Bijvoegsel aan HET YPERSCHE VOLKvan Zaterdag 24 Mei 1913
TRIMARD'S
rPEV&flBHORDISSEPIEIl
2>e Naald op St JYlaartenstoren
BUITENGEWONE OCCASIE
Christelijke
Liefdadigheid
De Missionarissen
in Congo
WERVICK
Het kanongebulder heeft opgehouden te
Tchataldja, Bulgaren en Turken zullen
vrede maken. Constantinopel heeft geen
inval meer te vreezen van vijanden over
winnaars; de lente brengt ruste mede, nieuw
leven en hoop in de toekomst.,, demen-
schenslachting wordt gestaaktvrede en
verzoening.
In de hospitalen zullen de laatste zieken
en gekwetsen, dank aan goede zorgen, de
genezing zien te gemoet komen.
Te Constantinopel op den heuvel Chichli
ligt het modern hospitaal Hamidié waar
D' Kadri Rachid Pacha zijne beste zorgen
toewijd aan zieke musulmaansche kinders.
Daar ook heeft men, met den oorlog, een
ïiekenkwartier ingericht voor de slacht
offers die bij honderden en duizenden toe
kwamen van Kirkilissi.Andrinopel.Saloniki,
Tchataldja... Daar zijn ze werkzaam, onbe
kend, ootmoedig, verduldig en liefderijk,
in die Turksche stad, in dit turksche hospi
taalde Zusterkes Missionarissen Francis-
kanessen onder het geleidde van de beminde
moeder Maria-Magdalena... eene belgische
dochter die, als zij in de wereld was, de
adelijke naam droeg van een onzer grootst
familiën. Nu kloosterzuster en overste,werkt
en slaaft zij, voorbeeldig, altijd liefderijk,
altijd blij te moede, zooals haar seraphiEche
Vader den H. Franciscus, voor de kleinen,
de veriatenen, de zieken, de stervenden...
Bij dageen bij nachte is zij, aan de lijden
sponde te midden de verotting, de stank van
ellendigste wezens en afschuwelijkste ziek
ten,. zy en hare gezellinnen gelijk engels
uit den hemel, engels der christelijke lief
dadigheid.
O hoe weten zij te werken daar in de
onderzoekings- en bewerkingszalen is het
bloed, is het etter, is het vuilnisis het
gejank en geschreeuw... van daar in de
ziekenzalen is het witte zuiverheid en blij
heid... de zieken liggen uitgestrekt, gewas-
Bchen en omwonden,gekuischt en gereinigd,
op hagelblanke legersteden rustend, gelaten
en met de hoop der genezing... hoop die ze
gekregen hebben van die engelen Gods die,
Yan de eene tot de andere zaal, van het eene
bed tot het ander, rond gaan met heelmid
dels, met moederlijke zorgen, met blijden
lach en troostvolle woorden....
Hoe indrukwekkend 1 in het rijk van
den Turk, daarin, daarrond, heerscht de
vrede van Christus... Hoe hertroerend die
kloosterzusters te zien, Moeder Maria-Mag
dalena, zich toewijdend aan die arme
Turken.
Js er een aandoelijker, een grootscher
Bchouwspel op aarde dan dit der christe
lijke Liefdadigheid
Wie is zij dan die—engel van troost—
van zoover gekomen is tot in hot Turken-
land om dé slachtoffers te bezorgen van al
die booze menschen die de wet van Christus
hebben vergeten «Gij zult niet doodslaan.»
Wie is zij die huis en land heeft ver
laten, ouders en familie heeft vaarwel
gezegd, een groote naam heeft afgelegd om,
volgelinge van Christus, vergeten op aarde,
de dienstmaagd te worden van de kleinen en
kranken, de noodlijdenden en stervenden
Wie is zij, die wij,Belgen,ktnnen moeten?...
Haar edele moeder, die niets weigeren
kan aan eene teergeliefde dochter, die zijaan
God heeft gegeven, is misschien verwonderd
geweest dat haar kind, haar engel zoo dik
wijls, van uit het buitenland, om hulpe riep
voor hare zieken... maar de moeder van
zulk een kind kon ook aan dit kind niets
weigeren... Wij zullen de moeder noemen
want het kind is gestorven voor de wereld
en draagt haar haam niet meer... de moeder
is de hertogin d'Ursel... het kind is de her
togin... neen is het arm zusterke Maria-
Magdalena der Zendeiingen-FranciBkanes-
sen.
