Het Ypersche Volk (Ni UMBOÜllTA'S. Voedermaïs. aan j Zaterdag, 24 Mei 1913 De verstandige landbouwer betracht een tweevoudig doel bij de teelt der aardappelen hij wil groote opbrengsten winnen en knollen van goede hoedanigheid. De goede hoedanigheid van den aardappel hangt af, op de eerste plaats, van het zetmeelgehalte noch voor eetaardappelen, noch voor voederaardappelen, noch voor fabrieksaardappelen zijn knol len met een gering zetmeelgehalte gewenscht. Het zetmeelgehalte staat onder den invloed der bemesting en is ook afhankelijk van de variëteit een zetmeelarme variëteit zal door bemesting niet veel kunnen ver beteren, doch eene zetmeelrijk variëteit kan door bemesting wel van waarde verminderen. De keus eener goede variëteit komt bijgevolg op de eerste plaats, daarna zal men zich bekommeren met het vraagstuk der bemesting 't Is bekend dat overvloedige stalmest de opbrengst aanzienlij! kan vermeerderen, doch ook dat daarbij, vooral wanneer de stal mest versch is, de goede smaak der knollen en hunne hoedanig heid wordt benadeeld. Minerale meststoffen, de phosphaten en potaschmest, te zamen met eene geringer hoeveelheid stalmest, verschaffen opbrengsten van beter hoedanigheid. Daarmede geraakt men echter niet tot de groote op brengsten, indien de aanwending van Chilinitraat achterwege blijft. Twee vragen dringen zich dus natuurlijk op Welke opbrengstvermeerdering kan Chilinitraat verschaffen Welken invloed heeft nitraat op het zetmeelgehalte Door talrijke proeven, geduren de eene gansche reeks van jaren uitgevoerd,zijn wij in staat gesteld beide vragen behoorlijk te beant woorden. Onze proeven aangaande de opbrengstvermeerdering strekken zich uit over de jaren 1901-1902- 1903-1905. Ze werden aangelegd in Belgie en in Holland, zoodat ze onder de meest verschillende -voor waarden van weersgesteldheid, bebouwing en grond werden uit gevoerd. Wij moeten ons hier echter bepalen tot een kort over zicht der verkregen ^itslagen, nauwkeurige inlichtingen over deze proeven werden destijds in breedvoerige verslagen medegi dee ld. 27' Hollandsche proeven in 1903. 30 proeven met 400 kg. nitraat 6.040 Belgische proeven in 1905. 64 proeven met 400 kg. nitraat 4.920 Uit deze korte opsomming blijkt dat in die 264 proeven eene ge middelde meeropbrengst van 1425 kg. met 100 kg. nitraat werd ver kregen dit is voorzeker genoeg om eiken landbouwer aan te zetten tot het aanwenden van deze mest stof, hoe duur ze ook moge zijn. Door proeven met veel nauw keurigheid uitgevoerd, ten jare 1909, in Belgie en in Holland, hebben wij daarna onderzocht, welken invloed de aanwending van nitraat heeft op de hoedanigheid der knollen. Om juiste inlichtingen desaan- gaande te kunnen verschaffen, lie ten wij de gewonnen aardappelen scheikundig ontleden door het Staats-laboratorium te Antwerpen en de Rijkslaboratoria te Maas tricht, Groningen, Hoorn, Goes en Wageningen. Het aantal proeven beliep tot niet minder dan 88, zoodat de daaruit gewonnen inlichtingen voor vertrouwelijk kunnen door gaan. Ziehier een kort overzicht dei- verkregen uitslagen Aanwending van 200 kg. nitraat. Voor elke 100 kg. eene totale vermeerdering van 1962 kg.; eene zetmeelvermeerdering van 371 k.; het zetmeelgehalte steeg van 14.6 o/. tot 15.3 Aanwending van 3oo kg. nitraat. Voor elke 100 kg. eene totale vermeerdering .van 1409 kg.; eene zetmeelvermeerdering van 220 k.; het zetmeelgehalte steeg