Bijvoegsel aan HET YPERSCHE VOLKvan Zaterdag 24 Mei 1913 TRIMARD'S rPEV&flBHORDISSEPIEIl 2>e Naald op St JYlaartenstoren BUITENGEWONE OCCASIE Christelijke Liefdadigheid De Missionarissen in Congo WERVICK Het kanongebulder heeft opgehouden te Tchataldja, Bulgaren en Turken zullen vrede maken. Constantinopel heeft geen inval meer te vreezen van vijanden over winnaars; de lente brengt ruste mede, nieuw leven en hoop in de toekomst.,, demen- schenslachting wordt gestaaktvrede en verzoening. In de hospitalen zullen de laatste zieken en gekwetsen, dank aan goede zorgen, de genezing zien te gemoet komen. Te Constantinopel op den heuvel Chichli ligt het modern hospitaal Hamidié waar D' Kadri Rachid Pacha zijne beste zorgen toewijd aan zieke musulmaansche kinders. Daar ook heeft men, met den oorlog, een ïiekenkwartier ingericht voor de slacht offers die bij honderden en duizenden toe kwamen van Kirkilissi.Andrinopel.Saloniki, Tchataldja... Daar zijn ze werkzaam, onbe kend, ootmoedig, verduldig en liefderijk, in die Turksche stad, in dit turksche hospi taalde Zusterkes Missionarissen Francis- kanessen onder het geleidde van de beminde moeder Maria-Magdalena... eene belgische dochter die, als zij in de wereld was, de adelijke naam droeg van een onzer grootst familiën. Nu kloosterzuster en overste,werkt en slaaft zij, voorbeeldig, altijd liefderijk, altijd blij te moede, zooals haar seraphiEche Vader den H. Franciscus, voor de kleinen, de veriatenen, de zieken, de stervenden... Bij dageen bij nachte is zij, aan de lijden sponde te midden de verotting, de stank van ellendigste wezens en afschuwelijkste ziek ten,. zy en hare gezellinnen gelijk engels uit den hemel, engels der christelijke lief dadigheid. O hoe weten zij te werken daar in de onderzoekings- en bewerkingszalen is het bloed, is het etter, is het vuilnisis het gejank en geschreeuw... van daar in de ziekenzalen is het witte zuiverheid en blij heid... de zieken liggen uitgestrekt, gewas- Bchen en omwonden,gekuischt en gereinigd, op hagelblanke legersteden rustend, gelaten en met de hoop der genezing... hoop die ze gekregen hebben van die engelen Gods die, Yan de eene tot de andere zaal, van het eene bed tot het ander, rond gaan met heelmid dels, met moederlijke zorgen, met blijden lach en troostvolle woorden.... Hoe indrukwekkend 1 in het rijk van den Turk, daarin, daarrond, heerscht de vrede van Christus... Hoe hertroerend die kloosterzusters te zien, Moeder Maria-Mag dalena, zich toewijdend aan die arme Turken. Js er een aandoelijker, een grootscher Bchouwspel op aarde dan dit der christe lijke Liefdadigheid Wie is zij dan die—engel van troost— van zoover gekomen is tot in hot Turken- land om dé slachtoffers te bezorgen van al die booze menschen die de wet van Christus hebben vergeten «Gij zult niet doodslaan.» Wie is zij die huis en land heeft ver laten, ouders en familie heeft vaarwel gezegd, een groote naam heeft afgelegd om, volgelinge van Christus, vergeten op aarde, de dienstmaagd te worden van de kleinen en kranken, de noodlijdenden en stervenden Wie is zij, die wij,Belgen,ktnnen moeten?... Haar edele moeder, die niets weigeren kan aan eene teergeliefde dochter, die zijaan God heeft gegeven, is misschien verwonderd geweest dat haar kind, haar engel zoo dik wijls, van uit het buitenland, om hulpe riep voor hare zieken... maar de moeder van zulk een kind kon ook aan dit kind niets weigeren... Wij zullen de moeder noemen want het kind is gestorven voor de wereld en draagt haar haam niet meer... de moeder is de hertogin d'Ursel... het kind is de her togin... neen is het arm zusterke Maria- Magdalena der Zendeiingen-FranciBkanes- sen. Is er nu nog geen beslissend nieuws over al de