zich nemen om in de stad van deur tot deur een omhaling te doen doen ten voordeele van de geteisterden der overstrooming Is dit klaar of niet M. Lemahieu. Dit is het werk niet van het Schepenencollege. M. Sobry. Dat die heeren die zoo milde zijn, dit zelf doen. M. Glorie. Maar wij hebben hiervoor uwe autoriteit niet Doch laat ons overgaan tot de stemming, wij zullen dan later zien hoe het Schepenencollege onze beslissirg zal doen uitvoeren, Hierop wordt de hoogdringendheid ter stemming gelegd. Stemmen ja de heeren D'Huvettere, Van Nieuwenhove, Glorie, Vandamme, Capoen, Laton, Missiaen, Sonnet, Soete en Coutelle neen de heeren Lemahieu en Sobry. De heer Leuridan onthoudt zich. M. Leuridan. Ik heb me onthouden omdat het voorwerp der beslissing me zeer aanstaat, maar ook om de gelegenheid te heb ben te zeggen dat het mij niet aanstaat dat de caritate van stad en privaten besteed wordt aan het Rood Kruis. In alle vlaamsche dag bladen heb ik klachten gelezen over de manier waarop het Rood Kruis optreedt in die ge teisterde streken. Voor mij is het dus een beginsel kwestie. De gelden worden niet besteed zooals ze behooren en ik vraag dat de opbrengst der nieuwe omhaling zou gege ven worden aan het Vlaamsch Kruis. Dit organisme is nog zeer jong, maar door zijn optreden heeft het reeds bewezen dat het ver dienstelijk en onpartijdig is terwijl het Rood Kruis naar die geteisterde streken personen stuurt die zelfs de taal van de bewoners niet machtig zijn en die druk uitoefenen op hen die een andere politieke denkwijze deelen. M. Sobry. De hoogdringendheid is ge stemd met de twee derden, ik leg dus het voorstel van den heer Glorie ter stemming. Stemmen ja de heeren Van Nieuwenhove, Glorie, Missiaen, Bonnet, Leuridan, Soete en Coutelle neen de heer Sobry onthouden zich de heeren Lemahieu, D'Huvettere, Capoen en Laton. De heer Vandamme verklaart niet te stem men en vraagt, op zijn beurt, over wat er nu eigenlijk gestemd wordt. Aan den heer Mis siaen, die hem wil antwoorden, zegt hij Mijn vraag is gericht aan den heer Burge meester, gij zijt toch nog geen burgemeester». M. Lemahieu. Het is belachelijk van wege den gemeenteraad hiervan een politieke kwes tie te willen maken. En de heer Missiaen die ons voor niets anders uitgeeft dan voor onbe kwamen, onbenulligen en wat weet ik meer, schijnt alleen bekwaam en bevoegd te zijn, alsof hij al het verstand van de wereld in pacht heelt. Het is zeker daarom dat ze u niet als schepene hebben gewild, niettegenstaande gij tot viermaal toe uwe cindidatuur gesteld hebt M. Missiaen. Ik heb dan ook geen ver antwoordelijkheid te dragen. Maar L ben toch de eenige geweest die voorzien heeft c at het onmogelijk zou zijn in die voorwaarden te besturen, en er moeten er reeds verscheidene zijn die het zich beklagen niet geluisterd te hebben. M. Glorie. De heer Lemahieu is heel mis, zoo hij denkt dat wij hier politiek willen mede bemoeien. In dit geval hadden wij gemakkelijk en uitsluitend een politieke groep hiermede kunnen belasten. Het staat het schepenen college vrij de opdracht der omhaling toe te vertrouwen aan de feestcommissie of aan ge lijk welke maatschappij het is mij al eender, het eenige wat ik wensch is dat de omhaling gedaan worde en de beslissing van den ge meenteraad geëerbiedigd. M. Leuridan. Nu het princiep een omha ling te doen gestemd werd, stel ik voor de opbrengst ervan te geven aan het Vlaamsch Kruis. M. Van Nieuwenhove. En waarom zou dit geld niet rechtstreeks gezonden worden naar de Burgemeesters der beproelde gemeen ten M. Leuridan. Als die