I Bijvoegsel aan TRIMARD'S DE VAART VAN YPER NAAR KOMEN Ze gaai) Het al verslaan g Zaterdag 18 Januari 1913 Raadselprijkamp 1912 Rerum Novarum J[Een groote strijd Het Ypersche Volk! i w d o De Antwoorden 5. N U L Uitslagen der oplossingen Prijswinnaars a (3^ Vervolg) MENGELWERK N° 11 I I I DOBBEL SPEL Leest en Verspreidt i .-V Pi G D in te V( n v c 1 m 4« Reeks OCTOBER - NOVEMBER - DECEMBER 1. De Babeltoren. 2. Aan de wortel. r 3. 6/oembedden, ^a^buizeD, vingerhoeden, fumdschoenen, broeden (meerschen,moerassen) lucht kasteelen. 4 !Echt en recht, 't oud volk indachtig,^ Kinderlijk, niet kinderachtig, Ypersch, Vlaamsch en bovenal, God getrouw ik wezen zal. 6. Vuile reden Geld vuile zeden smelt. De tijd verslijt.'] r 7. Met G. 8. Kapitaal 9. Mei. IA Deze die stil staan. 11. Balkanoorlog. 12. Omdat zy niet kunnen bjjten terwijl zij bassen. 9 goede oplossingen. Delplace Maurice Vlamertinghe, 8 goede oplossingen. Raeckelboom Maria, Yper, 1, 4, 7, 8, 9, 10,11,12. Van Isacker Al Langemarck,1,2,7,8,9.10,11,12. 7 goede'oplossingen. D cock Elisa, Westvleteren, 1, 2, 7, 8, 9, 10,12 jj Roose Gerard, Wervick, 1, 2,3, 7, 8, 9,12. 6 goede'oplossingen. Hallaert Antoine, Yper, 1,4,7,9,11,12. 5 goede oplossingen. Devos Alfons, Bixschote,;i, 4, 9, 11, 12. Hoet G.,'Langemarck, 1, 7,10. 11, 12. Leroy Josef, Yper, 1, 4, 7, 9, 12. Toortelboom Jos.JNoordschote. 1, 7, 9,11, 12. Vanhouver Th., Westouter, 1,3, 9, 11,12. 4 goede oplossingen. Ghilgemyn Emiel, Zillebeke, 9, 10, 11, 12. Dacaestecker Irma, Poelcapelle, 1, 9,11, 12 3 goede oplossingen. Van Isacker, Langemarck, 1, 4, 7. 2 goede oplossingen. Slosse Gaston, Zonnebeke, 1, 3. 1 goede op lossing. Peckaert LeonifiJPoelcapelle, 9. Deceuninck Rachel, Oostvleteren, 1. Derycke Charles, Vlamertinghe, 1. Muyssen A., Langemarck, 1. Ttuant G., Langemarck, l. De eerste prijs aan Maurice Delplace, Vlamer tinghe,'(Trimards,,door Edward Vermeulen),! Da tweede prijzen aan [Maria Raeckelboom, Yper, (Het Geluk derü Huisgezinnen, don Henderix) en Al. Van Isacker, Langemarck, (Ren Offei des Levens, door Jos. Witlox, naai het Engelsch van Playfair.Moor Pater Finn) Prijzen af te halen ter drukkerij Callewaer De Meulenaere. Afschaffing vna persoonlijken eigendom b nadeelig voor den werkman. Dat heeft de parts reeds aangetoond. Om duidelijk te maken dat de oplossing van het arbeidsvraagstuk niet in de leering der Socialisten te vinden is. bewijst hij nu, ten tweede, dat afschaffing van persoonlijken eigendom daarbij nog pn- rechtveerdig is. Zijne bewijsvoering kunnen wij samenvat ten als volgt De mensch heeft recht om iets als per soonlijken eigendom te bezitten, en dat rechl is niet een recht hem door den Staat geschon ken, zooals b.v. het kiesrecht, maar een rechl dat hem van nature toebehoort. Dat blijkt 1. uit de redelijke natuur van den mensch; 2. uit (den aard van den arbeid des menschen 3. uit het algemeen gevoelen der volkeren; 4. uit de plichten van den mensch in de huiselijke samenleving. Het weze genoeg een kort woord aan te stippen over ieder van die vier bewijsgronden. f* 1. Vit 'de redelijke natuur van 'den mensch. Ieder wezen mag handelen volgens zijne natuur. Zoo mag een dier handelen en leven Vervolg i- December lag op zijn reeuwstrooi. Dagen lang reeds was het veld toegevrozen de zonne