t Ypersche Vo yan Yper) ONZE TEELTEN. Voeding der Dieren. aan Zaterdag, 25 januari lf913 Nitrische Stikstof en Ammoniakale Stikstof. Het vraagstuk der stikstof heeft reeds veel pennen in beweging gebracht en zal nog veel bespre kingen uitlokken, omdat er nog altijd menschen gevonden worden die, hetzij door vooringenomen heid, hetzij uit eigenbelang, de werkelijkheid blijven loochenen, 't Is reeds geruimen tijd dat men weet hoe de verschillende stik- stofvormen, voor hunne uitwer king en voor hunne opneembaar heid op elkander in dalende waarde volgen:Nitrische stikstof, ammoniakale stikstof en organi sche stikstof. Sommige schrijvers steunen zich op de spoedige nitrificatie der ammoniakale stikstof in bijzondere omstandigheden en op beschouwingen van bijzonderen aard om te beweeren, dat beide stikstofvormen op landbouwge bied dezelfde waarde hebben,ter wijl nochtans de ondervinding op afdoende wijze aantoont, dat de uitwerking van de nitrische stik stof spoediger en zekerder is dan die der ammoniakale en der orga nische stikstof. Dr Paul Wagner, Bestuurder van het Landbouwproefstation te Darmstadt, heeft zich opnieuw met dit vraagstuk beziggehouden en behandelt hetzelve in eene brochuür Die Ammoniak und Salpeterdungungs Frage welke .door M. P. Pipers, professor in landbouwkunde, uit het Duitsch is overgezet geworden. Het is onmogelijk dit werk in eenige regels samen te vatten, men zou het geheel en al moeten overdrukken, zoo belangrijk is het. Wij zullen er ons daarom bij bepalen, de voornaamste beslui ten van Dr Paul Wagner hier kenbaar te maken. Na herinnerd te hebben dat re nitrische stikstof het bestgeschikt is om tot voeding der gewassen te dienen en na aangetoond te hebben, dat al de proeven in volle veld uitgevoerd door Warrington. Bessier, Samek, Stutzer, Maercker, Lawes en Gilbert bewezen hebben dat de ammoniakale stikstof in •ammo- niaksulfaat minder waard is dan denitrischestikstof in chilinitraat, herneemtde schrijver op grondige wijze dit zelfde vraagstuk, zoo wel door proefteelten in potten als door proeven in vollen grond. Naar aanleiding der potproe- ven 33 reeksen met 1800 teelt- potten met verschillende gron den, op verschillende gewassen en met verschillende dosissen van nitrische en van ammoniakale stikstof, besluit M.P- Wagner dat de ammoniakale stikstof 94 t.h. der bemestingswaarde van de kan bedragen, wanneer alle stik- 23 stofverlies verhinderd en alle belem merende oorzaken voor de uitwerking \ler stikstof uit den weg geruimd zijn. Volgens de proeven in vollen grond, ten getale van 1074 over zeven jaren verdeeld, bereikt de bemestingswaar de van de ammonia kale stikstof 74 t.h. van de waarde der nitrische stikstof. Opmerkenswaardig is het, dat de proeven te Halle, Bernburg, Bonne en Köslin, in delandb, uw- stations uit evoerd, juist dezelfde uitslagen opleveren als de proe ven te Darmstadt. Er is groote overeenstemming tusschen de uitslagen van onze proeven, zegt Dr Wagner, en die der andere proefstations. De bemestingswaarde, evenals het benuttigingscijfer van het arnmo- niaksulfaat staat een vierde bene den de nitrische stikstof. Stellen wij deze laatste voor door 100, dan bedraagt het cijfer der ammoniakale stikstof slechts 75. Om met ammoniaksulfaat (20 t.h. stikstof) zooveel meeropbrengst te ver krijgen als met 100 kg. chilinitraat moet men gemiddeld ook 100 kg. aan wenden. Zoodat men voor 100 kg ammoniaksulf aat niet meer mag beta len dan voor 100 kg. nitraat. Waaraan moet die