Is er nu nog geen beslissend nieuws over
al de onderzoeken officieel ingesteld om de
waarheid te weten nopens de belasteringen
onzer Missionarissen.
De waarheid Wel zeker wij kennen de
waarheid en wij weten dat de onschuldige
zendelingen verdacht en vuil gemaakt wer
den door loge-mannen. De missionarissen
hebben niet gewacht om zich krachtig te
verzetten tegen de laffe en eerroovende be
schuldigingen hunner vervolgers; zij hebben
van de gelegenheid gebruik gemaakt om
eens openbaar bekend te maken hoe zij
tegengewrocht en gedwarsboomd worden
door de Congoleesche vrijmetselaars.
Onze lezers weten nog wat Z. E. Pater
Cambier, prefekt van Kasaï en Z. E. Pater
Devos, prefekt vanKwango enMgr Roelens,
apostolisch vikaris van Opper-Kongo ge-
MENGELWERK N° 26
VI.
DE GODSKLOP
.1 Vervolg js
Om mij moet hij: niet kriepen, zei
Lena Ik wensch hem anders niets dan ge
luk hij heeft niet gebeeld, maar ik, zulle 1
'i Zal u later spijten, jong, ruide moe
der ge wroet u op ge hebt ook maar
het vel over de beenen meer en als ge dan...
Maar Lena liet haar niet voleinden en
zegde stuur
Moeder, zwijg. Mochten wij t geluk van
God hebben Remi te zien Weerkeeren, dan
draai ik den rug naar al het mannevolk van
heel de wereld en een ovenbuur op den
hoop toe.
En dan vroeg moeder.
Wel, dan zou ik een goeden dienst
zoeken en veel geld voor u winnen.
En wie zou er ons oppassen kriepte
moeder.
Hier, dftt hemeljongske, bij zoo verre
schreven hebben. Daar is geen letter, geen
punt of koma aan te veranderen.
Maar ge zoudt denken, nude beschul
digde zendelingen als beschuldigers optra
den tegen hunne vijanden, dat deze er ook
spoed gingen in stellen om te antw®orden en
zich wit te wasschen
Niemendalle... tot nog toe geen antwoord
en het officieel enkwest is niet afgemaakt...
een bewijs te meer dat de administratie- en
gerechtsmannen die in Congo de taak ver
vullen door de Loge opgelegd, vreezen dat
de waarheid officieel aan het daglicht
zou komen ze vreezen dat voor hen het
uur der rekening en der boete zou slaan.
In Januari 11. ten gevolge der openbaar
making van den brief van Z. E. P. Cambier
heeft M. Arthur Verhaegen, volksvertegen
woordiger van Gent Eecloo,aan den Minister
van Koloniën uitleg gevraagd nopens de
zonderlinge opsporipgswijze van een magis
traat der Kolonie (vrijmetselaar Munch) ten
nadeele van Z. E. P. Cambier.
Alsdan heeft de Minister, in zitting van 28
Januari, verklaard Ik heb den plicht alle
mededeeling te verschuiven tot het oogenblik
waarop het mij mogelijk \al we^en volledige
en bepaalde inlichtingen te verstrekken. Ik
betreur de traagheid der berichtgeving
welke uit de afstanden voortspruit, maar
die traagheid \al ons niet beletten de volle
dige waarheid te kennen.
Wij zijn nu baast Juni. 't Is in September
1912 dat het onderzoek, nopens de zaken
van frama8son Munch tegen Pater Cambier,
begonnen is.... en de groote zendeling, ver
trokken uit Kasaï in Februari 1913, is reeds
sedert lang in België maar wat in België
nog niet is is het volledig dossier over
heel de zaak. 't Is klaar, de vrijmetselaars
zitten er onder en trachten tijd te winnen
Ze verhopen dat de tijd alles zal doen ver
geten maarniet te doen 1
Deze week heeft M. Verhaegen, in de
Kamer, wederom Minister Renkin onder
vraagd Ik begeer te weten, zegde hij, of
de heer Minister sindsdien de volledige en
bepaalde inlichtingen verkregen heeft,welke
hij verwachtte.
Wij gelooven 't wel dat M. Verhaegen
zulks begeert al de vrienden van de zende
lingen begeeren fcet met hem... en hunne
patiëntie is haast ten einde... dat spel duurt
te lang veel langer als Congo ver is.
Luistert, lezers.
Ik heb het ree' terlijk dossier nog niet
ontvangen...
Nog niet Neen, nog nietI 1 1
Het onderhoek heeft, naar het schijnt,
vertraging ondergaan door de gezondheids
toestand der magistraten van Lusambo.