ketterde nog, doch verbleekt en fletsch. Uit den diepen Westen, zuiver nochtans en onbelast, rezen kleine, donkere waterhondjes, die in rasse vaart, dwers door de nog on bezoedelde lucht, het Oosten indreven en de wind sleepte ziek en zuchtig langs den grond. De jongens haalden hun hert op en sehijver- den, met de ijspeerden, over de gladde schors der meerschen 't zou immers dooien. Ook nevens het Puidenestje speelden de buurjongens katje op den grooten put en trokken de doorzijpelde, doch hard bevrozene vogelnesten van het riet los, waaruit, in zo mertijd, de fijntige jongskens, levenslustig de wereld invlogen. 't Mishandde vader 'Braem, wijl hij in den looverheerd rokkelde, dat de jongens zoo Le lijk tierden, bij den gevel van 't huis 3 als een dier een, mensch mag handelen en leven als een mensch, dat is 'als een redelijk, verstandelijk wezen. De rede, waarmede hij begaafd is, stelt den mensch in staat om niet alleen het tegenwoordige waar te nemen, maar cok om eenen blik te slaan in de toekomst, met hare wisselvalligheden en mogelijke el lenden:. Wat volgt daaruit Dat hij dan ook het recht heeft zich te verzekeren tegen de on zekerheid van de toekomst. Het is daar het geen hij doet als hij zich goederen in eigen dom aanschaft. De mensch dus, omdat hij, als redelijk wezen, verder ziet dan het tegenwoordige, mag voor de toekomst zorgen zijn redelijke natuur geeft hem het recht om zich goe deren blijvend toe te eigenen. Men bewere niet, met sommige socialisten, dat dit bewijs alleenlijk dan zou gelden, 'in dien er geen 'Staat bestond. Daar er nu overal Staten zijn, zeggen zij, is het best dat de Staat voor allen zorge. Daarop antwoordt de Paus dat het rechl op eigendom aan niemand door den Staat kan ontnomen worden. Dit recht komt im rners den mensch toe krachtens zijne natuur, en de mehschelijke natuur is ouder dan dc Staat. Voor dat een Staat bestond, bezat de mensch zijne natuur en de rechten die eruit voortvloeien die rechten, onidat zijl in de natuur liggen, moeten dan ook door den Staat geëerbiedigd en gehandhaafd worden. 1 2. Uit den aard van 's menschen ar beid. De aard van den menschelijken arbeid is, dat om zeggens de stempel van zijn eiger, persoon, door den mensch, als hij den grond bewerkt, op dien grond wordt ingedrukt. Dc aarde levert wel vruchten op, maar eerst moei de. mensch den grond bebouwen en verzorgen. Daardoor verbindt hij aan zich zeiven dat gedeelte van den grond waaraan hij zijne rgen besteedt, hij drukt er den stempel op van zijn eigen persoon, zoodat hei volkomen rechtmatig moet zijn dat dil gedeelte van de stoffelijke natuur zijn volle eigendom weze en dat het nie mand vrij staat op eenige wijze zijn persoonlijk recht te schenden. De Paus doet opmerken dat het verwon der!ijk is hoe sommigen met die leering nief instemmen, daar -de gegeven bewijzen toch zoo duidelijk zijn. Zij aanveerden wel dat hel gebruik van den grond en de voortbrengselen aan bijzonderen toebehooren, maar niet de grond zelf. En tóch, met die theorie, wordt de mensch beroofd van hetgeen hij door zij nen arbeid verworven heeft. De. akker immers, door 's land mans hand en kunst bewerkt, verandert veel van toe stand: van boschachtig wordt hij vrucht dragend, van onvruchtbaar wordt hij vruchtbaar gemaakt. Hetgeen nu, waar