onderzoeken officieel ingesteld om de waarheid te weten nopens de belasteringen onzer Missionarissen. De waarheid Wel zeker wij kennen de waarheid en wij weten dat de onschuldige zendelingen verdacht en vuil gemaakt wer den door loge-mannen. De missionarissen hebben niet gewacht om zich krachtig te verzetten tegen de laffe en eerroovende be schuldigingen hunner vervolgers; zij hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om eens openbaar bekend te maken hoe zij tegengewrocht en gedwarsboomd worden door de Congoleesche vrijmetselaars. Onze lezers weten nog wat Z. E. Pater Cambier, prefekt van Kasaï en Z. E. Pater Devos, prefekt vanKwango enMgr Roelens, apostolisch vikaris van Opper-Kongo ge- MENGELWERK N° 26 VI. DE GODSKLOP .1 Vervolg js Om mij moet hij: niet kriepen, zei Lena Ik wensch hem anders niets dan ge luk hij heeft niet gebeeld, maar ik, zulle 1 'i Zal u later spijten, jong, ruide moe der ge wroet u op ge hebt ook maar het vel over de beenen meer en als ge dan... Maar Lena liet haar niet voleinden en zegde stuur Moeder, zwijg. Mochten wij t geluk van God hebben Remi te zien Weerkeeren, dan draai ik den rug naar al het mannevolk van heel de wereld en een ovenbuur op den hoop toe. En dan vroeg moeder. Wel, dan zou ik een goeden dienst zoeken en veel geld voor u winnen. En wie zou er ons oppassen kriepte moeder. Hier, dftt hemeljongske, bij zoo verre schreven hebben. Daar is geen letter, geen punt of koma aan te veranderen. Maar ge zoudt denken, nude beschul digde zendelingen als beschuldigers optra den tegen hunne vijanden, dat deze er ook spoed gingen in stellen om te antw®orden en zich wit te wasschen Niemendalle... tot nog toe geen antwoord en het officieel enkwest is niet afgemaakt... een bewijs te meer dat de administratie- en gerechtsmannen die in Congo de taak ver vullen door de Loge opgelegd, vreezen dat de waarheid officieel aan het daglicht zou komen ze vreezen dat voor hen het uur der rekening en der boete zou slaan. In Januari 11. ten gevolge der openbaar making van den brief van Z. E. P. Cambier heeft M. Arthur Verhaegen, volksvertegen woordiger van Gent Eecloo,aan den Minister van Koloniën uitleg gevraagd nopens de zonderlinge opsporipgswijze van een magis traat der Kolonie (vrijmetselaar Munch) ten nadeele van Z. E. P. Cambier. Alsdan heeft de Minister, in zitting van 28 Januari, verklaard Ik heb den plicht alle mededeeling te verschuiven tot het oogenblik waarop het mij mogelijk \al we^en volledige en bepaalde inlichtingen te verstrekken. Ik betreur de traagheid der berichtgeving welke uit de afstanden voortspruit, maar die traagheid \al ons niet beletten de volle dige waarheid te kennen. Wij zijn nu baast Juni. 't Is in September 1912 dat het onderzoek, nopens de zaken van frama8son Munch tegen Pater Cambier, begonnen is.... en de groote zendeling, ver trokken uit Kasaï in Februari 1913, is reeds sedert lang in België maar wat in België nog niet is is het volledig dossier over heel de zaak. 't Is klaar, de vrijmetselaars zitten er onder en trachten tijd te winnen Ze verhopen dat de tijd alles zal doen ver geten maarniet te doen 1 Deze week heeft M. Verhaegen, in de Kamer, wederom Minister Renkin onder vraagd Ik begeer te weten, zegde hij, of de heer Minister sindsdien de volledige en bepaalde inlichtingen verkregen heeft,welke hij verwachtte. Wij gelooven 't wel dat M. Verhaegen zulks begeert al de vrienden van de zende lingen begeeren fcet met hem... en hunne patiëntie is haast ten einde... dat spel duurt te lang veel langer als Congo ver is. Luistert, lezers. Ik heb het ree' terlijk dossier nog niet ontvangen... Nog niet Neen, nog nietI 1 1 Het onderhoek heeft, naar het schijnt, vertraging ondergaan