tusschen maatrege u kan bevredigen, mij is het ook goed. M. Laton. - Zoo het geld aan de Burge meesters gezonden wordt, dan is het t Rood Kruis dat er de handen oplegt. M. Leuridan. In dit geval vraag ik de stemming over mijn voorstel om de opbrengst der omhaling die zal gedaan worden te geven aan het Vlaamsch Kruis. Stemmen ja de heeren Vandamme, Capoen, Laton, Missiaen, Bonnet, Leuridan, Soete, Coutelle en Sobry neen de heeren Van Nieuwenhove en Glorie onthouden zich de heeren Lemahieu en D'Huvettere. M. Vandamme. Nu het Rood Kiuis reeds een toelage van de stad ontvangen heeft, is het maar redelijk dat het Vlaamsch Kruis ook een deeltje ontvange. M. Glorie. Van hetgeen er van het Rood Kruis gezegd geweest is heb ik nog niets ge hoord, het Vlaamsch Kruis ken ik niet. Best ware, mij dunkt, het geld te overhandigen aan de Burgemeesters der overstroomde gemeen ten, want wanneer het zal geweten zijn dat het geld aan het Vlaamsch Kruis zal overhan digd worden, mogelijks zal een deel der bevol king niets willen geven. 4) Op het aandringen van den heer Glorie geeft de heer Voorzitter lezing van een langen brief die bij de begrooting van de Commissie van Openbaren Onderstand gevoegd was. Die brief is onderverdeeld in algemeene en bijzon dere bemerkingen. Het eerste gedeelte is een antwoord op de talrijke aanvallen vroeger door den heer Missiaen in den gemeenteraad gedaan tegen het Bestuur van den Openbaren Onderstand, terwijl de bijzondere bemerkin gen naderen uitleg geven over zekere artikels die in de begrooting voorkomen. M. Missiaen. Dit schrijven bevat twee deelen. Het een heeft betrek op de begrooting zelf, ik zal dit dus vandaag niet bespreken. Het ander deel is een antwoord op de bemer kingen die door mij hier gemaakt werden. Iedereen die geluisterd heeft zal bestatigd hebben dat al mijne bemerkingen gegrond zijn. De Commissie van den Openbaren On derstand zelf erkent ze en belooft de mogelijke verbeteringen. Zij erkent dat er belangrijke voorschotten gegeven worden aan de oversten der gestich ten en waarvoor geen bewijsstukken bij de rekening gevoegd zijn. Dit is, zegt zij, om het schrijfwerk te vereenvoudigen en niet altijd te moeten mandaten maken voor allerhande kleine uitgaven die noodig zijn in het dage- lijksch huishouden. Het is ook waar dat er margarine aan de kostgangers der gestichten te eten gegeven wordt. Boter aan 3o fr. den kilo is thans, volgens het Bestuur van den Openbaren Onderstand, een weelde artikel. En nochtans de prijs der margarine is in evenredigheid evenveel gestegen als dien van de boter. De Commissie erkent ook nog dat zij geen subsidie verleent aan de mutualiteiten, omdat de bestaande mutualiteiten tot hiertoe geweigerd hebben haar de lijst hunner behoef tige leden over te maken. De Commissie van Openbaren Onderstand van Yperis de eenige die het art. 71 der wet op den Onderstand alzoo verstaat en de namen moet hebben der leden die behoeftig zijn, terwijl al de leden eener mutualiteit, door het feit zelf hunner aansluiting, als behoeftig mogen aanzien worden. Voor sommige ouderlingen geboren in de jaren 1862, i863 en 1864 heeft de Commissie van Openbaren Onderstand ook vergeten de noodige stortingen te doen, zoodat die per sonen thans slechts een onvoldoende en geen aanvullend pensioen kunnen bekomen. Voor wat de opbrengst der landbouwuitba- tingen in regie betreft belooft de Commissie van Openbaren Onderstand met de gemaakte opmerkingen rekening te zullen houden en de noodige verbeteringen te doen. Zij neemt het kwalijk op dat een lid van den gemeenteraad 