door hij beter is gewordenis zoo vast aan den grond verbonden en innig daarmede vermengd, dat het, voor het grootste gedeelte, er niet van te scheiden is. Welnu, dat iemand zich meestei makt en geniete van hetgeen waarvoor een ander zijn zweet vergoten heeft, kan dc rechlveerdtgheid dat toelaten?,, r*i 3. Uit het overeenstemmend gevoel dei volkeren. Bij alle volkeren, zoowel in de oudheid als op onze dagen, heeft bijzondere of persoon lijke eigendom bestaan. Als alle menschen dat recht erkend hebben, dan blijikt het dat er geen twijfel over mogelijk was. Wel is waar zijn er sommigen die, onder aanvoering van De. Laveleye (1822-1892), hou den staan dat in overoude tijden overal het collectivisme beerschte maar, zooals we la ter zullen zien, «die stelling is volkomen on waar. Niet alleen de burgerlijke wetten beschermen en verdedigen dén eigendom maar ook de goddelijke wet, die zelfs, in de -Tien Geboden, het verlangen naar andermans goed verbiedt. 4. Uit de plichten van den mensch in de huiselijke samenleving. De mensch, als eenling, op zich Zelf staan de, heeft het rechl goederen te bezitten ir vollen eigendom. Dat blijkt duidelijk uit de voorgaande bewijzen. Maar dat recht dringt zich nog veel meer op, als wij den mensch beschouwen als hoofd des huisgezins. Maar ja, zegde hijl al hijchelend, aan moeder, die ze wilde wegjagen laat ze duivelmenten, wijl hebben ook kind geweest. Moeder bleef dus aan 't werk bijl 't venster, nevens Lena. de boutjes rolden en rabbel den weerom over den ronden rug van het spellewerkkussen, en de jongens ook, moorsch- ten voort. Vader Braem was meer gepakt aan de horst dan gewoonte, hij voelde lijk een last, die zwaar woog en de adempijpen wareri toegezwollen 't Zal dooien, 't zal voorzeker dooien, knulde hijl Inderdaad, hoe verder de achtëmoen toe- zette, hoe zwaarder de lucht werd en hoe lastiger de wind. Tegen avond was hij geheel ontbonden en stormde, alsof hij gansch de wereld had willen vernielen. Soms vloog hij hoog, met eenig, wild ge rucht, van klakkende vlerken en holle, diepe zuchten, die geperste ademtochten neer-joegen tot den grond, waar ze spetterend uitstierven. Soms ook daalde hij: af uit de hoogte, reed seherreling al over de boomkruinen, die wringend, in gelijke richting geslingerd, woe lig bogen onder zijn duw en met ruw geweld weer oversloegen, in akelig spil-gereutel. Bij wijlen sleepte hij ten gronde, met er barmelijk geklaag en langen nasleep van roe felingen en ijselijke ontploffingen, tot hij in Dan heeft hij: nieuwe plichten. Als hoofd des gezins is hijg krachtens de stem der na tuur, verplicht ook te zorgen voor vrouw en kinderen. Hij moet voorzien in de noodwendig heden van het leven, in de toekomst van het gezin. Daartoe zijn niet alleen verbruikgoe- deren, maar ook voortbrengingsgoederen noo dig: daarenboven moeten die goederen ware eigendom zijn om genoegzame waarborg voor de toekomst te kunnen geven. Het is eene heilige wet der natuur dat de huisvader door levensonderhoud en door al wat tot de verpleging be hoort zorg drage voor hen die hij zelf Iiecfi voortgebrachtook wordt hij door de natuur gedreven voor zijne kinderen, die toch den persoon van den vader uitbeelden en om \eggens doen voort teven, datgene te verkrijgen en te ver werven, waarmede