De magistraten van Lusambo, waaronder
de vermaarde framasson Munch, kunnen
ziek zijn gelijk alle andere stervelingen
doch de woorden van den minister naar het
schijnt schijnen ons welgepast, immers wij
zijn niet ver af te peizen dat die gezond
heidstoestand van zekere magistraten... een
uitvluchtsel, een schijnreden is om... tijd te
winnen
De Minister sprak voort
Met de zende van i3 Mei heb ik zoo pas
vernomen dat de dienstdoende pro/cureur-
generaal den 22 April 11. M. Duchesne,
prokureur te Horna, aangeduid heeft om bij
dringenheid (bij dringendheid nu nog
maar het onderzoek te voleinden (Te
voleinden hoe ver is 't al hoe lang zal
't nog duren, spijts de dringendheid
Het volledig dossier zal wij zeer waar
schijnlijk geworden in den loop der maand Juli.
Nog twee maanden patiëntie Waarschijn
lijk want wie weet als het dossier dan nog
toekomt... of als het alsdan volledig zal
zijn De viijmetselarij is tot alles bekwaam.
De Minister deed toch reeds eene bekentenis,
luistert voort
Ik moet vaststellen dat het onderzoek
begonnen is in September igi2 (zoo wij het
zegden dat maakt reeds acht maanden) en
dat Pater Cambier die Kasaï verlaten heeft
in 't begin van Februari igi3slechts den 6
Maart igi3 te Boma is ondervraagd gewor
den. Te dien opzichte schrijft mij de dd
prokureur-generaal Die toestand komt
mij op zijn minst zonderling voor en ik ver-
oorlof mij er op te wijzen zooals ik er reke
ning over vraag aan de betrokken magis
traten.
Zekerlijk is die toestand zonderling..,
nochtans is hij heel verstaanbaar de loge
heeft beslist dat er geen klaarheid komen
mag in die zaken. Wij wenschen dat de
minister over de loge mocht zegepralen.
Het is onmogelijk, zegde de Minister,
Zonder voorbehoud eene z<*ak te beoordeelen
waarvan men niet gansch het dossier bezit
(het is op weg,M. de Minister, patiëntie,het
komt af) «ik geloof nochtans te moeten zeggen dat
de te Boma aangeteekende verklaringen vanZ. E. P.
Cambier zeer nadrukkelijk zijn. (Wij gelooven
'took, M. de Minister. Zoo nadrukkelijk en
ze den weglooper nog wilt, zei Lena, Marie
bij den schouder grijpend.
Marietje werd rood, doch knikte bevesti
gend en sprak
Ja, ik zou hem willen Remi of nie
mand.
Zoo' waren ze weerom van den doolaard
doende.
I11 de wekedagen wierd hij weinig (genoemd;
dat was aangelegd spel van vader en Lena,
om moeder te zwichten, maar des Zondags
kwam hij eeuwig en ervig op het 'tapijt, en
Marietje was altijd de eerste om hean te
noemen en over hem te spreken.
Dien avond, 'éér ze afscheid nam van moe
der Braem, troostte ze de bedrukte vrouw
en verzekerde haar, dat ze de beste voor
gevoelens had.
'k Heb zooveel voor hem gebeden, zei
ze, en 'k gevoel het, moeder, hij zal weder-
keeren 't is zeker, ge zult het zien.
De nacht was gevallen en leelijke weer
lichten doorkronkelden de zwarte lucht. Marie
nam afscheid en moeder Braem en Lena
trokken ter ruste. Binst den nacht rommelde
de donder van ver-aan en een Tap kwam
over de streek, die de dorstige vruchten
in overvloed laafde.
's Anderendaags slenterde moeder Braem
door het land, tot bij de beeten en de suike-
rijen, die nu met opstekende blaars, volgezogen
en verknipt, in de zon te glinsteren stonden,
precies voorzeker als het schrijven van den
zelfden Pater.)
Die verklaringen schijnen rechtstreeks
en klaar aan te toonen,dat de beschuldiging
welke tegen Z. E. P. Cambier was gericht,
niet gegrond is.
M. de Minister, die verklaringen, gezien
het bekend schrijven van Z. E. P. Cambier,
schijnen niet aan te toonen, maar be wijzer
ongetwijfeld ontegensprekelijk
1° dat de beschuldiging niet gegrond is,
2° dat de beschuldiging eene strafbare
eerrooverij is.
