I
Bijvoegsel
aan
TRIMARD'S
DE VAART VAN YPER NAAR KOMEN
Ze gaai) Het al verslaan
g
Zaterdag
18 Januari 1913
Raadselprijkamp 1912
Rerum Novarum
J[Een groote strijd
Het Ypersche Volk!
i
w
d
o
De Antwoorden
5. N U L
Uitslagen der oplossingen
Prijswinnaars
a
(3^ Vervolg)
MENGELWERK N° 11
I I I
DOBBEL SPEL
Leest en Verspreidt
i
.-V
Pi
G
D
in
te
V(
n
v
c
1
m
4« Reeks OCTOBER - NOVEMBER - DECEMBER
1. De Babeltoren.
2. Aan de wortel.
r 3. 6/oembedden, ^a^buizeD, vingerhoeden,
fumdschoenen, broeden (meerschen,moerassen)
lucht kasteelen.
4 !Echt en recht, 't oud volk indachtig,^
Kinderlijk, niet kinderachtig,
Ypersch, Vlaamsch en bovenal,
God getrouw ik wezen zal.
6. Vuile reden Geld
vuile zeden smelt.
De tijd
verslijt.']
r 7. Met G. 8. Kapitaal 9. Mei. IA Deze
die stil staan. 11. Balkanoorlog. 12. Omdat
zy niet kunnen bjjten terwijl zij bassen.
9 goede oplossingen.
Delplace Maurice Vlamertinghe,
8 goede oplossingen.
Raeckelboom Maria, Yper, 1, 4, 7, 8, 9, 10,11,12.
Van Isacker Al Langemarck,1,2,7,8,9.10,11,12.
7 goede'oplossingen.
D cock Elisa, Westvleteren, 1, 2, 7, 8, 9, 10,12 jj
Roose Gerard, Wervick, 1, 2,3, 7, 8, 9,12.
6 goede'oplossingen.
Hallaert Antoine, Yper, 1,4,7,9,11,12.
5 goede oplossingen.
Devos Alfons, Bixschote,;i, 4, 9, 11, 12.
Hoet G.,'Langemarck, 1, 7,10. 11, 12.
Leroy Josef, Yper, 1, 4, 7, 9, 12.
Toortelboom Jos.JNoordschote. 1, 7, 9,11, 12.
Vanhouver Th., Westouter, 1,3, 9, 11,12.
4 goede oplossingen.
Ghilgemyn Emiel, Zillebeke, 9, 10, 11, 12.
Dacaestecker Irma, Poelcapelle, 1, 9,11, 12
3 goede oplossingen.
Van Isacker, Langemarck, 1, 4, 7.
2 goede oplossingen.
Slosse Gaston, Zonnebeke, 1, 3.
1 goede op lossing.
Peckaert LeonifiJPoelcapelle, 9.
Deceuninck Rachel, Oostvleteren, 1.
Derycke Charles, Vlamertinghe, 1.
Muyssen A., Langemarck, 1.
Ttuant G., Langemarck, l.
De eerste prijs aan Maurice Delplace, Vlamer
tinghe,'(Trimards,,door Edward Vermeulen),!
Da tweede prijzen aan [Maria Raeckelboom,
Yper, (Het Geluk derü Huisgezinnen, don
Henderix) en Al. Van Isacker, Langemarck,
(Ren Offei des Levens, door Jos. Witlox, naai
het Engelsch van Playfair.Moor Pater Finn)
Prijzen af te halen ter drukkerij Callewaer
De Meulenaere.
Afschaffing vna persoonlijken eigendom b
nadeelig voor den werkman. Dat heeft de
parts reeds aangetoond. Om duidelijk te maken
dat de oplossing van het arbeidsvraagstuk niet
in de leering der Socialisten te vinden is.
bewijst hij nu, ten tweede, dat afschaffing
van persoonlijken eigendom daarbij nog pn-
rechtveerdig is.
