaic com
bustible, mais le feu n'est pas un extermina
tes complet:, et une pluie incessante d'obus,
quatre années durant, ne parvint pas encore
acoucher par terre les formidables matériaux
accumulés par les maitres maqons du moyen
age.
Lors de la période d'accalmie qui suivit les
premiers grands bombardements, il fut donné
aceux de nos habitants qui étaient obstiné
ment restésen ville, comme aceux qui étaient
rentrés temporairement en leurs foyers, d'être
lestémoins d'un spectacle d'une incomparable
grandeur mais aussi d'une indicible tristesse.
Les Halles et St-Martin, dressaient toujours
debout leur gigantesque ossature, tels des
mastodontes préhistoriques et, entre des
ogives branlantes, on apercevait encore les
précieuses peintures murales que les pluies
livernales lavaient, chaque jour, de plus en
iplus. Pleurez mes yeux, pleurez, et fondez
[rous en eau, se dit plus d'un Yprois en pré
pence d'un tel désastre. Ni les ruines de
l'abbayede Villers, ni celles d'Orval, ni celles
h chateau de Montaigle ou de Laroche ne
pouvaient égaler les nótres en majes'é et en
poésie. Dans le silence de la nuit, sous un
plair de lune, l'émotivité la plus intense pou
j'ait se donner libre carrière.
Après, ce fut l'exo le forcé des derniers
pbitants, et. npiès l'armistice, ces nobles
jruines, dont le spectacle restait toujours gravé
tons notre mémoire, aient ré luites a des
Wques pans de murs, a des amoncellements
Normes, au milieu desquels le befifroi, éter-
M symbole denos franchises communal»s,
r dressait toujou s sur sa base massive,
omme pour téimigne' de sa pérennité, en
eP't de ses graves mutilations.
Cest, dès ce moment, qu<\ parmi les visi
pursde nos ruines, se formèrent deux clans
Pposés celui de la co.iserva ion intacte de
ruines, et celui de la reconstruction inté-
I e de nos monuments. Sans vouloir pren-
reposition dans un déb .t désormais inutile,
S'sque clos, nous devon-, c-pendant, a la
Rtefiedire que la majorité des artistes et
ëens de goüt que nous avons consul és.
Peu. Partout dans le pays, étaient d'avis
L',Sl' ctait excessif de conserver les ruines
Ibin^65 notre Vl'le, conformément a cer-
e s Projets anglais, du moins il importait de
q^Nuchera la zone co istituée par les
ifinlf8' bartin et son Abbaye. Comme
fnun aurau eu- en quelque sorte, son
lip ,ruin® et témoin de sa grandeu- passée,
de» générations
piles
Pips, le
de visiteuis seraient
c°ntemp1er stïgmat'isant, en même
Crnne allem md.
['Ptès ]vePart- ^es premiers habitants, rentrés
Bvoi a^®istice, n'eurent qu'un désir, celui
sl'an s eriger, non une ville nouvelle a cóté
l-(f\regClenne, en ruines, ni mème une vilie aux
i'urba, -^^difiées, conformément aux plans
Ju Vpr'S^'ün plus modernes, mais bien
Vesric raPPelant, autant que possible,
avant-guerre avec ses mêmes rues,
Bt Passé,
ra»es
es Pjonuments. Cette sorte de culte
s il échappe a la mentalité des
'^baM s' chevelus et barbus, grands
FJlrq C(ieurs de vieilles cités, était, au con-
VS0,^e tous les vrais Yprois, ancrés
N cett natal et fiers d'un passé glorieux.
matière, l'administration fut en
communion d'idées avec la population entière,
et c'est ainsi que notre ville présente, a peu
prés, s >n aspect d'autrefois, avec son archaïs
me en moim-, toutefois Lentement, mais
sürement, nos monuments reprennent l'as >ect
resté toujours gravé dans nos rétines, et l'on
se demande pourquoi nous consentirions a
vivre au milieu des-ruines, qu-md Reims
réédifie sa cathédrale, et quand on relève
même des mines de chateaux, comme nous
avons vu le faire, jadis, a Vianden, a Heidel-
berg et ailleurs. La jeune génération verra
done les Hall s et Rt Martin renaitre de leurs
cendres, et souh irons que ces deux joyaux
architecturaux puissent accomplir, parallèle
ment, Lurs destinées, a traveis de longs
siècles de paix et de prospérité. Pyrès
Donderdag, 8 November, hai alhier, onder
een grooten toeloop, de plechtige begraving
plaats van Heer Jules Delobel, sedert 25 jaar
Ontvanger van de gemeente en van den Open
baren Onderstand, Schatbewaarder van den
Kerkraad en Voorzitter van den Bond der Ge
meente-Ontvangers van het Arrondissement Yper.