door de gezondheids toestand der magistraten van Lusambo. De magistraten van Lusambo, waaronder de vermaarde framasson Munch, kunnen ziek zijn gelijk alle andere stervelingen doch de woorden van den minister naar het schijnt schijnen ons welgepast, immers wij zijn niet ver af te peizen dat die gezond heidstoestand van zekere magistraten... een uitvluchtsel, een schijnreden is om... tijd te winnen De Minister sprak voort Met de zende van i3 Mei heb ik zoo pas vernomen dat de dienstdoende pro/cureur- generaal den 22 April 11. M. Duchesne, prokureur te Horna, aangeduid heeft om bij dringenheid (bij dringendheid nu nog maar het onderzoek te voleinden (Te voleinden hoe ver is 't al hoe lang zal 't nog duren, spijts de dringendheid Het volledig dossier zal wij zeer waar schijnlijk geworden in den loop der maand Juli. Nog twee maanden patiëntie Waarschijn lijk want wie weet als het dossier dan nog toekomt... of als het alsdan volledig zal zijn De viijmetselarij is tot alles bekwaam. De Minister deed toch reeds eene bekentenis, luistert voort Ik moet vaststellen dat het onderzoek begonnen is in September igi2 (zoo wij het zegden dat maakt reeds acht maanden) en dat Pater Cambier die Kasaï verlaten heeft in 't begin van Februari igi3slechts den 6 Maart igi3 te Boma is ondervraagd gewor den. Te dien opzichte schrijft mij de dd prokureur-generaal Die toestand komt mij op zijn minst zonderling voor en ik ver- oorlof mij er op te wijzen zooals ik er reke ning over vraag aan de betrokken magis traten. Zekerlijk is die toestand zonderling.., nochtans is hij heel verstaanbaar de loge heeft beslist dat er geen klaarheid komen mag in die zaken. Wij wenschen dat de minister over de loge mocht zegepralen. Het is onmogelijk, zegde de Minister, Zonder voorbehoud eene z<*ak te beoordeelen waarvan men niet gansch het dossier bezit (het is op weg,M. de Minister, patiëntie,het komt af) «ik geloof nochtans te moeten zeggen dat de te Boma aangeteekende verklaringen vanZ. E. P. Cambier zeer nadrukkelijk zijn. (Wij gelooven 'took, M. de Minister. Zoo nadrukkelijk en ze den weglooper nog wilt, zei Lena, Marie bij den schouder grijpend. Marietje werd rood, doch knikte bevesti gend en sprak Ja, ik zou hem willen Remi of nie mand. Zoo' waren ze weerom van den doolaard doende. I11 de wekedagen wierd hij weinig (genoemd; dat was aangelegd spel van vader en Lena, om moeder te zwichten, maar des Zondags kwam hij eeuwig en ervig op het 'tapijt, en Marietje was altijd de eerste om hean te noemen en over hem te spreken. Dien avond, 'éér ze afscheid nam van moe der Braem, troostte ze de bedrukte vrouw en verzekerde haar, dat ze de beste voor gevoelens had. 'k Heb zooveel voor hem gebeden, zei ze, en 'k gevoel het, moeder, hij zal weder- keeren 't is zeker, ge zult het zien. De nacht was gevallen en leelijke weer lichten doorkronkelden de zwarte lucht. Marie nam afscheid en moeder Braem en Lena trokken ter ruste. Binst den nacht rommelde de donder van ver-aan en een Tap kwam over de streek, die de dorstige vruchten in overvloed laafde. 's Anderendaags slenterde moeder Braem door het land, tot bij de beeten en de suike- rijen, die nu met opstekende blaars, volgezogen en verknipt, in de zon te glinsteren stonden, precies voorzeker als het schrijven van den zelfden Pater.) Die verklaringen schijnen rechtstreeks en klaar aan te toonen,dat de beschuldiging welke tegen Z. E. P. Cambier was gericht, niet gegrond is. M. de Minister, die verklaringen, gezien het bekend schrijven van Z. E. P. Cambier, schijnen niet aan te toonen, maar be wijzer ongetwijfeld ontegensprekelijk 1° dat de beschuldiging niet gegrond is, 2° dat de beschuldiging eene strafbare eerrooverij is. Wij rekenen