zij zich op het wis selvallige levenspad op eerzame wijze tegen den rampspoed kunnen verdedi gen. Dit echter kan de huisvader op gcene andere manier bewerken, dan door liet bezit van vruchtdragende goe deren, om ze op zijne kinderen bij er fenis le laten overgaan.,, Besluit: Het is den mensch geoorloofd bijzendereii eigendom te bezitten; het is een recht clat uit zijne redelijke natuur voort vloeit, hetzij men hem beschouwe als een ling of als hoofd van een gezin. (Wordt voortgezet.) Verleden jaar waren de zaai-maanden Oc- tober-Novcniber-Decembër uitermate nat 't regende schier onophoudelijk. Zeer veel boeren, in natie, leege gronden konden niet zaaien; n wat bij anderen gezaaid wierd, verrotte in den grond of wierd, uitgekomen, door de dekken afgeknaagd. Zoo komt het, dat .er weinig partijen goed gelukt zijn vooral deze, lie met tarwe bezaaid wierden. De rogge was, n 't algemeen, beter gelukt. Nu, in d'eerste dagen van Januari was 't weere goed en veel boeren hebben die icboone dagen te baat genomen, om nog ;ge, en veel tarwe te herzaaien of te zaaien. Hier en daar 'ne stouterikzelfs, dorst reeds haver zaaien. Al die czaaiers» in 't (Nieuwjaarheb ben op hun bezaaide landen goê weere ge had een droog, licht vorstje. Dat kan al goed lukken, maar zulke rogge en tarwe zal toch later rijpe zijn ten oeste, n zeker min beschot geven dan vroeger gezaaide. Maar 't is nog beter wat of niet, en die niets waagt, wint niets. Er zijn er nog, die moesten tarwe zaaien ds 't wat open, droog weer wordt. Langs le rieschen liggen de baten", zeggen ze, ui beter 'ne luis in de pot of geen vet". God gave, dat ze allen mochten welvaren P. GHESQUIERE. Zoo wiji het verleden week hebben gezegd, heeft hoöfdminister de Broqueville een groo- ie strijd begonnen. Zijn voorschrift luidt als volgt! ill* De plichten van den militairen staat legger \an de leden van het leger op, buiten de twister m'den strijd der partijen te blijven en zichib mthouden van alle openbare uiting hunnet lenkwijze Zij mogen geen deel maken VAN KEN GE '1EIM GENOOTSCHAP of van welkdanige in- -telling, die een POLITIEK KARAKTER ol politieke STREKKING heeft. Daarover schrijft „Hel Handelsblad van Antwerpen"e. Door te verbieden aan de officieren,voorlaan, ran de Loge deel te maken, heeft M. de Bro jueville een maatregel genomen, die men vai iver 60 jaar had moeten nemen en dien! in>! lien tijd geen onzer Katholieke^Staalsmannei ten moed bezat voor te stelllen. Al wat de ongodsdienstigheid, het ongeloof, te onverschilligheid in het leger kon bevorde ren, is het werk van de Loge. Welnu, voortaan is de kazerne het huis van al onze zonen al onze zonen moeten er even vrij ijn de geloovige moet zijn geloof er kunnen de verre verte, met een bange schuifeling stierf, om plots, met een verraderlijken wip en woedend geweld, weerom boomen en hui zen te bespringen, dat de spillen sloegen en de daken kraakten en op hun steenzuilen hieven. De zon was in een bloedbad weggezonken de zwarte banken rezen uit het diepste wes ten en de wind joeg ze, met vervaarlijke snel heid, in brekken en stukken door de ruimte. t Was zoo eenig in 't Puidenstje. Vader legde zwijgend de loovers aan, die hij, in zijn beste dagen, bij herfsttijd opgerakeld had, om kolen te besparen hij' staarde bijwijlen, met