Zijne bewijsvoering kunnen wij samenvat
ten als volgt
De mensch heeft recht om iets als per
soonlijken eigendom te bezitten, en dat rechl
is niet een recht hem door den Staat geschon
ken, zooals b.v. het kiesrecht, maar een rechl
dat hem van nature toebehoort. Dat blijkt
1. uit de redelijke natuur van den mensch;
2. uit (den aard van den arbeid des menschen
3. uit het algemeen gevoelen der volkeren;
4. uit de plichten van den mensch in de
huiselijke samenleving.
Het weze genoeg een kort woord aan te
stippen over ieder van die vier bewijsgronden.
f*
1. Vit 'de redelijke natuur van 'den
mensch.
Ieder wezen mag handelen volgens zijne
natuur. Zoo mag een dier handelen en leven
Vervolg i-
December lag op zijn reeuwstrooi. Dagen
lang reeds was het veld toegevrozen de zonne
ketterde nog, doch verbleekt en fletsch.
Uit den diepen Westen, zuiver nochtans en
onbelast, rezen kleine, donkere waterhondjes,
die in rasse vaart, dwers door de nog on
bezoedelde lucht, het Oosten indreven en de
wind sleepte ziek en zuchtig langs den grond.
De jongens haalden hun hert op en sehijver-
den, met de ijspeerden, over de gladde schors
der meerschen 't zou immers dooien.
Ook nevens het Puidenestje speelden de
buurjongens katje op den grooten put en
trokken de doorzijpelde, doch hard bevrozene
vogelnesten van het riet los, waaruit, in zo
mertijd, de fijntige jongskens, levenslustig de
wereld invlogen.
't Mishandde vader 'Braem, wijl hij in den
looverheerd rokkelde, dat de jongens zoo Le
lijk tierden, bij den gevel van 't huis 3
als een dier een, mensch mag handelen en
leven als een mensch, dat is 'als een redelijk,
verstandelijk wezen. De rede, waarmede hij
begaafd is, stelt den mensch in staat om niet
alleen het tegenwoordige waar te nemen, maar
cok om eenen blik te slaan in de toekomst,
met hare wisselvalligheden en mogelijke el
lenden:. Wat volgt daaruit Dat hij dan ook het
recht heeft zich te verzekeren tegen de on
zekerheid van de toekomst. Het is daar het
geen hij doet als hij zich goederen in eigen
dom aanschaft.
De mensch dus, omdat hij, als redelijk
wezen, verder ziet dan het tegenwoordige,
mag voor de toekomst zorgen zijn redelijke
natuur geeft hem het recht om zich goe
deren blijvend toe te eigenen.
Men bewere niet, met sommige socialisten,
dat dit bewijs alleenlijk dan zou gelden, 'in
dien er geen 'Staat bestond. Daar er nu
overal Staten zijn, zeggen zij, is het best dat
de Staat voor allen zorge.
Daarop antwoordt de Paus dat het rechl
op eigendom aan niemand door den Staat
kan ontnomen worden. Dit recht komt im
rners den mensch toe krachtens zijne natuur,
en de mehschelijke natuur is ouder dan dc
Staat. Voor dat een Staat bestond, bezat de
mensch zijne natuur en de rechten die eruit
voortvloeien die rechten, onidat zijl in de
natuur liggen, moeten dan ook door den
Staat geëerbiedigd en gehandhaafd worden.
1
2. Uit den aard van 's menschen ar
beid.
De aard van den menschelijken arbeid is,
dat om zeggens de stempel van zijn eiger,
persoon, door den mensch, als hij den grond
bewerkt, op dien grond wordt ingedrukt. Dc
aarde levert wel vruchten op, maar eerst moei
de. mensch den grond bebouwen en verzorgen.
Daardoor verbindt hij aan zich zeiven dat
gedeelte van den grond waaraan hij zijne
rgen besteedt, hij drukt er den stempel
op van zijn eigen persoon, zoodat hei
volkomen rechtmatig moet zijn dat dil
gedeelte van de stoffelijke natuur zijn
volle eigendom weze en dat het nie
mand vrij staat op eenige wijze zijn
persoonlijk recht te schenden.