Minzaam en gedienstig voor iedereen, ruste-
looze werker, eerlijke en stipte ambtenaar, wist
de Heer Jules Delobel de genegenheid te winnen
van allen die met hem in aanraking kwamen. Na
den oorlog, een der eerste op zijn gemeente terug
gekeerd, stelde hij er onverpoosd zijne groote
bekwaamheid en offervaardigheid ten dienste van
iedereen. Om de ontelbare diensten die hij zijne
medeburgers bewees, vooral in zake landbouw-
herstel en vereffening der oorlogsschade, werd de
Heer Jules Delobel vereerd met het bijzonder
Landbouweereteeken en met de medaille der
Nationale Herstelling.
Alom gekend, geacht en bemind is zijn heen
gaan, in den ouderdom van 65 jaar, algemeen
betreurd. De droeve en onverwachte mare van
zijn schielijk overlijden, tengevolge eener onver
biddelijke hartkwaal, heeft al zijne dorpgenooten
en talrijke vrienden pijnlijk getroffen.
Aan Mevrouw Delobel-Carrette, zijne diepbe-
proefde echtgenoote, en aan zijne geachte familie
biedt Het Ypersche de verzekering zijner
innige deelneming.
Hieronder geven wij de lijkreden die, op het
kerkhof, uitgesproken werden door den Heer
Lameire, Burgemeester van Becelaere', en den
Heer Driessens, Gemeente ontvanger van Gheluwe
en Secretaris van den Bond der Gemeente-Ont
vangers van het Arrondiss ment Yper.
Rede vuzj de i Heer LJurgemeester.
ACHTBARE FAMILIE,
Mevrouwen, Mijne Heeren,
In naam der gemeentelijke overheid, in naam
der bevolking van Becelaere, breng ik, den dier
baren afgestorvene een laatsten afscheidsgroet.
Vijf en twintig jaar lang heeft Jules Delobel,
onzen diepbetreurden gemeente-ontvanger, met
den grootsten ijver en de meeste toewijding de
gemeentebelangen gediend, zich opofferend in
rusteloos streven voor het welzijn der bevolking.
Het is mij eeti duurbare plicht, bij dit kille
graf, een blijk van hulde en dank te brengen aan
de noeste werkzaamheid, de groo e bekwaamhei.1
en in 't bijzon ter de nooit volprezen eerlijkheid
van den dierbaren overledene
Nu eerst, voelen wij welk een onherstelbaar
verlies de gemeente komt te ondergaan
Immer zal zijn aandenken in eere blijven bij de
bevolking.
Aan U, diepbeproefde echtgenoote, achtbare
familieleden, bieden wij de verzekering onzer
innige deelneming in uwe droefheid. God geve U
sterkte om deze zware beproeving met kristene
gelatenheid te dragen.
Het loon dat wij, den dierbaren afgestorvene,
wenschen, heeft de Heer hierboven hem reeds
verleend.
Vaarwel, diepbetreurde weldoener 1
Tot wederziens in den hemel
Rede van den Heer Driessens,
Geachte Familie,
M evrouwenMijne Heeren,
Wij staan hier voor het graf van onzen geliefden
voorzitter, van onzen duurbaren ambtgenoot, van
onzen trouwen vriend Jules, en met beklemd
gemoed brengen wij hem onzen laatsten afscheids
groet.
De dood heeft hem onverbiddelijk ontrukt aan
de leedere zorgen van zijne goede echtgenoote,
en zijn verdwijnen is een onherstelbaar verlies
voor zijne familie en naastbestaanden, voor zijne
ambtgenooten en vrienden, voor al zijne u,ede
burgers Want, hij was een zorgvuldige, liefde
volle echtgenoot, vol toewijding voor bloedver
wanten en naastbestaanden, een hartelijke vriend,
een offervaardige, plichtbewuste ambtenaar.