zieke en koortsige blikken, naar vrouw en dochter, die zwijgend speliewerkten, al lken kant van de tafel soms liet hij ook de blikken vallen op zijn oud, oud moeder tje, dat in den anderen hóek van den heerd te druilen zat, Tijk op de wereld en er van. De wind boorde door de spleten der ven sters, sloop al onder de genre der voor deur, het huis in, dweilend over den vloer, blies in de vlamme van den heerd en sloeg de brandende kaars onderste-boven. Heel 't kotje schudde en daverde, kraak te en piepte, onder zijn schromelijk beuken, en deuren en linkers reutelden en klabber- terden. -i 't Zal een benouwelijke naoht zijn, steende moeder. Onze lezers weten dat, omtrent een maand geleden, nieuwe aardinstortingen de werken aan de vaart van Yper naar Komen hebben beschadigd. Het zal hun diensvolgens niet onaangenaam zijn dat wij van deze gelegenheid gebruik maken om een kort historisch overzicht mee te deelen over die vermaarden aart. Naar het schijnt zou het eerste ge dacht van de Yperleet aan de Leie te verbinden, door een vaart van meer dan 18000 meters uitbreiding, ontstaan zijn bij een Yperschen burger rond 1667. 't Is dus van vandaag niet dat er over de vaart gesproken wordt.In de jarem6oo en 1700 was men toch nooit ernstig van zin dit gedacht ten uitvoer te brengen, alhoewel de verschillige Staatsbesturen, die van af 1667 België beheerden, zich eenigzins met de zaak bekommerden. Men zegt dat de vermaarde ingenieur Vauban die plans uit de 17s eeuw zou gekend hebben en veroordeeld. Het is in den tweeden helft der ig" eeuw dat de pogingen tot het verkrij gen vi'n de vaart weerom hernomen werden. Op 1 Mii 1859 drukt het Ypersch gemeentebestuur daarvoor een wensch uit, bekrachtigd door den provincie- laad ep 17 Juli, en naar 't gouverne ment gestuurd op 24 Juli. Dit was het begin der pogingen die een eerste be kroning te gemoet gingen immers in 1862 werd het maken van de vaart ge stemd. 't Was echter enkel op 3i Ja nuari 1864 dat de uitvoeriogsconccssie toegekend werd aan de firma Bucher en Van Eecke. Op het einde van 't zelfde jaar begon men de booring van den tunnel van 700 meter lengte.en de werken gingen voort tot in 1873 alswanneer zij stopten en verlaten werden bij den val der ondernemingsfirma. Daar is om zoo te zeggen bet eersie werktijdvak. Ging het ten deele afgemaakte werk zoo blijven liggen zonder voortzetting en vol tooiing Zulks mocht niet gebeuren. Op q September 1875 beslist de Ypersche gemeenteraad eene petitie van handelaars en nijveraars van Yper en Dixmude tot den Minister van Geldwezen te ondersteunen om te bekomen dat de Staat de stil liggende werken zou overnemen en zoo de voltooïng mogelijk maken. Op 3i December 1881 eindigden de onder handelingen door een verdrag gesloten met het afkoopings-naamloos-vennoot- schap welke afkoop op 9 Mei 1886 goedgekeurd werd bij koninklijk be sluit. In 1887 herbegonnen de werken de funnel werd voltooid op 9 Juni 1892 en heel de vaart voleindigd einde van 't zelfde jaar. Men had bekomen wat men wenschte.... alswanneer het groot ongeluk voorviel op 28 juli i8o3 ge beurde de instorting van den tunnel. Daarmee eindigt op jammerlijke wijze het tweede werktijdvak. Zalmen nu den moed verliezen en bet opgeven Neen In i3g6 is er eene nieuwe aanvraag van herneming en voltooïng der vaartwerken. 