De Paus doet opmerken dat het verwon
der!ijk is hoe sommigen met die leering nief
instemmen, daar -de gegeven bewijzen toch
zoo duidelijk zijn. Zij aanveerden wel dat hel
gebruik van den grond en de voortbrengselen
aan bijzonderen toebehooren, maar niet de
grond zelf. En tóch, met die theorie, wordt
de mensch beroofd van hetgeen hij door zij
nen arbeid verworven heeft. De. akker
immers, door 's land mans hand en
kunst bewerkt, verandert veel van toe
stand: van boschachtig wordt hij vrucht
dragend, van onvruchtbaar wordt hij
vruchtbaar gemaakt. Hetgeen nu, waar
door hij beter is gewordenis zoo vast
aan den grond verbonden en innig
daarmede vermengd, dat het, voor het
grootste gedeelte, er niet van te scheiden
is. Welnu, dat iemand zich meestei
makt en geniete van hetgeen waarvoor
een ander zijn zweet vergoten heeft,
kan dc rechlveerdtgheid dat toelaten?,,
r*i
3. Uit het overeenstemmend gevoel dei
volkeren.
Bij alle volkeren, zoowel in de oudheid als
op onze dagen, heeft bijzondere of persoon
lijke eigendom bestaan. Als alle menschen
dat recht erkend hebben, dan blijikt het dat
er geen twijfel over mogelijk was.
Wel is waar zijn er sommigen die, onder
aanvoering van De. Laveleye (1822-1892), hou
den staan dat in overoude tijden overal het
collectivisme beerschte maar, zooals we la
ter zullen zien, «die stelling is volkomen on
waar.
Niet alleen de burgerlijke wetten beschermen
en verdedigen dén eigendom maar ook de
goddelijke wet, die zelfs, in de -Tien Geboden,
het verlangen naar andermans goed verbiedt.
4. Uit de plichten van den mensch
in de huiselijke samenleving.
De mensch, als eenling, op zich Zelf staan
de, heeft het rechl goederen te bezitten ir
vollen eigendom. Dat blijkt duidelijk uit de
voorgaande bewijzen. Maar dat recht dringt
zich nog veel meer op, als wij den mensch
beschouwen als hoofd des huisgezins.
Maar ja, zegde hijl al hijchelend, aan
moeder, die ze wilde wegjagen laat ze
duivelmenten, wijl hebben ook kind geweest.
Moeder bleef dus aan 't werk bijl 't venster,
nevens Lena. de boutjes rolden en rabbel
den weerom over den ronden rug van het
spellewerkkussen, en de jongens ook, moorsch-
ten voort.
Vader Braem was meer gepakt aan de
horst dan gewoonte, hij voelde lijk een last,
die zwaar woog en de adempijpen wareri
toegezwollen
't Zal dooien, 't zal voorzeker dooien,
knulde hijl
Inderdaad, hoe verder de achtëmoen toe-
zette, hoe zwaarder de lucht werd en hoe
lastiger de wind.
Tegen avond was hij geheel ontbonden en
stormde, alsof hij gansch de wereld had
willen vernielen.
Soms vloog hij hoog, met eenig, wild ge
rucht, van klakkende vlerken en holle, diepe
zuchten, die geperste ademtochten neer-joegen
tot den grond, waar ze spetterend uitstierven.
Soms ook daalde hij: af uit de hoogte,
reed seherreling al over de boomkruinen, die
wringend, in gelijke richting geslingerd, woe
lig bogen onder zijn duw en met ruw geweld
weer oversloegen, in akelig spil-gereutel.
Bij wijlen sleepte hij ten gronde, met er
barmelijk geklaag en langen nasleep van roe
felingen en ijselijke ontploffingen, tot hij in
Dan heeft hij: nieuwe plichten. Als hoofd
des gezins is hijg krachtens de stem der na
tuur, verplicht ook te zorgen voor vrouw en
kinderen. Hij moet voorzien in de noodwendig
heden van het leven, in de toekomst van het
gezin. Daartoe zijn niet alleen verbruikgoe-
deren, maar ook voortbrengingsgoederen noo
dig: daarenboven moeten die goederen ware
eigendom zijn om genoegzame waarborg voor
de toekomst te kunnen geven.