er op dat het ook niet zal blijven bij de verklaring van ongegrondheid der beschuldiging maar dat eerrooverij en, valsche beschuldiging en mis-handeling zal gestraft worden volgens recht en wet. Er is te betreuren, zegde de Minister, dat Z. E. P. Cambier niet van in 't begin werd onderhoord. Het onderzoek ware dan spoediger geèïndig geweest. Zekerlijk, M.de Minister,maar 't was juist die fameuze magistraat Munch, op reis met zijne bijzit, die twee onschuldige vrouwen deed aanhouden en opgesloten hield wij weten waar, die Pater Cambier niet wilde onderhooren als hij het vroeg... Dat is niet alleen te betreuren maar te straffen. Is vrijmetselaar Munch aan zijn ambts plicht niet te kort gekomen Moest hy geen logebevel uitvoeren Pater Cambier sticht te veel goed in Kasaï hij moet gedwars boomd worden, hij moet vuil gemaakt en weggemaakt worden. En 't is al dat de Minister wist te zeggen, en bij eindigde Thans kan ik geen volledig en nadruk kelijk antwoord geven op de vraag of er tijdens het onderzoek fouten begaan ZÜni omdat ik niet al de stukken bij de hand heb maar zoo er fouten begaan zijn, zullen zij gestraft worden. M.de Minister,wij,vrienden der zendelingen, hebben reeds lang ons oordeelgemaak t over die Congozaken. Wij aanveerden dat gij als minister niet handelen kunt en moogt voor aleer de twee partijen gehoord te hebben. Gij hebt Z. E. Pater Cambier gelezen en gehoord... gij wacht nu om de andere klok te hooren.... wij wenschen dat hetten laatste in Juli aanstaande zou zijn... en dao, ja dan, rekenen wij voor de voorbeeldige straf der plichtigen. Opbeuring van het kantwerk. Een nieuwe inrichting is tot 6tand ge komen, onder den naam van Union Na tionale Dentellière of Nationale Bond voor het Kantwerk. Die Bond heeft voor doel, het opzoeken en toepassen der middelen om de kunst van het werk in Belgie op te beuren, en het aan moedigen en volmaken van het handwerk door het toekennen van diploma's en gelde lijke vergoedingen aan de werksters en aan de kantteekenaars, die zich zullen onder scheiden. Daarover zullen gewestelijke en jaarlijk- sche tentoonsteiiingen ingericht worden. Door de tusscbenkomst der openbare be sturen zal de Bond verkrijgen dat aan de rechthebbenden de eigendom der teekenin- gen gewaarborgd worde. Die inrichting heeft niet het minste doel handel te drijven of winst te verwezenlijken, maar zij is voor de handelaars, die er in worden aangenomen, eene waarborg van hunne achtbaarheid en van hunne hooge eerlijkheid tegenover het handwerk. De openbare besturen hebben aan ds nieuwe inrichting hunne steun verzekerd en de stad Brussel heeft haar 't patroonschap verleend. Wij vernemen dat de fabrikanten van Koitrijk en Yper. en het grootste getal der fabriekanten van Brugge zich heeft aan gesloten bij het nieuw werk, dat geroepen is om op nuttige wijze de eenige waarlijke praktische en werkdadige maatregelen te nemen, bekwaam om de aloude kunst van het kantwerk in ons land te doen herleven. Allen, die zich aan dien schoonen tak van onze nijverheid gelegen laten, zullen aan dit werk hunne medewerking verleenen. Oude Koeien I 't Is wel een beetje lange geleên om nog over den rooden fiasco der A. W. te spreken, maar 'l is soms noodig ne keer oude koeien uit den gracht te halen, om onze sosjes 't geheugen te verfrisschen, en te wijzen op den blagaai en de grootsprekerij der roode ophitsers. Vóór het uitbreken der formedable en on weerstaanbare A. W. deden oDze röo meeloo- pers eenen dringenden oproep ten einde hunne partijgenooten aan te wakkeren, tijdens de werkstaking de kinderen der stakers op te ne men en te onderhouden. Wij zouden nieuwsgierig zijn te vernemen, hoeveel liefhebbers den oproep hebben beant woord