't Koste moeite; want de ondervinding had ge leerd dat het geen gemakkelijke on derneming was doch zou het vernuft van onze belgische ingenieurs de moei- ijkheid niet kunnen overwinnen In 1902 werd een eerste Staatscrediet ge seind van 200 000 fr. om de vooraf gaande studiën te begnnen. 't Liep op wieltjes niet eindelijk toch werd in 1910 de hervollooïng van de vaart gestemd en de werken toevertrouwd ian dc firma Monnoyer. De plans werden veranderd, geen 'unnel meer, maar dit einde vaart zou ook in open lucht liggen en daarom moeiten eenige sluisen meer gemaakt worden. Op 3 November deed men den tunnel springen met 4000 kilos Turpin's ontploffingspoeder. Dank aan de welwillendheid der Heeren Monnoyer en van hunne bestuurder en ingenieurs is het ons mogelijk twee zichten mede te deelen op de werken. Het eerste een der nieuw gebouwde sluisen; een tweede het delven van de vaart bij de nieuwe brug van Hollebeke. Men bemerkt gemakkelijk hoe de glooïngen van de vaart met gewapend behon versterkt worden. Wordt voortgezet. belijden en wie niet gelooft heeft geen dwang 'e vreezen. Zoo verslaat het M de Broctueville en wie een lalionaal leger verlangt, die moet hem toe- luichen. Maar..... Van den kant der Loge heeft men natuur lijk een antwoord klaar de vrijmetselarij doet niet aan politiek. leder weet, dat dit een leugen is, maai de. Loge blijft het zonder blikken of blozen beweren. En zoo moet men den minister bewonderen dat hiji den strijd heeft aanveerd. Mocht de dag spoedig komen waarop wij' hem -ook om de overwinning gelukwenschen mogen. Ik ben niet slapens-gezind, zei vader. VIijn borst is toegeoeld en 'k vaar nog best met op te zitten. Een akkerbukle populier aan den noord gevel, wette, onder het tinsen van den wind, zijn jaarscheuten weg en weer, over het dak en, plots, met een geweldige windzweep, sloeg het uiteinde dei- kroonspil al over de kave en loste een steen, die met benauwelijk ge rucht, door de schoorpijp ketste en weer- ketste en in de brandende loovers poefte, dat de vonken door de keuken stoven. Ze verschoten ongenadig; moeder en doch ter lieten hun kussen vallen en Lena had juist den tijd om Meetje te vangen, die plots ontwaakte, van haar stoel opsprong en dreigde in den heerd te vallen. Is Remitje daar vroeg ze, onnoozel, Ja, grootmoedertje, zei Lena, Remitje zal seffens komen... Toe, slaap maar gerust, 't is de kater die op den zolder moorscht. :k Heb danig verschoten 1 Dat vort kotl bromde vader. Klaag niet, man, ruide moeder, bevend nog, We zitten toch in 't droog hoor buiten, hoe de regen kletst. Inderdaad, de wind was lijk al op eens gesust, en de regen viel in slagvlage neer, trommelde en ronkle op het oud strooien- dak en smoezelde spetterend op den voordam. Moeder en Lëna zaten met moeite neer, of er werd geweldig op de deur geklopt. Ze Over drie, vier jaren, riep een socialistisch gemeenteraadslid in den gemeenteraad van Gent uit, dat ds liberalen geenen werkman kunnen rieken 't Was bloedig Dat belet niet dat die felle socialist 1111 met liberalen samen in het blauw-rood sche pencollege te Gent, aan zooveel duizend fr. per jaar) zetelt. Maar 't geen hij zegde was doodeenvoudig de waarheid, volgens hel liberale blad Le Matinvan Antwerpen. Het slaat vast, zegt dat