van 15.1 °/o tot 15.2 °/o. Aanwending van 400 kg. nitraat Voor elke 100 kg. eene totale vermeerdering van 1265 kg.; eene zetmeelvermeerdering van 183 k het zetmeelgehalte bedroeg 14.8°/0 tegenover 14.9 °/o- Aanwending van óoo kg. nitraat. Voor elke 100 kg. eene totale vermeerdering van 1210 kg.eene zetmeelvermeerdering van 170 kg. en het zetmeelgehalte was nog 16.2 °lo tegenover 16.6 °/°- Uit deze proeven is ons geble ken, dat hex Chilinitraat groote winsten bij aardappelteelt ople vert, dat het nitraat de totale op brengst aan zetmeel per hectare aanzienlijk doet stijgen, dat het zetmeelgehalte zelfs verhoogt door aanwending van nitraat, ten ware zulks verhinderd werd door gebrek aan phosphorzuur of potasch, door hinderlijken invloed van kalk, enz. Eindelijk hebben wij ook door proeven willen ondervinden hoe den uitgestrooid. Dit stemt overi gens overeen met de waarneming van Guido Kiafft, die zegt, dat de jonge aardappelplant de vijf eerste weken van harén groei op- den voorraad voederstoffen leeft, welke in den plantknoh.opgesloten ligt. Het aanwenden der bepaalde hoeveelheid nitraat in driemaal, heeft eene vermeerdering van op brengst voor gevolg gehad, welke 10 maal op 15 voldoende was om de hooger arbeidskosten voor het drievoudig uitstrooien te betalen. Steunende op al deze proeven, welke gedurende verscheidene jaren werden voortgezet, meenen wij aan alle landbouwers den raad te mogen geven altoos 200 tot 400 kg. nitraat bij aardappelteelt te gebruiken, al naar de vruchtbaar heid van den akker. De veearts M. (I Bahr, te Dantzig, bespreekt als volgt'het gekend bestrij dingsmiddel der kalf koorts Het was eene ingewortelde gewoon te de kalfkoeien, 'onmiddellijk na het kalven, volledig u'xt te melken. Uit de waarnemingen der laatste tijden is gebleken dat dit uitmelken aanleiding geeft tot de zoozeer gevreesde kalf- koorts, welke ontstaat door stoornis in den bloedsomloop en bloedgebrek in de hersenen. Gedurende de dracht heeft er een sterkere bloedtoevoer plaats naar de organen van hel ach terlijftot voeding van het kalf. Na het kalven is deze bloedtoevoer over bodig De opgezwollen uier dient als dan tot regeling van dien bloedstroom, doch wordt de uier volledig uitgemol ken, dan ontstaat er eene ontspanning der bloedvaten, welke eenen hevig en bloedtoevoer doet ontstaan naar den uier, ten nadeele van de voorste deelen des lich'aams en vooral ten nadeele der hersenen. De kalfzieke koeien lig gen daarom machteloos neer, meestal rpel den kop ter zijdeHet opblazen van den uier, doet de bloedvaten weer gespannen staan en stelt een einde aan de neerslachtigheid. Het is verwonderlijk met welken spoed de koe hare krachten terugvindt en weer met smaak begint te eten. Men moet vijf of zes uren wachten na het kalven om te melken en dan nog maar met kleine hoeveelheden den uier wat ontlasten.» Het verdèlgen van herik. het nitraat moet aangewend wor den in éénmaal toegepast kan het nitraat even goed vóór het aanaarden als hij de planting wor- Gemiddelde opbrengstvermeerdering Belgische proeven in 1901. kg. 43 prpeven met 200 kg. nitraat 2.880 45 400 6.870 Hollandsche proeven in 1902. 15 proeven met 200 kg. nitraat 2.823 13 400 3.159 Belgische proeven in 1903. 