en hoevele kinders in Wervick besteed, gespijsd en onderhouden zijn gewoiden toen ze, haar blikken rondslaande, dein brief drager zag opkomen. Eerst had ze geen achterdenken, dat hij naar 't Puidenestje kwam, want ze waren er lengerhahd aan gewend geworden geen teeken van leven "méér te ontvangen van hunnen trimard en ook, heel die geschiedenis was zoo op en tenden geklapt maar zie, aan het voetwegeltje ge komen, sloeg de bode in, recht naar het korlwoonstje. Lisa voelde een rilling dweers door heur lijf gaan en ze stapte gejaagd huiswaarts. Reeds had Lena jiet omhulsel gescheurd en stond met den openen brief in de hand. Van Remi, moeder, sprak ze jube lend, en er zit een! mandaat in van hon derd frank. Och, Jesus-Maria toch kreesch de vrouw. Meisje, lees zeere, lees, gebood vader. En Lena begon Lieve Ouders, Meetje en Zuster, Ik schrijf met tranen in de oogen en voel ze leken langs mijn kaken tot op het pa pier. Wat heb ik gedaan Och 1 'k heb u zooveel kruisen aangedaan en 't deert me zoo. Ik ben een slechterik, en ik heb me laten bederven door Pol, en ik heb hier gebeest en gedronken en u laten kribbebijten. Waar bleven mijn zinnen Ik heb hier schrome lijke dingen gezien, en stijf gepakt geweest, en mijn oogen zijn opengegaan. Of is 't misschien zooals altijd woorden en grootsprekerij bij den voere, en in daden nul en nul is nul Rare Werkman I Kort voor 't uitbreken der werkstaking riep Anseele in de Kamers uitt Ik ben fier werk man te zijn Of er daarmee sedert gelachen is geworden, moet ge niet vragen Immers de arme werk man in kwestie is volksvertegenwoordiger aan 1000 fr. 's jaars en schepen der stad Gent aan 0000 fr. Hij is daarbij beheerder, en hoofdman van Vooruit aan X.. duizend fr. enz. enz., en strijkt alzoo jaarlijks iets van rond de twintig duizend ballekens op Rare werkman dus, niet waar Vrienden De landwerklieden, de fabriekjouwers, de ambachtslieden enz. enz. enz. de oprechte werk- menschen enfin, moeten niet aardig opkijken zoo een raren werkman in hunne rangen te tellen. We wedden nochtans dat er niet één is onder hen die zijn loon met den loon van den Gentsehen werkman niet zou willen verwisse len. Hij is kwaad Vooruit is kwaad omdat er in de gazelten geschreven wordt dat Anseele zulk schoon daguurtje wini Anseele trekt dat zegt hij, dat is waar, en als hij dat trekt dan is het, omdat wij socialisten dat willen, - omdat wij willen dat hij schepen en kamerlid is dat gaat niemand aan dan ons. Er zijn wel andere die ook 10000 fr. trek ken, zonder de sleerljes Dal is allemaal waar, Vooruit, gij hebt vol komen gelijk. Maar, zegt het Fondsenbladals wij en anderen erop wijzen dat Anseele 10000 fr. trekt, 't is niet omdat wij het te veel vinden, of omdat wij liever zouden hebben dat 't iemand anders zou zijn. Of de socialistische kamerleden Eedje, Jantje, Pietje of Klaasje heeten dat is ons gelijk Maar Vooruit zou moeten voelen, dal het is omdat hij vroeger altijd gedonderd heeft op de groote jaarwedden van dezen die geen socialist waren, dat wij nu hem 't potje onder den neus frotten. Daar was een lijd dat Vooruit leerde, dat alleman gelijk moet winnen, genoeg om ordentlijk te leven. Vooruit schatte dat dan op 4 fr. daags. Maar sedert dat de sossen aan de schoiel- kant geraakt zij n is dat nu iets of wat veranderd Een die de waarheid durft zeggen! Een roode babbelaar die in gezelschap van eenige werklieden de handelwijze der roode kamerheeren poogde te verrechlveerdigen, vroeg aan een dier roó gesyndikeerde slaven Weet gij waarom onze mannen in de kamers de goedkeuring van Minister De Broqueville's verklaring gestemd hebben Heel wel antwoordde de man. Omdat zij de week die er op volgde aan de stakers moesten beginnen te