Wij rekenen er op dat het ook niet zal
blijven bij de verklaring van ongegrondheid
der beschuldiging maar dat eerrooverij en,
valsche beschuldiging en mis-handeling zal
gestraft worden volgens recht en wet.
Er is te betreuren, zegde de Minister,
dat Z. E. P. Cambier niet van in 't begin
werd onderhoord. Het onderzoek ware dan
spoediger geèïndig geweest.
Zekerlijk, M.de Minister,maar 't was juist
die fameuze magistraat Munch, op reis met
zijne bijzit, die twee onschuldige vrouwen
deed aanhouden en opgesloten hield wij
weten waar, die Pater Cambier niet wilde
onderhooren als hij het vroeg... Dat is niet
alleen te betreuren maar te straffen.
Is vrijmetselaar Munch aan zijn ambts
plicht niet te kort gekomen Moest hy geen
logebevel uitvoeren Pater Cambier sticht
te veel goed in Kasaï hij moet gedwars
boomd worden, hij moet vuil gemaakt en
weggemaakt worden.
En 't is al dat de Minister wist te
zeggen, en bij eindigde
Thans kan ik geen volledig en nadruk
kelijk antwoord geven op de vraag of er
tijdens het onderzoek fouten begaan ZÜni
omdat ik niet al de stukken bij de hand heb
maar zoo er fouten begaan zijn, zullen zij
gestraft worden.
M.de Minister,wij,vrienden der zendelingen,
hebben reeds lang ons oordeelgemaak t over
die Congozaken. Wij aanveerden dat gij als
minister niet handelen kunt en moogt voor
aleer de twee partijen gehoord te hebben.
Gij hebt Z. E. Pater Cambier gelezen en
gehoord... gij wacht nu om de andere klok
te hooren.... wij wenschen dat hetten laatste
in Juli aanstaande zou zijn... en dao, ja dan,
rekenen wij voor de voorbeeldige straf der
plichtigen.
Opbeuring van het kantwerk.
Een nieuwe inrichting is tot 6tand ge
komen, onder den naam van Union Na
tionale Dentellière of Nationale Bond voor
het Kantwerk.
Die Bond heeft voor doel, het opzoeken en
toepassen der middelen om de kunst van het
werk in Belgie op te beuren, en het aan
moedigen en volmaken van het handwerk
door het toekennen van diploma's en gelde
lijke vergoedingen aan de werksters en aan
de kantteekenaars, die zich zullen onder
scheiden.
Daarover zullen gewestelijke en jaarlijk-
sche tentoonsteiiingen ingericht worden.
Door de tusscbenkomst der openbare be
sturen zal de Bond verkrijgen dat aan de
rechthebbenden de eigendom der teekenin-
gen gewaarborgd worde.
Die inrichting heeft niet het minste doel
handel te drijven of winst te verwezenlijken,
maar zij is voor de handelaars, die er in
worden aangenomen, eene waarborg van
hunne achtbaarheid en van hunne hooge
eerlijkheid tegenover het handwerk.
De openbare besturen hebben aan ds
nieuwe inrichting hunne steun verzekerd en
de stad Brussel heeft haar 't patroonschap
verleend. Wij vernemen dat de fabrikanten
van Koitrijk en Yper. en het grootste getal
der fabriekanten van Brugge zich heeft aan
gesloten bij het nieuw werk, dat geroepen
is om op nuttige wijze de eenige waarlijke
praktische en werkdadige maatregelen te
nemen, bekwaam om de aloude kunst van
het kantwerk in ons land te doen herleven.
Allen, die zich aan dien schoonen tak van
onze nijverheid gelegen laten, zullen aan dit
werk hunne medewerking verleenen.
Oude Koeien I
't Is wel een beetje lange geleên om nog over
den rooden fiasco der A. W. te spreken, maar
'l is soms noodig ne keer oude koeien uit den
gracht te halen, om onze sosjes 't geheugen te
verfrisschen, en te wijzen op den blagaai en de
grootsprekerij der roode ophitsers.
Vóór het uitbreken der formedable en on
weerstaanbare A. W. deden oDze röo meeloo-
pers eenen dringenden oproep ten einde hunne
partijgenooten aan te wakkeren, tijdens de
werkstaking de kinderen der stakers op te ne
men en te onderhouden.