mindere waarde der ammoniakale stikstof worden toegeschreven Daar bestaan verschillende oorzakenVooreerst ontstaat er stikstofverlies, wanneer men de ammoniakale stikstof over een kalkrijken grond uitgestrooit. Dit verlies wordt vermeden door het sulfaat goed in te werken, ofwel door- vermenging van 2 deelen superphosphaat met 1 deel sul faat. Deze laatste meststof is niet gepast voor oppervlakkige aanwen ding. Het vervliegen is echter - niet alleen de oorzaak der minder waarde van ammoniakale stikstof, daarbij komt nog de langzame of onvolledige nitrificatie en het weerhouden der stikstof door sommige bodem bacteriën. Uit het werk van Dr Wagner blijkt, dat men tot op heden nog niet juist te weten is gekomen, hoe het ammoniaksulfaat moet gebruikt worden om er het meeste nut uit te trekken. De schrijver haalt eene gansche reeks punten aan, welke kunnen opgelost worden door verge lijkende proefteelten met ammo niakale en nitrische stikstof; daarbij geeft hij aanduidingen over de inrichtingswijze der teel ten en over de bespreking der verkregen uitslagen. Niet abijd kunnen de opbreng sten in aanmerking komen, zegt schrijver, zelfs nog niet wanneer de parallelperceelen genoegzame overeenkomst aanbieden. Op de eerste plaatst is het noodzakelijk dat de meststof, welke tot verge lijking is gebruikt geworden, hier het chilinitraat, hare volle uitwer king heeft kunnen opleveren. Onze talrijke proefteelten, zegt M. Wagner, evenais de proeven van andere landbouwkundigen, hebben bewezen, dat 100 kg. nitraat kunnen opleveren 400 kg. graan met de overeenstem mende hoeveelheid stroo 5000 kg. v oederbeeten 2500 kg. sub kerbeeten 2500 kg. aardappelen, met de overeenstemmende hoe veelheid loof, wanneer het nitraat tot volle uitwerking komt. Deze getallen verbeelden dus de nor male uitwerking van het nitraat, welke men met het ammoniak sulfaat moet trachten te berei ken. Daartoe is men echter tot op heden nog niet geraakt. Tomaten, welke in bijna alle groen tetuinen gevonden voorden, worden in Frankrijk, rond Jonquières over eene uitgestrektheid van bijna 60 hectaren geteeld,. In Januari worden de zaden in de broeibakken gezaaid en de plantjes worden in Februari onder ramen üit- geplant. Zoodra de'Stand weer te dicht wordt, jdant men opnieuw uit, telkens met wat grond om de wortelen. In vollen grond wordt in de maand Mei geplant. De grond werd reeds in den Herfst omgespit, met 20.000 kg. stalmest pei hectarein de Lente izordt andermaal gespit, met toepassing van 400 kg. su perphosphaat en 250chloor po tasch. De rijen zijn 1 tot lm20 van elkander verwijderd en tusschen de planten blijft een afstand van 0.50 tot 0.60 centim. Bij de planting en acht dagen daar na wordt overvloedig begoten, om hel aangroeien te bevorderen en men geeft daarbij 150 kg. nitraat per hectare. De grond moet 'dikwijls opgehakt wordenom zuiver en frisch te blijven. Tegen einde Juni of begin van Juli, worden de planten 0.30 tot 0.40 rn. aangeaard. Eindelijk worden de plan ten, gedurende de maand Juni, met bordeleesuhe pap besproeid, om ze te bevrijden tegen rfephytophtora infestans, Door het uitnijpen der koppen be vordert men de opbrengst: men behoudt slechts eenige bossen bloemen en men nijpt voortdurend de bovenste weg. De opbrengst, per hectare bedraagt gemiddeld 33.000 kg Degenen, die reklaam maken voor het ammoniaksulfaat en die tezelfder tijd het inzicht hebben het concurree- rend producthet Chilinitraat, te be- nadeeligcn zooals dit gedaan wordt in