betalen De vrager gaap nu nog De Mier. PROVEN Gemeentefeesten ter gelegenheid der ker mis. Op Sinxendinsdag was er ringstekinq met velo voor 50 frank prijzen, 120 rijders na men aan den prijskamp deel. De prijzen werden gewonnen door de volgende personen van Proven lslê prijs, Polcque Jozef2d« prijs, Lermyte Hector 3' prijs, Desomer Achiel4* prijs, L'Epée Rodolf; 5* prijs, Bossuwe Emiel; 6C prijs, Rappelet Maurits. Baanbolling op zondag 18 Mei. Koeke- zondag. De bolling, waarvoor 600 frank prij zen uitgeloofd waren, is buiten gewoon wel ge lukt-980 liefhebbers van de omstreken, zelfs tot diep in Frankrijk, hebben er deel aan geno men. Het spel werd uitgevoerd in de grootste orde en regelmatigheid. Het was een prachtig schouwspel al die spelers in volle werkzaamheid te zien. Al de deelnemers hebben hunne voldoening uitge drukt over de inrichting en de goede sch.kkin- van het spel, en beloofden bij de volgende ge legenheid nog in grooter getal op te komen. De hoogste prijzen 150 fr. 100 fr. en 50 fr. werden gewonnen door twee pektons van Watou en een van Winaezeele. Plechtige eeremis. Dinsdag laatst had in de parochiale kerk van Proven eene aandoen lijke plechtigheid plaats. De Eerw. Heer Remi .Verfaillie deed er zijne plechtige eeremis ten 10 ure. Aan het altaar weid hij bijgestaan door zijne kozijns de EE. HH. Destrooper, leeraar in het klein Seminarie te Roeselaere en Verfaillie, onderpastoor te Rumbeke en door den E. H Pastor der parochie. De hoogmis, in Gregoriaanschen zang, werd met veel kunst uitgevoerd door de zangers van het oxaal afwisselend met het vrouwenkoor in de kerk. 's Middags werd een prachtig maal aange boden aan de leden der familie en beste ken nissen van den nieuwen priester. De spijzen, die allerkeurigst waren, werden afgewisseld door vroolijke gezangen met begeleiding van piano, en door deftige voordrachten en geluk- wenschen, congoleesche en andere. Bij het nagerecht stond de E. H. Pastor van Proven recht om den nieuwen priester en zijne familie geluk te wenschen, en stelde eenen heildronk voor op hunne gezondheid en op de aanstaande verdienstelijke loopbaan van den E. II Verfaillie. Deze beantwoordt dien gelukwensch in ont roerde bewoordingen en bedankt den E. H. Pastor voor zijne genegene gevoelens en wen schen. Na een terugblik op de nagedachtenis van zijnen overleden vader, bedankt hij op- volgentlijk zijne eerzame moeder, zijne hroe- ders, zusters en familieleden, alsook zijne ge wezen meesters, voor hunne opofferingen, hunne blijken van genegenheid en de zorgen die zij aan zijne opvoeding en zijn onderwijs besteed hebben. Mijn boers Mamatje is hier gestorven, en het was zoo'n fraai vrouwtje, het geleek zoo wel aan Meetje en ats ik het stijve lijk over eerde zag liggen, was ik bekeerd. Ik had geen geld meer, 't was al verlapt, maar ik heb gespaard totdat ik honderd frank bijeen had en nu zend ik ze. Ik drink niet meer, nooit geen zeupe meer, en 'k zal nooit meer drinken. Ik kwijt weerom al mijn christelijke plich ten en ik vloek niet meerneen, ik zal nooit meer vloeken. 't Deert me ook zoo, dat ik Marietje ver geten heb en hier zoo- veel kwaad en zonde gedaan heb, en nu zal Marietje mij nooit meer geerne zien, maar ik heb het niet ge stolen, neen, 't is verdiend. Ik moet Veel geld winnen eh ik zal wer ken, slag-om-slinger, voor u, lieve vader, zoete moeder en dierbaar Meetje, en Ik vér- lang mijn hert uit om naar huis te komen. Ik peis geheele dagen op 't Puidenestje en op ons land en het bosselke en den rietput. 