Het is eene heilige wet der natuur
dat de huisvader door levensonderhoud
en door al wat tot de verpleging be
hoort zorg drage voor hen die hij
zelf Iiecfi voortgebrachtook wordt hij
door de natuur gedreven voor zijne
kinderen, die toch den persoon van den
vader uitbeelden en om \eggens doen voort
teven, datgene te verkrijgen en te ver
werven, waarmede zij zich op het wis
selvallige levenspad op eerzame wijze
tegen den rampspoed kunnen verdedi
gen. Dit echter kan de huisvader op
gcene andere manier bewerken, dan
door liet bezit van vruchtdragende goe
deren, om ze op zijne kinderen bij er
fenis le laten overgaan.,,
Besluit: Het is den mensch geoorloofd
bijzendereii eigendom te bezitten; het is een
recht clat uit zijne redelijke natuur voort
vloeit, hetzij men hem beschouwe als een
ling of als hoofd van een gezin.
(Wordt voortgezet.)
Verleden jaar waren de zaai-maanden Oc-
tober-Novcniber-Decembër uitermate nat 't
regende schier onophoudelijk. Zeer veel boeren,
in natie, leege gronden konden niet zaaien;
n wat bij anderen gezaaid wierd, verrotte
in den grond of wierd, uitgekomen, door de
dekken afgeknaagd. Zoo komt het, dat .er
weinig partijen goed gelukt zijn vooral deze,
lie met tarwe bezaaid wierden. De rogge was,
n 't algemeen, beter gelukt.
Nu, in d'eerste dagen van Januari was 't
weere goed en veel boeren hebben die
icboone dagen te baat genomen, om nog
;ge, en veel tarwe te herzaaien of te zaaien.
Hier en daar 'ne stouterikzelfs, dorst
reeds haver zaaien.
Al die czaaiers» in 't (Nieuwjaarheb
ben op hun bezaaide landen goê weere ge
had een droog, licht vorstje.
Dat kan al goed lukken, maar zulke rogge
en tarwe zal toch later rijpe zijn ten oeste,
n zeker min beschot geven dan vroeger
gezaaide. Maar 't is nog beter wat of niet,
en die niets waagt, wint niets.
Er zijn er nog, die moesten tarwe zaaien
ds 't wat open, droog weer wordt. Langs
le rieschen liggen de baten", zeggen ze,
ui beter 'ne luis in de pot of geen
vet".
God gave, dat ze allen mochten welvaren
P. GHESQUIERE.
Zoo wiji het verleden week hebben gezegd,
heeft hoöfdminister de Broqueville een groo-
ie strijd begonnen. Zijn voorschrift luidt als
volgt! ill*
De plichten van den militairen staat legger
\an de leden van het leger op, buiten de twister
m'den strijd der partijen te blijven en zichib
mthouden van alle openbare uiting hunnet
lenkwijze
Zij mogen geen deel maken VAN KEN GE
'1EIM GENOOTSCHAP of van welkdanige in-
-telling, die een POLITIEK KARAKTER ol
politieke STREKKING heeft.
Daarover schrijft „Hel Handelsblad van
Antwerpen"e.
Door te verbieden aan de officieren,voorlaan,
ran de Loge deel te maken, heeft M. de Bro
jueville een maatregel genomen, die men vai
iver 60 jaar had moeten nemen en dien! in>!
lien tijd geen onzer Katholieke^Staalsmannei
ten moed bezat voor te stelllen.
Al wat de ongodsdienstigheid, het ongeloof,
te onverschilligheid in het leger kon bevorde
ren, is het werk van de Loge.
Welnu, voortaan is de kazerne het huis van al
onze zonen al onze zonen moeten er even vrij
ijn de geloovige moet zijn geloof er kunnen
de verre verte, met een bange schuifeling
stierf, om plots, met een verraderlijken wip
en woedend geweld, weerom boomen en hui
zen te bespringen, dat de spillen sloegen en
de daken kraakten en op hun steenzuilen
hieven.