Wij zouden nieuwsgierig zijn te vernemen,
hoeveel liefhebbers den oproep hebben beant
woord en hoevele kinders in Wervick besteed,
gespijsd en onderhouden zijn gewoiden
toen ze, haar blikken rondslaande, dein brief
drager zag opkomen. Eerst had ze geen
achterdenken, dat hij naar 't Puidenestje
kwam, want ze waren er lengerhahd aan
gewend geworden geen teeken van leven "méér
te ontvangen van hunnen trimard en ook,
heel die geschiedenis was zoo op en tenden
geklapt maar zie, aan het voetwegeltje ge
komen, sloeg de bode in, recht naar het
korlwoonstje.
Lisa voelde een rilling dweers door heur
lijf gaan en ze stapte gejaagd huiswaarts.
Reeds had Lena jiet omhulsel gescheurd
en stond met den openen brief in de hand.
Van Remi, moeder, sprak ze jube
lend, en er zit een! mandaat in van hon
derd frank.
Och, Jesus-Maria toch kreesch de vrouw.
Meisje, lees zeere, lees, gebood vader.
En Lena begon
Lieve Ouders, Meetje en Zuster,
Ik schrijf met tranen in de oogen en voel
ze leken langs mijn kaken tot op het pa
pier. Wat heb ik gedaan Och 1 'k heb u
zooveel kruisen aangedaan en 't deert me
zoo.
Ik ben een slechterik, en ik heb me laten
bederven door Pol, en ik heb hier gebeest
en gedronken en u laten kribbebijten. Waar
bleven mijn zinnen Ik heb hier schrome
lijke dingen gezien, en stijf gepakt geweest,
en mijn oogen zijn opengegaan.
Of is 't misschien zooals altijd woorden en
grootsprekerij bij den voere, en in daden
nul en nul is nul
Rare Werkman I
Kort voor 't uitbreken der werkstaking riep
Anseele in de Kamers uitt Ik ben fier werk
man te zijn
Of er daarmee sedert gelachen is geworden,
moet ge niet vragen Immers de arme werk
man in kwestie is volksvertegenwoordiger aan
1000 fr. 's jaars en schepen der stad Gent aan
0000 fr. Hij is daarbij beheerder, en hoofdman
van Vooruit aan X.. duizend fr. enz. enz., en
strijkt alzoo jaarlijks iets van rond de twintig
duizend ballekens op
Rare werkman dus, niet waar Vrienden
De landwerklieden, de fabriekjouwers, de
ambachtslieden enz. enz. enz. de oprechte werk-
menschen enfin, moeten niet aardig opkijken
zoo een raren werkman in hunne rangen te
tellen. We wedden nochtans dat er niet één is
onder hen die zijn loon met den loon van den
Gentsehen werkman niet zou willen verwisse
len.
Hij is kwaad
Vooruit is kwaad omdat er in de gazelten
geschreven wordt dat Anseele zulk schoon
daguurtje wini
Anseele trekt dat zegt hij, dat is waar, en
als hij dat trekt dan is het, omdat wij socialisten
dat willen, - omdat wij willen dat hij schepen
en kamerlid is dat gaat niemand aan dan
ons. Er zijn wel andere die ook 10000 fr. trek
ken, zonder de sleerljes
Dal is allemaal waar, Vooruit, gij hebt vol
komen gelijk. Maar, zegt het Fondsenbladals
wij en anderen erop wijzen dat Anseele 10000
fr. trekt, 't is niet omdat wij het te veel vinden,
of omdat wij liever zouden hebben dat 't iemand
anders zou zijn. Of de socialistische kamerleden
Eedje, Jantje, Pietje of Klaasje heeten dat is
ons gelijk Maar Vooruit zou moeten voelen, dal
het is omdat hij vroeger altijd gedonderd heeft
op de groote jaarwedden van dezen die geen
socialist waren, dat wij nu hem 't potje onder
den neus frotten. Daar was een lijd dat Vooruit
leerde, dat alleman gelijk moet winnen, genoeg
om ordentlijk te leven. Vooruit schatte dat dan
op 4 fr. daags.
Maar sedert dat de sossen aan de schoiel-
kant geraakt zij n is dat nu iets of wat veranderd
Een die de waarheid durft zeggen!
Een roode babbelaar die in gezelschap van
eenige werklieden de handelwijze der roode
kamerheeren poogde te verrechlveerdigen,
vroeg aan een dier roó gesyndikeerde slaven
Weet gij waarom onze mannen in de kamers
de goedkeuring van Minister De Broqueville's
verklaring gestemd hebben
Heel wel antwoordde de man. Omdat
zij de week die er op volgde aan de stakers
moesten beginnen te betalen
De vrager gaap nu nog
De Mier.