blad, dat, voor alle partijen, de politieke werking zich moet sprongen nog eens op van 't verschotmaar 't klonk helder en klaar van buiten Doet open, 't ïs goê volk 1 't Is Pol D'Haenc, zei vader1 'k versta hem. Lena trok den grendel uit en de deur open en Pol stapte binnen Elk 'n goen avond, wenschte hij vriendelijk. Wel, op Gods wereld toch 1 riep moedér Braem, al met heur handen op de knieën kletsend, Pol toch I wien we daar hebben?... Ja, ik, in vel en vleesch, loech Pol... Ik kom u storen, menschen, maar 't is toch een hondeweer buiten en gieten is gieten! Ik kom regelrecht uit Frankrijk om een paar wreken thuis te blijven en binst het nu juist zoo duivelseh zeevert, kan ik zoowel nu goen-dag zeggen of later, de ramulte zal mis schien ondertusschen stillen. Ge zijl wel gekomen, jongen, zei vader Braem, zet u maai- dicht biji 't vier, want ge leektziet ge wel, jongen, we moeten dat hier mikrsas aan boord leggen, en kramen om er over te geraken, binst dat onze slech terik het kolengeld verkwist in Frankrijk. Pol keek sterreling in 't vier en zou gaan antwoorden, met gemaakt wezen en gemaakte woorden, toen Meetje plots het hoofd 1 echtend, hem met zijn uitgedoofde oogen bezag en stotterend vroeg: Zijt ge Remitje? Pol keek beteuterd en verlegen op naai den ouden Braem maar Lëna dokte hem op den schouder en legde den wijsvinger op haar voorhoofd. ontwikkelen in den zin der maatschappelijke werking. ,'f) n; m n mm De liberale partij heeft maar al te lang gewacht dezen weg te betreden, en het is hoog tijd dat ze poge den verloren tijd in te winnen.1 Niet alleen zijn de liberalen niet vooruit gegaan op sociaal gebied, maar 't geen ze vroeger gesticht hadden, is uiteengevallen. Oorzaak. Allemaal centenklievers, de libe ralen, zei La Chronique destijds, en sedert eenige maanden lijdt zij aan de slechte spijs vertering van den vetten Nestor Wilrnart, dien zij, nog op de maag heeft. De jongen verstond haar en sprak flee- mend tot het oud vrouwtje Meetje, wees gerust en tjonk nog een rulleke, Remi komt achter. Ze is sim van kruisen in den bedorveling gromde vader. Is ze kindsch vroeg Pol. Biji boften, antwoordde Lena. Als ze wel uitgerust is, kan ze soms heel verstandig klap-, pen, maar als ze wat lang ontwaakt is en te vele klapt, 't overvalt haar, ze drimmelt naar 't kasje, beziet Remi's portret: 't is heel mijn Fernand zaliger, krijscht ze en ze gaal weer in. heur zetel fokken, met T hoofd weg en 't verstand op sprieten bezie ze nu bunselen ze is twintig jaar achteruit gewipt met haar gedachten en be zig met Remi, als klein kind. Zoo was liet Meetje had haar schorie thoope gefronseld en tussehen den linkeren arm en de borst gelegd met de oogen strak op die foefeling vol teedeire bezorgdheid en kalijnaehtige streelingen en duwtjes tegen 't hert, begon ze met den stoel te djikkedjak- ken en neuzelde met haar gebroken stem het oud wiegeliedje Dodderi douw en dotje douw dène, Dodderi, kind, Remitje zoo klène. Pol' was op zijn gemak niet't dacht hem 'dat zijn lierte toeoelde, en, alhoewel hij met de toppen der lippen greinsde, toch voelde hijl moer lust tot weenen, bij dat erbarmelijk schouwspel; f. „Wordt voortgezet."

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche Volk (1910-1915, 1927-32) | 1913 | | pagina 4