De zon was in een bloedbad weggezonken
de zwarte banken rezen uit het diepste wes
ten en de wind joeg ze, met vervaarlijke snel
heid, in brekken en stukken door de ruimte.
t Was zoo eenig in 't Puidenstje. Vader
legde zwijgend de loovers aan, die hij, in
zijn beste dagen, bij herfsttijd opgerakeld had,
om kolen te besparen hij' staarde bijwijlen,
met zieke en koortsige blikken, naar vrouw
en dochter, die zwijgend speliewerkten, al
lken kant van de tafel soms liet hij ook
de blikken vallen op zijn oud, oud moeder
tje, dat in den anderen hóek van den heerd
te druilen zat, Tijk op de wereld en er
van.
De wind boorde door de spleten der ven
sters, sloop al onder de genre der voor
deur, het huis in, dweilend over den vloer,
blies in de vlamme van den heerd en sloeg
de brandende kaars onderste-boven.
Heel 't kotje schudde en daverde, kraak
te en piepte, onder zijn schromelijk beuken,
en deuren en linkers reutelden en klabber-
terden.
-i 't Zal een benouwelijke naoht zijn, steende
moeder.
Onze lezers weten dat, omtrent een maand geleden, nieuwe aardinstortingen de werken aan de vaart van Yper naar Komen hebben
beschadigd. Het zal hun diensvolgens niet onaangenaam zijn dat wij van deze gelegenheid gebruik maken om een kort historisch overzicht
mee te deelen over die vermaarden aart.
Naar het schijnt zou het eerste ge
dacht van de Yperleet aan de Leie te
verbinden, door een vaart van meer dan
18000 meters uitbreiding, ontstaan zijn
bij een Yperschen burger rond 1667.
't Is dus van vandaag niet dat er over de
vaart gesproken wordt.In de jarem6oo
en 1700 was men toch nooit ernstig van
zin dit gedacht ten uitvoer te brengen,
alhoewel de verschillige Staatsbesturen,
die van af 1667 België beheerden, zich
eenigzins met de zaak bekommerden.
Men zegt dat de vermaarde ingenieur
Vauban die plans uit de 17s eeuw zou
gekend hebben en veroordeeld.
Het is in den tweeden helft der ig"
eeuw dat de pogingen tot het verkrij
gen vi'n de vaart weerom hernomen
werden.
Op 1 Mii 1859 drukt het Ypersch
gemeentebestuur daarvoor een wensch
uit, bekrachtigd door den provincie-
laad ep 17 Juli, en naar 't gouverne
ment gestuurd op 24 Juli. Dit was het
begin der pogingen die een eerste be
kroning te gemoet gingen immers in
1862 werd het maken van de vaart ge
stemd. 't Was echter enkel op 3i Ja
nuari 1864 dat de uitvoeriogsconccssie
toegekend werd aan de firma Bucher
en Van Eecke. Op het einde van 't zelfde
jaar begon men de booring van den
tunnel van 700 meter lengte.en de werken gingen voort tot in 1873 alswanneer zij stopten en verlaten werden bij den val der
ondernemingsfirma.
Daar is om zoo te zeggen bet eersie werktijdvak. Ging het ten deele afgemaakte werk zoo blijven liggen zonder voortzetting en vol
tooiing Zulks mocht niet gebeuren. Op q September 1875 beslist de Ypersche gemeenteraad eene petitie van handelaars en nijveraars van
Yper en Dixmude tot den Minister van Geldwezen te ondersteunen om te bekomen dat de Staat de stil liggende werken zou overnemen en
zoo de voltooïng mogelijk maken. Op
3i December 1881 eindigden de onder
handelingen door een verdrag gesloten
met het afkoopings-naamloos-vennoot-
schap welke afkoop op 9 Mei 1886
goedgekeurd werd bij koninklijk be
sluit. In 1887 herbegonnen de werken
de funnel werd voltooid op 9 Juni 1892
en heel de vaart voleindigd einde van
't zelfde jaar. Men had bekomen wat
men wenschte.... alswanneer het groot
ongeluk voorviel op 28 juli i8o3 ge
beurde de instorting van den tunnel.