'en Pro- zijn gedacht zegt. Wanneer er geenT~ controle bestaat, ik herhaal het 4^ wij het recht te veronderstellen dat* ducten niet gebruikt worden tot h 1 bestemd zijn. ®eetl zij Wat nu het laatste van den brief h dat zij altijd hun plicht hebben geda zij het hoofd in de lucht het Bestu,^' dat zn 1 mogen verlaten, die menschen hebbe recht over hen zeiven te oordeelen willen, evengoed als wij het recht hebb 3en het zooals zij en anders over te denken. En bij de vernieUw- van het Bestuur zullen wij evengoed reken'^ houden van de politiek en de .mg bekwaamhek der personen die wij er naartoe zullen zend M. Bonnet. - Gevolg op de bemerking van mijn collega bestatigen wij reeds eersten stap naar de verbetering, gezien Commissie van Openbaren Onderstand ziel thans geweerdigd heeft een breedvoerig Ver slag bij haar begrooting te voegen M. Sobry. - Vraagt er nog iemand he woord Zooniet is de openbare zitting veij. M. Glorie. Een oogenblik. Ik vraag he woord indien gij het niet vraagt. M. Sobry. Aan wien M. Glorie. Gij moet niet zinspelen mijn woorden. Het is uw plicht het woordti nemen. M. Sobry. Ik moet hulde brengen aand Commissie van Openbaren Onderstand, K de bemerkingen zijn zegevierend voor haa en ten nade; le der aanvallers. Ik vraag <Jj de eer van de leden dier Commissie, die zie zoo opofferen voor 1 et welzijn van den Open baren Onderstand en de goederen van dei arme zoo wijselijk weten te besturen, m meer zou gekrenkt worden. Ongelukkiglijl heeft de heer Missiaen nog eens zijne vero» derstellingen herhaald. Daarin liggen zwari en onverdiende beschuldigingen besloten waak voor hij wel zou kunnen te verantwoor den hebben. M. Glorie. Gij moest, als burgemeester, de eerste zijn om hulde te brengen. Ik wil er nog bijvoegen dat ik het wel voorzien had dat al die beschuldigingen van nalatigheid et onbekwaamheid zoo gemakkelijk niet konden gegrond zijn I Een der grootste bezwaren was dat zekere kleine onkosten door de oversten der gestichten gedaan worden.Tot heden,had men nog nooit gevraagd, in den gemeente raad, die dagelijksche uitgaven te mogen na zien. Daarom achtte het bestuur het overbodig die kwijtschriften bij de begrooting te voegen( maar is dit gewenscht door M. Missiaen, het bestuur wil hem dit genoegen geven. 1,'er' ders hebben wij die schrikkelijke historie- er wordt margarine geëten. Wil men cet onderzoek do^-n in de winkels waar ermarf? rine verk< cht wordt, men zal zich kunnen overtuigen dat het niet.alleen in de gestichten van den Openbaren Onderstand is dat er mat garine in huis komt. En zoo, van al de grieven door M. Missiaen uitgedrukt blijtt ei n'ets over, tenzij dat hij zonder redenen, de leden van een bestuur aangevallen heeft, die, z°n der zelfbelang, zich sedert jaren opoAer^ voor het welzijn der armen. Het bestuur voortgezet zonder politieke bekommering j en, volgens mijn oordeel, in zulk een es moet er geen politiek gevoerd worden. denk dat wij ons ten volle mogen voe®^j de hulde die door den burgemeester L werd. t zeg- M. Vandamme. - Ik heb vergeten n gen dat de heer Delahaye mij 8evraa^ f yj, hem te willen verontschuldigen, a'^en wegens onpasselijkheid, de zitting van niet kan bijwonen. neclefc1 M. Sobry. De heer schepene u heeft zich eveneens laten verontsc worden ebracht Er zal hiervan akte genomen WU1U"" jaatste M. Vandamme. Ik heb chtighe^e0 dagen verscheidene begrafenisp ^^jg, bijgewoond. Een begrafenis is re^ verSterkt maar die treurigheid wordt n°D jj. door de schamele diertjes die aan

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1929 | | pagina 4