54 proeven met 400 kg. nitraat 7.580 Paul Pipers Professor, in Landbouwkunde. Op de plaats, waar later maar een enkele beet zal groeien, laat men nu nog een groepje jonge planten over. Eënigen tijd later en vóóraleer de jonge planten elkander hebben kunnen benadeelen .wor den die groepjes volledig uitgedund en blijft nog slechts één beet staan. Deze bewerking meet met veel zorg geschieden; de wortelen der overblij vende beet mogen niet beschadigd worden, daarom moet.de linkerhand de blijvende beet vasthouden, ter ijl de rechter rondom de kleinere beetjes uitrukt. Het uitdunnen moet bij voéhtig weder geschieden, opdat de overgebleven beet niet teveel zeu lijden. In de laatste jaren ziet men soms de beeten ook aanaarden. Deze bewerking- wordt ook voordeelig bevonden. Vóór het eerste schoffelen wordt ook nog een zesde der totale hoeveelheid nitraat uitgestrooid, deze totale hoeveel heid verschilt van 300 tot 600 kg. Gebruikt men, bij voorbeeld, 600 kg. nitraat per hectare, dan. zal men 400 kg. ivóór de planting ineggen, 100 kg. bij het eerste schoffelen toepassen en 100 kg. na het uitdunnen. Daarna moet het beetveld steeds rein en los gehouden worden en men zal het slechts betreden wanneer, men daartoe verplicht is. Dikwijls wordt na het uit dunnen, nog twee of driemaal geschoffeld; doch zoodra de bladeren ongeveer den grond bedekken, houdt alle bewerking op. Ziedaar de bezigheden die den beet- planter aldra voor de deur staan. Het wieden en uitdunnen der beeten Zoodra de rijen zichtbaar worden, zegt M, Damseaux, moet men schoffelen.. Het onkruid moet voortdurend bestreden worden en mag voorzeker nooit de boven hand krijgen. Het schoffelen dient niet alleen tot reiniging van den akker, het heeft ook nog als bijgevoegde uitwerking het vochtig houden van den bodem. Bij dit eerste schoffelen moet men er vooral op acht geven, dat de jónge beetplantjes niet verwoest worden 1 en ook niet met aarde worden bedekt. Wanneer de beetjes 3 of 4 bladeren hebben, schoffelt men een tweede maal en dan ook worden ze op afstand gezet', door de overtollige weg te steken. Dit laatste is eèn onvermijdelijk weik, wanneer op niet onderbroken rijen werd geplant, De wilde mosterd of herik is een onkruid met gele bloemen, dat soms zeer' menig vuldig te voorschijn komt. Op kalkachti- gen grond is deze plant zeer algemeen verspreid zij is zeer taai en de onder- geploegde zaden bewaren langen tijd hunne kiemkracht. De schade, welke dit onkruid aanricht, is zoo aanzienlijk, dat men naar allerhan de v delgiagsmiddelen heeft uitgezien, naar werktuigelijke en naar scheikundige middelen. Het werktuig dat men tot uitroeiing van herik gebruikt is een soort van kam, met dichtslaande tanden, daarmede wordt de graanakker geharkt zoodra de herik in bloei komt. Deze bewerking geeft niet veel voldoening, ook neemt men gewoonlijk toevlucht tot scheikun dige middelen, besproeiing of bestrooi ing- 't Is M. Bonnet, te Reims, die het eerst de besproeiing heeft toegepast daartoe gebruikt men eene oplossing van kopersulfaat op 2 tot 3 t.h., teger, 10 hec toliter per hectare. Deze bewerking kan alleen uitgevoerd worden met ëen be sproeier, zooniet zou men eene te, groote vloeistof moeten gébruiken, waardoor ook het graan zou vernietigd worden. Daar 'het kopersulfaat nogal duur kost, heeft men ook -andere stoffen beproefd, zooals ijzersulfaat, zmksulfaat en zwavel - zuur. IJzersulfaat heeft geheel en al vol doening gegeven, het kost niet zoo duur als kopersulfaat en het ijzer is in den akker niet schadelijk, zooals koper en zink. Zwavelzuur is éen produkt welk gevaar