Daarmee eindigt op jammerlijke wijze
het tweede werktijdvak.
Zalmen nu den moed verliezen en bet
opgeven Neen In i3g6 is er eene
nieuwe aanvraag van herneming en
voltooïng der vaartwerken. 't Koste
moeite; want de ondervinding had ge
leerd dat het geen gemakkelijke on
derneming was doch zou het vernuft
van onze belgische ingenieurs de moei-
ijkheid niet kunnen overwinnen In
1902 werd een eerste Staatscrediet ge
seind van 200 000 fr. om de vooraf
gaande studiën te begnnen. 't Liep op
wieltjes niet eindelijk toch werd in
1910 de hervollooïng van de vaart
gestemd en de werken toevertrouwd
ian dc firma Monnoyer.
De plans werden veranderd, geen
'unnel meer, maar dit einde vaart zou
ook in open lucht liggen en daarom moeiten eenige sluisen meer gemaakt worden. Op 3 November deed men den tunnel springen met
4000 kilos Turpin's ontploffingspoeder.
Dank aan de welwillendheid der Heeren Monnoyer en van hunne bestuurder en ingenieurs is het ons mogelijk twee zichten mede te
deelen op de werken. Het eerste een der nieuw gebouwde sluisen; een tweede het delven van de vaart bij de nieuwe brug van Hollebeke.
Men bemerkt gemakkelijk hoe de glooïngen van de vaart met gewapend behon versterkt worden. Wordt voortgezet.
belijden en wie niet gelooft heeft geen dwang
'e vreezen.
Zoo verslaat het M de Broctueville en wie een
lalionaal leger verlangt, die moet hem toe-
luichen.
Maar.....
Van den kant der Loge heeft men natuur
lijk een antwoord klaar de vrijmetselarij doet
niet aan politiek.
leder weet, dat dit een leugen is, maai
de. Loge blijft het zonder blikken of blozen
beweren.
En zoo moet men den minister bewonderen
dat hiji den strijd heeft aanveerd.
Mocht de dag spoedig komen waarop wij'
hem -ook om de overwinning gelukwenschen
mogen.
Ik ben niet slapens-gezind, zei vader.
VIijn borst is toegeoeld en 'k vaar nog best
met op te zitten.
Een akkerbukle populier aan den noord
gevel, wette, onder het tinsen van den wind,
zijn jaarscheuten weg en weer, over het dak
en, plots, met een geweldige windzweep, sloeg
het uiteinde dei- kroonspil al over de kave
en loste een steen, die met benauwelijk ge
rucht, door de schoorpijp ketste en weer-
ketste en in de brandende loovers poefte,
dat de vonken door de keuken stoven.
Ze verschoten ongenadig; moeder en doch
ter lieten hun kussen vallen en Lena had
juist den tijd om Meetje te vangen, die plots
ontwaakte, van haar stoel opsprong en dreigde
in den heerd te vallen.
Is Remitje daar vroeg ze, onnoozel,
Ja, grootmoedertje, zei Lena, Remitje zal
seffens komen... Toe, slaap maar gerust, 't
is de kater die op den zolder moorscht.
:k Heb danig verschoten 1 Dat vort kotl
bromde vader.
Klaag niet, man, ruide moeder, bevend
nog, We zitten toch in 't droog hoor buiten,
hoe de regen kletst.
Inderdaad, de wind was lijk al op eens
gesust, en de regen viel in slagvlage neer,
trommelde en ronkle op het oud strooien-
dak en smoezelde spetterend op den voordam.
Moeder en Lëna zaten met moeite neer, of
er werd geweldig op de deur geklopt. Ze
Over drie, vier jaren, riep een socialistisch
gemeenteraadslid in den gemeenteraad van
Gent uit, dat ds liberalen geenen werkman
kunnen rieken
't Was bloedig
Dat belet niet dat die felle socialist 1111
met liberalen samen in het blauw-rood sche
pencollege te Gent, aan zooveel duizend fr.
per jaar) zetelt.