PROVEN
Gemeentefeesten ter gelegenheid der ker
mis. Op Sinxendinsdag was er ringstekinq
met velo voor 50 frank prijzen, 120 rijders na
men aan den prijskamp deel. De prijzen werden
gewonnen door de volgende personen van
Proven
lslê prijs, Polcque Jozef2d« prijs, Lermyte
Hector 3' prijs, Desomer Achiel4* prijs,
L'Epée Rodolf; 5* prijs, Bossuwe Emiel; 6C prijs,
Rappelet Maurits.
Baanbolling op zondag 18 Mei. Koeke-
zondag. De bolling, waarvoor 600 frank prij
zen uitgeloofd waren, is buiten gewoon wel ge
lukt-980 liefhebbers van de omstreken, zelfs
tot diep in Frankrijk, hebben er deel aan geno
men. Het spel werd uitgevoerd in de grootste
orde en regelmatigheid.
Het was een prachtig schouwspel al die
spelers in volle werkzaamheid te zien. Al de
deelnemers hebben hunne voldoening uitge
drukt over de inrichting en de goede sch.kkin-
van het spel, en beloofden bij de volgende ge
legenheid nog in grooter getal op te komen.
De hoogste prijzen 150 fr. 100 fr. en 50 fr.
werden gewonnen door twee pektons van
Watou en een van Winaezeele.
Plechtige eeremis. Dinsdag laatst had in
de parochiale kerk van Proven eene aandoen
lijke plechtigheid plaats. De Eerw. Heer Remi
.Verfaillie deed er zijne plechtige eeremis ten
10 ure. Aan het altaar weid hij bijgestaan door
zijne kozijns de EE. HH. Destrooper, leeraar in
het klein Seminarie te Roeselaere en Verfaillie,
onderpastoor te Rumbeke en door den E. H
Pastor der parochie.
De hoogmis, in Gregoriaanschen zang, werd
met veel kunst uitgevoerd door de zangers van
het oxaal afwisselend met het vrouwenkoor in
de kerk.
's Middags werd een prachtig maal aange
boden aan de leden der familie en beste ken
nissen van den nieuwen priester. De spijzen,
die allerkeurigst waren, werden afgewisseld
door vroolijke gezangen met begeleiding van
piano, en door deftige voordrachten en geluk-
wenschen, congoleesche en andere.
Bij het nagerecht stond de E. H. Pastor van
Proven recht om den nieuwen priester en zijne
familie geluk te wenschen, en stelde eenen
heildronk voor op hunne gezondheid en op de
aanstaande verdienstelijke loopbaan van den
E. II Verfaillie.
Deze beantwoordt dien gelukwensch in ont
roerde bewoordingen en bedankt den E. H.
Pastor voor zijne genegene gevoelens en wen
schen. Na een terugblik op de nagedachtenis
van zijnen overleden vader, bedankt hij op-
volgentlijk zijne eerzame moeder, zijne hroe-
ders, zusters en familieleden, alsook zijne ge
wezen meesters, voor hunne opofferingen,
hunne blijken van genegenheid en de zorgen
die zij aan zijne opvoeding en zijn onderwijs
besteed hebben.
Mijn boers Mamatje is hier gestorven, en
het was zoo'n fraai vrouwtje, het geleek zoo
wel aan Meetje en ats ik het stijve lijk over
eerde zag liggen, was ik bekeerd.
Ik had geen geld meer, 't was al verlapt,
maar ik heb gespaard totdat ik honderd frank
bijeen had en nu zend ik ze.
Ik drink niet meer, nooit geen zeupe meer,
en 'k zal nooit meer drinken.
Ik kwijt weerom al mijn christelijke plich
ten en ik vloek niet meerneen, ik zal
nooit meer vloeken.
't Deert me ook zoo, dat ik Marietje ver
geten heb en hier zoo- veel kwaad en zonde
gedaan heb, en nu zal Marietje mij nooit
meer geerne zien, maar ik heb het niet ge
stolen, neen, 't is verdiend.
Ik moet Veel geld winnen eh ik zal wer
ken, slag-om-slinger, voor u, lieve vader,
zoete moeder en dierbaar Meetje, en Ik vér-
lang mijn hert uit om naar huis te komen.
Ik peis geheele dagen op 't Puidenestje
en op ons land en het bosselke en den
rietput.
't En is toch zéker nooit geen waar, dat
Meetje kindsch is O 'k zou dood gaan
van kruisen
Lena, wees toch niet meer dul op mij
't deert me zoo, en ik Zal voortaan mijn beste
doen voor u allen.