oplevert om ermede om te gaan. Tegenwoordig gebruikt men het meest ïjzersulfaat in poeder, om de planten ermede te bestuiven, dus geene oplossing in water. Deze doenwijze werd voor de eerste maal aangeprezen door M. Furné- mont, Staa.tslandbouwkur.dige te Ciney. Ziehier hoe men te werk gaat men zaait met' de hand of iru t'een zaaituig 200 tot 300 kg. watervrij ij zersulfaat per hectare. Om te zaaien kiest men een vroegen mór gen, bij schooi:, weder, wanneer de ge wassen met dauw ©verdekt zijn, en tegen het tijdstip dat de herikplanten hun 4e blad vormen of in bloei beginnen te komen. Het hooien. Zooals wij reeds vroeger hebben ge schreven, het tijdstip van het hooien heeft veel invloed op de samenstelling en op de voedzaamheid van het hooi. Men kan het niet genoeg herhalen de scheikundige samenstelling van eene plant verschilt volgens het tijdstip waarop ze wordt ont leed. Het is dus noodzakelijk het gun stigste oogenblik te kiezen. Wolff heeft daarover de volgende proef nemingen uitgevoerd. Klaver werd op vier verschillende tijd stippen gemaaid Begin Mei, 13 Juni, 23 Juni en 20 Juli. In 1000 deelen vond hij Stikstof Suiker bestandd. en vet Celstof Gemaaid in Mei 219 269 247 13 Juni, le bloei 138 295 328 23 Juni, voll. bloei 112 334 329 20 Juli 95 265 4-17 Men ziet dat het houtachtig, hard en weinig verteerbaar gedeelte toeneemt met het later maaien. Het hooi wordt grover en minder voedzaam. Men zal dus vroeg tijdig maaien, doch de opbrengst te gering zijnde, wanneer men in Mei maait zoo zal men de voorkeur geven aan het maaien in Juni, wanneer de eerste bloei zich vertoontdan vereenigt men de hoedanigheid met de hoeveelheid. Om wel te gelukkig moet men het gun stige oogenbiik kiezen en spoedig kunnen droog maken. Daartoe zak men alleen geraken met de werktuigen, tnaaituigen, hooituïgen en paardenhark. 't Is daarin dat het groot voordeel van het gebruik der verbeterde werktuigen gelegen is. Dank aan dié werktuigen, kan men den arbeid met minder werkvolk verrichten, en behoeft men de overdreven dagloonen niet te betalen, welke de maaiers niet zelden eischen. Als men gemiddeld per dag 3 1/2 hectaren afmaait met een maai- tuig bespannen met twee paarden, dan beioopen de onkosten voor het maaien ongeveer 6 fr. per hectare. F. P. della Campagne (Nadruk verboden) Te Teduccio, bij Napels, worden in eene fabriek voeder-koeken vervaar digd uit tomaatzaden. De afval van de fabrieken van verduurzaamde groenten, wordt onmiddellijk, dit is, vóór dat hij in gisting is gekomen, gedroogd. Eene reeks werktuigen zon deren daarna de zaden af van de schillen. Dé zaden worden verbrijzeld en uit het meel trekt men de olie door persing. De overblijvende koeken be vatten t.h.: 10.10 water, 89.90 droge stof11.63 ruwe vetstof', 38.13 ruwe eiwit, 23.75 verteerbare eiwitslof. In voeder-proeven genomen te Porlici, met de melkkoeien der Koninklijke Landbouwschool waren deze koehen evenzoo voedzaam als lijnzaadkoek. Eene onzer beste voedergewassen is voorzeker de maïs; De opbrengst is zeer groot per hectare, zoodat het Waarlijk verwondering baart, datd; landbouwers niet meer maïs teelen. De plant bevordert het melkgeven en wordt gretig gegeten door melkkoeien en door veulensmer ries. Gewoonlijk wordt maïs ais tusschen- vrucht geteeld, bijvoorbeeld, na snijrog-

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche Volk (1910-1915, 1927-32) | 1913 | | pagina 3