de gewone aankondigingen van het sulfaat - ontwikkelen vooral de twee volgende punten 1° De gemakkelijke nitrificatie van de ammoniakale stik stof2° de doorzijpeling en het verlies van de nitrische stikstof in den onder grond. Indien de ammoniakale stikstof zoo gemakkelijk nitrifeert, dan is er op dit oogenblik niets meer over dan nitri sche stikstof van al het sulfaat dat in October op de wintergranen werd aan gewend. Immers de weersgesteldheid der drie laatste maand.en van het jaar heeft voortdurend de nitrificatie be gunstigd. Maar indien de nitrische stikstof zoo spoedig in den ondergrond wég- zijpelt, dan is al de stikstof van het sulfaat nu verloren, want de overvloe dige en aanhoudende regens moeten den akker hebben uitgewasschen. Indieiï dus de stelsels van de sulfaat- propaganda juist zijn, dan hebben de landbouwers die in den Herfst ammo niaksulfaat op de wintergranen ge bruikten hun geld langs de vensters uitgeworpen. Wij geven hun bijge volg den raad zich eene nieuwe uitgave te getroosten om nitraat aan te koopen. want zonder stikstof komt het op niets uit met de granenteelt. De landbouwers die in den Herfst de onvoorzichtigheid niet begingen van toen reeds den stikstofmest aan te koopen en uit te strooien, moeten niet meer le lang wachten. Op rogge vooral is het nu reeds tijd om nitraat uil le strooien, en na de intstrpo>ingindien grond en wederzulks toelatenmag men het graan eggen, dat kan niet anders dan deugd doen. Men kan voorzien dal er dit jaar veel graanvelden zullen gevonden worden, welke beneden de gemiddelde opbrengst zullen blijven, indien men geen nitraat aanwendtmaar die door toepassing van 100, 200 of 300 k. nitraat per hectare, volgens de teelt- vaovwaarden, een meeropbrengst van 3Ö0 kg. graan per 100 kg. gebruikt nitraat zullen opleveren. DE ZEMELEN Sgmmige lezers hebben het verlangen uitgedrukt in het kort hier beschreven te zien, hoe dé voornaamste onzer cultuur- gewassen moeten behandeld worden. Dit zullen wij zeer in 't kort beschrijven ons bepalende tot voorschriften van algemee- n'en aard. Inderdaad de hoeveelheid en ook de soort der meststoffen verschillen ook volgens de samenstelling en de vrucht baarheid van den bebouwden akker, zoo dat men geene algemeene bemestingsfor- mules kan voorschrijven de formules die wij opgeven kunnen tot leiddraad dienen en moeten in sommige omstandigheden gewijzigd worden. Ze zijn gegrond op meststoffen welke een gehalte hebben van 12 tot 14 t. h. phosphorzuur in super phosphaat; 16 tot 18 t.h. in Thoniasslak- ken 50 t. h. potasch in chloorpotasch 12.5 t. h. potasch in kaïniet 15.5 t. h. nitrische stikstof in chilinitraat. Tarwe. Tarwe eischt een vrucht baren, niet te lichten akkergrond, tamelijk, diepe bouw voor, goede bewerking, réinen akker. In de teeltwisseling kan tarwe goed op klaver en op aardappelen volgen. Na beeten is de akker minder geschikt, omdat deze te laat op het veld' blijven. Te zamen met stalmest en na klaver kan men met voordeel 600 kg. Thomasslakken met de eerste ploeging inwerken, ofwel 200 tot 600 kg. superphosphaat. Men verkrijgt ook goede uitslagen door het aanwenden van beide meststoffen 200 tot 300 kg. Thomasslakken bij het eerste ploegen in werken. zoo vroeg mogelijk in Augustus of September en 150 tot 200 kg. super phosphaat bij de zaaiing. Indien men geen stalmest gebruikt, moet men tezelf dertijd als de phosphormest 400 kg. kaïniet of 100 kg. chloorpotasch inwerken. Als stikstofmest geve men 200 tot 300 