't En is toch zéker nooit geen waar, dat Meetje kindsch is O 'k zou dood gaan van kruisen Lena, wees toch niet meer dul op mij 't deert me zoo, en ik Zal voortaan mijn beste doen voor u allen. Vader en moeder en Meetje en Lena, ver giffenis.! Ik vraag het, al snikkend, dat heel Gelijk wij in ons vorig nummer meldden, heeft men bij het O. L. Vrouwportaal den St Maartenskerk, ter gelegenheid van waterleidingswerken, een hoogst belangrijke archeo- logische vondst gedaan. Werklieden hebben daar op een meter diepte tal van welbewaarde kraaibekken ontgraven. Dees week heeft men de opzoekingen voortgezetj|en tot heden toe rijzen nog steeds uit den omgewoelden grond gebeeldhouwde steenen op. Dinsdag laatst heeft men zelfs onder de kraaibekken een platten steen ontgraven, waarop het wapen van Vper prijkt en het jaartal 1731 men denkt daarin een vingerwijzing te zienjdie veronder stellen laat dat die kraaibekken allezias voor 1731 niet werden in den grondjbedolven. I^Wij denken dat het niet van belang zal ontbloot zijn, gezien de algemeene nieuws gierigheid die nopens die ontgravingen heerscht, het een en het ander daarover aan onze lezers mede te deelen en ons artikeltje door ttvee mooie zichtjes op te luisteren. 11 De ontgraving der kraaibekken Het belang dier vondstjop archeologisch gebied valt niet te ontkennen. Sedert dat de heer Burgemeester Colaert het^heerlijk plan heeft opgevat St Maartenstoren met een naald te bekroonen, zijn de tongen tamelijk wel los gegaan, de eene om het werk volmondig goed te keureD.de andere om het 1 te beknibbelen. Men roemde weliswaar het vernuft van den heer Coomans, die erin ge slaagd was een ontwerp op te maken, die de moeilijksten ook voldeed en die terecht door de Commissie der Praalge- bouwenten hoogste wierd goedgekeurd. Doch, er beBtond nog een zekere ongerustheid, een zekere V twijfel of de naald op St Maartenstoren ja of neen bestaan had, tn vanda-ir ontsproot de vraag of de toren wel eeu naald behoefde om teene- maale voltrokken te zijn. De archeologische en mystieke redens door den heer Colaert in zijne re devoering geopperd wa ren afdoende, doch de historische reden ontbrak nog. Nu is er geen twijfel meer mogelijk. De stee nen, die men heeft opge graven, leveren het on tegensprekelijk bewijs dat, zoo men tot nu toe, voor zekere oDgekende redens, geen naald had gebouwd, er zekerlijk ernstig spraak ervan is geweest, gezien men de materialen reeds had voorbereid, die tot den opbouw ervan moesten dienon. De opgedolven kraaibekken dagteekenen naar alle waarschijnlijkheid uit de XVe eeuw. Naar de meening van bekwame vakmannen, zijn zij van ongelijke waarde, eenige onder hen zijn waarlijk kunstig afgewrocht en getuigen van de kennis der beeldhouwers, die ze hebben vervaardigd. Zij zijn sober van stijl, geen gezochtheid iü de onderdeelen de hoofdlijnen komen wel uit. Dit is eene vereischte voor alle beeldhouwwerk dat op eene zekere hoogte moet geplaatst worden. Wat verbazing verwekt is hunne ODgewone groote. Men treft soortgelijke kraaibek ken, naar ons weten, aan niet een monument aan opgetrokken gedurende het bloeitijdDerk der gothiek. Men zou die zelfs moeilijk aantreffen aan gebouwen uit de XVe eu XVI* eeuw, toen de gothieke kunst erg aan 't kwijnen was, en de bouwmeesters en beeldhouwers meer naar bombast en verwrongen vormen uitzagen dan naar sierlijken eenvoud in de lijnen. Soortgelijke kraaibekken ontwaart men aan veel monumenten in neo gothiek opgetrokken, in de XIXe en XXe eeuw, toen men wel de gothiek kende en nabootste' maar de taal, de regels, de maat, met een woord de ziel ervan niet meer begreep, en monu menten schiep, wier onderdeelen in echten gothieken vorm waren gebouwd, maar die toch bij gebrek aan de innige kennis der ziel van den stijl, geen zuiver geheel meer uitmieken, als in het bloeitijdperk der ogivale kunst. Ook meenen wij dat er hoegenaamd geen spraak zal zijn