Vader en moeder en Meetje en Lena, ver
giffenis.! Ik vraag het, al snikkend, dat heel
Gelijk wij in ons vorig nummer meldden, heeft men bij het O. L. Vrouwportaal den
St Maartenskerk, ter gelegenheid van waterleidingswerken, een hoogst belangrijke archeo-
logische vondst gedaan. Werklieden hebben daar op een meter diepte tal van welbewaarde
kraaibekken ontgraven. Dees week heeft men de opzoekingen voortgezetj|en tot heden toe
rijzen nog steeds uit den omgewoelden grond gebeeldhouwde steenen op. Dinsdag laatst
heeft men zelfs onder de kraaibekken een platten steen ontgraven, waarop het wapen van
Vper prijkt en het jaartal 1731 men denkt daarin een vingerwijzing te zienjdie veronder
stellen laat dat die kraaibekken allezias voor 1731 niet werden in den grondjbedolven.
I^Wij denken dat het niet van belang zal ontbloot zijn, gezien de algemeene nieuws
gierigheid die nopens die ontgravingen heerscht, het een en het ander daarover aan onze
lezers mede te deelen en ons artikeltje door ttvee mooie zichtjes op te luisteren.
11
De ontgraving der kraaibekken
Het belang dier vondstjop archeologisch gebied valt niet te ontkennen. Sedert dat de
heer Burgemeester Colaert het^heerlijk plan heeft opgevat St Maartenstoren met een naald
te bekroonen, zijn de
tongen tamelijk wel los
gegaan, de eene om het
werk volmondig goed te
keureD.de andere om het 1
te beknibbelen. Men
roemde weliswaar het
vernuft van den heer
Coomans, die erin ge
slaagd was een ontwerp
op te maken, die de
moeilijksten ook voldeed
en die terecht door de
Commissie der Praalge-
bouwenten hoogste wierd
goedgekeurd. Doch, er
beBtond nog een zekere
ongerustheid, een zekere V
twijfel of de naald op
St Maartenstoren ja of
neen bestaan had, tn
vanda-ir ontsproot de
vraag of de toren wel eeu
naald behoefde om teene-
maale voltrokken te zijn.
De archeologische en
mystieke redens door den
heer Colaert in zijne re
devoering geopperd wa
ren afdoende, doch de
historische reden ontbrak
nog. Nu is er geen twijfel
meer mogelijk. De stee
nen, die men heeft opge
graven, leveren het on
tegensprekelijk bewijs
dat, zoo men tot nu toe,
voor zekere oDgekende
redens, geen naald had gebouwd, er zekerlijk ernstig spraak ervan is geweest, gezien men
de materialen reeds had voorbereid, die tot den opbouw ervan moesten dienon.
De opgedolven kraaibekken dagteekenen naar alle waarschijnlijkheid uit de XVe
eeuw. Naar de meening van bekwame vakmannen, zijn zij van ongelijke waarde, eenige
onder hen zijn waarlijk kunstig afgewrocht en getuigen van de kennis der beeldhouwers,
die ze hebben vervaardigd. Zij zijn sober van stijl, geen gezochtheid iü de onderdeelen de
hoofdlijnen komen wel uit. Dit is eene vereischte voor alle beeldhouwwerk dat op eene
zekere hoogte moet geplaatst worden.
Wat verbazing verwekt is hunne ODgewone groote. Men treft soortgelijke kraaibek
ken, naar ons weten, aan niet een monument aan opgetrokken gedurende het bloeitijdDerk
der gothiek. Men zou die zelfs moeilijk aantreffen aan gebouwen uit de XVe eu XVI*
eeuw, toen de gothieke kunst erg aan 't kwijnen was, en de bouwmeesters en beeldhouwers
meer naar bombast en verwrongen vormen uitzagen dan naar sierlijken eenvoud in de
lijnen. Soortgelijke kraaibekken ontwaart men aan veel monumenten in neo gothiek
opgetrokken, in de XIXe en XXe eeuw, toen men wel de gothiek kende en nabootste'
maar de taal, de regels, de maat, met een woord de ziel ervan niet meer begreep, en monu
menten schiep, wier onderdeelen in echten gothieken vorm waren gebouwd, maar die
toch bij gebrek aan de innige kennis der ziel van den stijl, geen zuiver geheel meer
uitmieken, als in het bloeitijdperk der ogivale kunst.