kg. chilinitraat, waarvan men 50 kg. in den Herfst kan' toepassen en het overige na den Winter; zeer vroegtijdig wanneer de tarwe niet dicht staat, anders wat later. In de proefnemingen van M. Paul De Vuyst, te Borsbeke, werden de beste uit slagen verkregen met 300 kg. chilinitraat en 600 kg. superphosphaat op tarwe na aardappelen en 150kg. chilinitraat en 450 kg. superphosphaat op tarwe na klaver. Gerst. In middelmatig zwaren, niet te vochtigen, kalkachtigen léemgrond groeit de gerst goed. De akker moet niet te diep, maar goed bewerkt worden, hij moet vruchtbaar zijn en rein. Eene rechtstreeksche toepassing van stalmest is niet aan te bevelen. Volgens Maercker dient men te gebrui ken 100 tot 150 kg. chilinitraat en 300 kg, superphosphaat, in lichteren grond zal men met 400 tot 600 kg, kaïniet goede opbrengsten verkrijgen. Haver. Op alle grondsoorten kan haver gewonnen worden, zelfs op nieuw ontgonnen gronden. Men moet zoo vroeg mogelijk vóór denWinter den grond diep beploegen. De akker moet rein zijn. Met 35.000 kg. goeden slalmest kan men een schoonen oogst winnen doch de hoeda nigheid van den stal piest laat dikwijls te verlangen over en dan is het voordeelig kunstmest te gebruiken. Met stalmest, vóór den winter ingeploegd, zal men in de lente 150 kg. chilinitraat aanwenden zonder stalmest is er van 200 tot 400 kg. nitraat noodig. Het toepassen van 200 tot 500 kg. superphosphaat is altoos noodza kelijk om een goede opbrengst te winnen. Wanneer na de haver moet klaver komen, geeft M. DeVüyst, als bemestings- formuul, volgens zijne proefteelten 225 k, nitraat, 600 kg. superphosphaat. Om de klaver te bevorderen voege men daarbij 400 tot 600 kg kaïniet. Men kan ook het superphosphaat vervangen door 800 kg. Thómasslakken vóór den winter toege past. Rogge. Lichte, niet vochtige, diep en vroeg bewerkte grond is voor rogge gepast. Dit graangewas kan goed volgen op tarwe of aardappelen, Als meststoffen kan men gebruiken 200 tot 300 kg. chili nitraat, waarvan 50 kg, bij de zaaiing, het overige zeer vroeg in de lente 300 tot 500 kg. superphosphaat. Ook verkrijgt men goede uitslagen met, in plaats van super phosphaat, 600 k. Thomasslakken vroeg tijdig in te werken. Ook bij déze teelt is het geraadzaam beide phosphorzuurmes- ten te gebruiken, zooals dit is aangeduid geworden voor de tarwe. In een volgend nummer handelen wij over andere teelten. F.P. della Campagne (Nadruk verboden) Alle landbouwers weten dat de zeme len niets anders zijn dan afval uit de maalderijen stukjes van graanomhul- sels, waaraan een weinig meel is blijven vastkleven. Men vindt in den handel grove en fijne zemelen, en daarnevtns ook nog kortmeel waarbij maalderij-afval wordt gevoegd en voedermeel. De zemelen, welke men in ons land verkoopt,hebben gewoonlijk eene gemid delde voedingswaarde, deze laatste stijgt, wanneer er e<?tie grooter hoeveelheid meel met de zemelen vermengd is. Wanneer de zemelen droog, zuiver, frisch en geurloos zijn, vormen ze een uitmuntend veevoeder. Geheel de aan dacht van den landbouwer moet geves tigd zijn op de reinheid en de goede bewaring van de zemelen, want vooral bij de fijne zemelen worden allicht vreemde meelsoorten en graanafval gemengd. De miscroscopische ontleding is dringend noodig in handel der zemelen. Volgens Kellner heeft men gemiddeld de volgende samenstelling aan verteer bare voedingsbestanddeelen Eiwitstof

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche Volk (1910-1915, 1927-32) | 1913 | | pagina 5