kraai bekken van soortgelijke groote voor de naald te gebruiken die slank en licht ten hemel moet rijzen en de voortzetting moet zijn van den een- voudigen maar rijken stijl van den toren, waar het beeldhouwwerk wei nig verheven is en maar lichtjes uitspringt. Men mag niet verge ten dat die kraaibekken dagteekenen uit een ver- valtijdperk en dat men de schoonheid van een bouw niet mag schenden, door de een of de andere te verregaande verslaafd heid aan vormen, die omdat zij oud zijn, dienen bewaard en nagebootst te worden. Men moet dus in die vondst niet meer trachten te vinden dan dat er werkelijk in be vat is. De ontgraven steenen leveren het onwederlegbaar bewijs dat er zekerlijk een naald moet worden gebouwd op St Maartenstoren. Dat men zich daaraan houdejendat men toch in dat beeldhouwwerk geen na te bootsen modellen wil zien. Ook denken wij dat de jtot nu toe gedane opgravingen van natuur niet zijn om ten minste de algemeene trekken te wijzi gen van het eerlijk plan door bouwmeester Coomans opgemaakt. Voor dees week is dat voldoende wij zullen onze lezers op de hoogte houden van dan vooruitgang en den uitslag der opgravingen en het meldenswaardige nieuws daarover voorts mededeelen. W. Eenige kraaibekken met hunne vinders TE KOOP 1 gazmotor 8 peerdenkracht met verkoelingsketels en alle toebehoorten 1 dynamo 40 ampères onlangs nieuw. Voor alle inlichtingen zich te wenden ten bureele dezer. mijn lichaam snakt en slingert. Vader en moeder en Meetje, geeft mij als 't u belieft een kruisje van verre, en nu, tot September. Uw Remi. Ze kreeschen allen die in geheel het huis waren, buiten Meetjei, want 't vrouwtje zat juist aan 't buirselen en aan 't z'^gen Dodderidow en dotje douw ène Dodderidow Remitjo zoo klèn Vader kwam eerst tot sprake God zij geloofd, en gedankt stamelde hij door zijn tranen de verloren zoon is weergevonden. Remitje kreesch moeder, Remitjc mijn arm schaap Lena vaagde heur tranen af ze was zot van vreugde nu ging; de jongen weer recht in zijn schoenen, en, wat liiji ook misdaan had, 't was vergeven en vergeten hij zond geld, hij had berouw en hiji zou huiswaarts komen hij was gevallen en stond op; hij was weerom mensch. In overlijke welgezindheid stond ze op en verliet het huisje, om naar het land te trek ken 's achlernoens zou ze naar de post gaan om de honderd frank, want ze had den ze doodnoodig. Ze was haar zeiven geen meester, ze zou willen springen en dansen hebben, en ze wist niet wat ze deed. Ze spoog in haar handen en greep den spaboom vast om te spitten, maar, dat ging alleen niet en, in haar wildheid, moest ze t'herte lossen en ke zong dat het helmde.: 't En is nog niet lang geleden, dat ik zat op mijn bed, en ik zag er een vlooitje schreden, 't was zwarter dan laget. 't heeft me zoo gebeten, j mijn hemdetje g'heel bescheten en ik was zoo geestig gram, dat ik dat vlooitje nam. Wat deed ik aan zijn potje Een roode zijde-snoer. 't Danste lijk een zot je, in 't midden van den vloer. 't Had twee oogskens in zijn koptje en een hal zetj e lijk een stroptje en een steertjen aan zijn gat) Wat geestig beestje was me dat Kijkt daar kwam juist Mele Boone te naurgange langs de straat ze kon aan de bekoring niet weerstaan en ze tierde Er zitten kwa-weer-beesten op den akker! Waaaredig riep Lena tegenlk zie ze ook; 't is uit het zuiver ras van de djeemenisteraars Mele was weg, met bevende, bleeke lip pen, maar tegaistrib beien deed ze niet meer, want ze voelde nog pijn in de heupen van tegen de pompe te vliegen voor 't Puidenest. (*)Oud Volksliedje. ;SI "Wordt vaortgejet, i ANTWOORD VAN MINISTER RENKIN BhUGF&VJ.BHF.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche Volk (1910-1915, 1927-32) | 1913 | | pagina 5