Op dezen gewijden grond van rouwe en vreed
zame stilte, past geen luidruchtig huldevertoon,
hoe gewettigd het ook mochte wezen, en wij
moeten ons gevoel bedwingen om al de bloemen
van dezen huldekrans zoo eenvoudig mogelijk en
in de nederigste vormen te vlechten.
Het leven van onzen vriend was een aaneen
schakeling van plichtvervulling en offervaardig
heid, gepleegd in een geest van christelijke recht
vaardigheid.
Volgens zijne oversten, was hij de ambtenaar
die tot voorbeeld werd gesteld van geheel het
arrondissement. Jaren geleden reeds spraken zijne
medeburgers van hem in dezen zin Als Jules
Delobel het hoofd zal neerleggen dan zal Bece
laere weten wie het verloren heeft. Menige ambt
genoot wist hij te helpen in moeilijke omstandig
heden en voor allen wist hij goeden raad. Hij was
de stichter en de bezieler van onzen arrondisse-
mentsbond. Na de oorlog heeft hij, in zijne
nederige hoedanigheid van gemeenteontvanger,
de geldelijke toestand van zijne gemeente weer
gezond gemaakt.
Meer nog, bijna elke familie van Becelaere en
vele daar buiten, heeft hij met zijnen onvermoei-
baren iever geholpen om hun have en goed te
helpen herstellen.
De belangen van de gemeente, van de armen
zorg, van de kerkfabriek, van ieder bijzonderen
zelf die hij kende, trok hij zich ter harte. Hij
kende rust noch duur tot dat hij recht en welzijn
veroverd had. Hij kende rust noch duur tot dat
de ziekte hem overmande, hij overwon die ziekte
ook, maar zij had eene bres geslagen in dat kloeke
gestel. Hij had zich moeten zwichten, rusten. Hij
wist het en hij meende dat hij voorzichtig was,
dat hij rustte, maar hij ieverde voort voor het
welzijn van zijn omgeving tot de dood een einde
stelde aan zijn belangstellenden iever.
Treuren om een groot verlies is menschelijk,
maar stellen wij daartegenover dat leven vol ver
diensten, vol broederlijke offervaardigheid, vol
christelijke en burgerlyke plich.vervulling welke
dezen braven christen man geleid heeft, dan ver
wekt zulks bij ons de troostvolle verzekering dat
zijne belooning bij den Heer groot zal zijn.
Wat ons betreft, laten wij hem somtijds her
denken in een vrome bede, als erkentelijkheid
voor zijne groote vriendschap, houden wij ons
zijne burgerdeugden tot voorbeeld, het is het
schoonste huldebewijs dat wij hem kunnen geven.
Meer verlangt hij van ons niet, en uit dank zal hij
den Heer voor ons ten beste spreken.
Goede vriend Jules, gij hebt me nog bezocht
den dag vóór uwen dojd, wij wisselden een paar
vriendelijke woorden en een haastigen groet Maar
had ik g.weten dat het uw laatste afscheidsgroet
was, ik zou uwe beide handen gevat hebben, ze
vastgehouden hebben, ze gedrukt hebben met al
de genegenheid die ik voor U voelde Maar nu is
het te laat en bij ons menschen is het di -.wijls te
laat, als het gaat om blijken van genegenheid aan
onze evenmens.hen te bewijzen Maar gij hebt
aan mij, gij hebt aan uwe ambtgenooten de te e-
belofte gedaan van, ingeval van overlijden de
eindrekening te helpen opmaken van het ontvan
gerschap ten voordeele van de overlevende bloed
verwanten. Gij waart de eerste om deze schoo.:e
eerebelofte van broederlijke samenhoorigheid af te
leggen en gij mocht ze niet vo,brengen. Wij ook
zullen onze belofte tegenover U getrouwelijk en
met liefde volbrengen, en iedereen van ons is
bereid uwe beproefde echtgenoote te he'pen, op
den eersten wenk, om de eindrekening van uw
goed gehouden beheer af te sluiten. Goede Vriend
Jules, rust in vrede. De ontvangers van het
arrondissement Yper betreuren uw afscheid, het
afscheid van hunnen geliefden voorzitter, maar zij
zullen steeds uw aandenken in eere houden en
fier zijn U als voorzitter en vriend gekend te
hebben.
Heere, geef hem de eeuwige ruste
en dat het eeuwig licht hem beschijne.
'sortie Vroe 1