Maar 't geen hij zegde was doodeenvoudig de
waarheid, volgens hel liberale blad Le
Matinvan Antwerpen.
Het slaat vast, zegt dat blad, dat, voor
alle partijen, de politieke werking zich moet
sprongen nog eens op van 't verschotmaar
't klonk helder en klaar van buiten
Doet open, 't ïs goê volk
1 't Is Pol D'Haenc, zei vader1 'k versta hem.
Lena trok den grendel uit en de deur open
en Pol stapte binnen Elk 'n goen avond,
wenschte hij vriendelijk.
Wel, op Gods wereld toch 1 riep moedér
Braem, al met heur handen op de knieën
kletsend, Pol toch I wien we daar hebben?...
Ja, ik, in vel en vleesch, loech Pol...
Ik kom u storen, menschen, maar 't is toch
een hondeweer buiten en gieten is gieten!
Ik kom regelrecht uit Frankrijk om een paar
wreken thuis te blijven en binst het nu juist
zoo duivelseh zeevert, kan ik zoowel nu
goen-dag zeggen of later, de ramulte zal mis
schien ondertusschen stillen.
Ge zijl wel gekomen, jongen, zei vader
Braem, zet u maai- dicht biji 't vier, want ge
leektziet ge wel, jongen, we moeten dat
hier mikrsas aan boord leggen, en kramen
om er over te geraken, binst dat onze slech
terik het kolengeld verkwist in Frankrijk.
Pol keek sterreling in 't vier en zou gaan
antwoorden, met gemaakt wezen en gemaakte
woorden, toen Meetje plots het hoofd
1 echtend, hem met zijn uitgedoofde oogen
bezag en stotterend vroeg: Zijt ge Remitje?
Pol keek beteuterd en verlegen op naai
den ouden Braem maar Lëna dokte hem
op den schouder en legde den wijsvinger op
haar voorhoofd.
ontwikkelen in den zin der maatschappelijke
werking. ,'f) n; m n mm
De liberale partij heeft maar al te lang
gewacht dezen weg te betreden, en het is
hoog tijd dat ze poge den verloren tijd in
te winnen.1
Niet alleen zijn de liberalen niet vooruit
gegaan op sociaal gebied, maar 't geen ze
vroeger gesticht hadden, is uiteengevallen.
Oorzaak. Allemaal centenklievers, de libe
ralen, zei La Chronique destijds, en sedert
eenige maanden lijdt zij aan de slechte spijs
vertering van den vetten Nestor Wilrnart,
dien zij, nog op de maag heeft.
De jongen verstond haar en sprak flee-
mend tot het oud vrouwtje
Meetje, wees gerust en tjonk nog een
rulleke, Remi komt achter.
Ze is sim van kruisen in den bedorveling
gromde vader.
Is ze kindsch vroeg Pol.
Biji boften, antwoordde Lena. Als ze wel
uitgerust is, kan ze soms heel verstandig klap-,
pen, maar als ze wat lang ontwaakt is en
te vele klapt, 't overvalt haar, ze drimmelt
naar 't kasje, beziet Remi's portret: 't is
heel mijn Fernand zaliger, krijscht ze
en ze gaal weer in. heur zetel fokken, met
T hoofd weg en 't verstand op sprieten
bezie ze nu bunselen ze is twintig jaar
achteruit gewipt met haar gedachten en be
zig met Remi, als klein kind.
Zoo was liet Meetje had haar schorie
thoope gefronseld en tussehen den linkeren
arm en de borst gelegd met de oogen strak
op die foefeling vol teedeire bezorgdheid en
kalijnaehtige streelingen en duwtjes tegen 't
hert, begon ze met den stoel te djikkedjak-
ken en neuzelde met haar gebroken stem
het oud wiegeliedje
Dodderi douw en dotje douw dène,
Dodderi, kind, Remitje zoo klène.
Pol' was op zijn gemak niet't dacht hem
'dat zijn lierte toeoelde, en, alhoewel hij met
de toppen der lippen greinsde, toch voelde
hijl moer lust tot weenen, bij dat erbarmelijk
schouwspel;
f. „Wordt voortgezet."