Ook meenen wij dat
er hoegenaamd geen
spraak zal zijn kraai
bekken van soortgelijke
groote voor de naald te
gebruiken die slank en
licht ten hemel moet
rijzen en de voortzetting
moet zijn van den een-
voudigen maar rijken
stijl van den toren, waar
het beeldhouwwerk wei
nig verheven is en maar
lichtjes uitspringt.
Men mag niet verge
ten dat die kraaibekken
dagteekenen uit een ver-
valtijdperk en dat men
de schoonheid van een
bouw niet mag schenden,
door de een of de andere
te verregaande verslaafd
heid aan vormen, die
omdat zij oud zijn, dienen bewaard en nagebootst te worden.
Men moet dus in die vondst niet meer trachten te vinden dan dat er werkelijk in be
vat is. De ontgraven steenen leveren het onwederlegbaar bewijs dat er zekerlijk een naald
moet worden gebouwd op St Maartenstoren. Dat men zich daaraan houdejendat men toch
in dat beeldhouwwerk geen na te bootsen modellen wil zien. Ook denken wij dat de jtot nu
toe gedane opgravingen van natuur niet zijn om ten minste de algemeene trekken te wijzi
gen van het eerlijk plan door bouwmeester Coomans opgemaakt.
Voor dees week is dat voldoende wij zullen onze lezers op de hoogte houden van dan
vooruitgang en den uitslag der opgravingen en het meldenswaardige nieuws daarover voorts
mededeelen. W.
Eenige kraaibekken met hunne vinders
TE KOOP
1 gazmotor 8 peerdenkracht met verkoelingsketels en alle toebehoorten
1 dynamo 40 ampères onlangs nieuw.
Voor alle inlichtingen zich te wenden ten bureele dezer.
mijn lichaam snakt en slingert.
Vader en moeder en Meetje, geeft mij
als 't u belieft een kruisje van verre, en
nu, tot September.
Uw Remi.
Ze kreeschen allen die in geheel het huis
waren, buiten Meetjei, want 't vrouwtje zat
juist aan 't buirselen en aan 't z'^gen
Dodderidow en dotje douw ène
Dodderidow Remitjo zoo klèn
Vader kwam eerst tot sprake
God zij geloofd, en gedankt stamelde
hij door zijn tranen de verloren zoon is
weergevonden.
Remitje kreesch moeder, Remitjc
mijn arm schaap
Lena vaagde heur tranen af ze was zot
van vreugde nu ging; de jongen weer recht
in zijn schoenen, en, wat liiji ook misdaan
had, 't was vergeven en vergeten hij zond
geld, hij had berouw en hiji zou huiswaarts
komen hij was gevallen en stond op;
hij was weerom mensch.
In overlijke welgezindheid stond ze op en
verliet het huisje, om naar het land te trek
ken 's achlernoens zou ze naar de post
gaan om de honderd frank, want ze had
den ze doodnoodig.
Ze was haar zeiven geen meester, ze zou
willen springen en dansen hebben, en ze
wist niet wat ze deed.
Ze spoog in haar handen en greep den
spaboom vast om te spitten, maar, dat ging
alleen niet en, in haar wildheid, moest ze
t'herte lossen en ke zong dat het helmde.:
't En is nog niet lang geleden,
dat ik zat op mijn bed,
en ik zag er een vlooitje schreden,
't was zwarter dan laget.
't heeft me zoo gebeten, j
mijn hemdetje g'heel bescheten
en ik was zoo geestig gram,
dat ik dat vlooitje nam.
Wat deed ik aan zijn potje
Een roode zijde-snoer.
't Danste lijk een zot je,
in 't midden van den vloer.
't Had twee oogskens in zijn koptje
en een hal zetj e lijk een stroptje
en een steertjen aan zijn gat)
Wat geestig beestje was me dat
Kijkt daar kwam juist Mele Boone te
naurgange langs de straat ze kon aan de
bekoring niet weerstaan en ze tierde
Er zitten kwa-weer-beesten op den akker!
Waaaredig riep Lena tegenlk zie
ze ook; 't is uit het zuiver ras van de
djeemenisteraars
Mele was weg, met bevende, bleeke lip
pen, maar tegaistrib beien deed ze niet meer,
want ze voelde nog pijn in de heupen van
tegen de pompe te vliegen voor 't Puidenest.
(*)Oud Volksliedje.
;SI "Wordt vaortgejet,
i
ANTWOORD VAN MINISTER RENKIN
BhUGF&VJ.BHF.