Bijvoegsel aan HET YPEESCHE VOLKvan Zaterdag 22 November 1913
Het naamfeest eer Koningin
Raadsel prijskamp
Groote Belgen - Sergent De Bruyne
1
li
's Avonds
Geloofsverdediging
Het Ypersche Volk
Heerlijke Verjaring
'fflJM -
7
Het Modernisme
Het Agnosticisme
Agnosticisme en Christendom
Immanentisme
Leest en Verspreidt
I. ANTWOORDEN
Raadsel 20)
Raadsel 21)
melk
Inkt
ezel
nier
lena
k e p i
klak
trio
Raadsel 22)
Raadsel 23)
bond
knie
over
niet
n e v a
iets
draf
e t s e
II. Prijswinnaars.
Zo ekbeeldj es-Prijskamp
IN DE KLEERNIJVERHEID
1892 15: November - 1913
•V
mm.
Woensdag was het Sint-Elisabeth s feest,
naamdag van H. M. de Koningin. Dit f-est
werd in familie gevierd in het Koninklijk
Paleis te Brussel. Er zijn talrijke telegram-
me ï.vanjgelukwenschingen toegekomen.
De Koning en de Kinders hadden gezorgd
om Moeder tej'ontvangen in met bloemen
versierde kamers.
H. M. de Koningin Elisabeth
Mochte God, H. M. Koningin Elisabeth
zegenen, en gelukkig en lang in° volle ge
zondheid bewaren voor haren echtgenoot,
onzen Vorst, voor hare kinders, onze lieve
Prinsen en Prinses, voor heel het haar toe-
verkleefde Vaderland.
Hoe zoet is 't droomen 's avonds als het duister nijgt,
als 't slapengaande licht te westen nederzijgt,
als 't zinkend zonnerood, door nevelwaas aan 't zichten,
verdwijnt ongeerne en draalt in hcimlijk twijfellichten.
Ten hemel komen een voor een de sterren staan
als blinkend eèlgesteente om 't galden hoofd der maan
de wind waart over 't land en op zijn adem mede
gaat lispelend voorbij een zacht vermaan van vrede.
En alles zinkt in rust terwijl de oneindigheid
des hemels voor mijn starende ocgen openspreidt
als een wijd Kerkgewelfde sterren heller blaken
en roepen tot de wereld Slaap gerust, wij waken
SOC1US.
Verledene wr ëk. over hebben we eens fel gela
chen omd.' airtsdomme prietpraat van de Weer
galm, Aie ons uitschold voor godslasteraars. Het
vroeg ons immers zijn artikel Illerikalismus
over te drukken - opdat (onze) lezers zouden
kunnen oordeelen langs welke zijde de godslaste
raars zjjn 1 Heeremijnentijd Als er nogeens
een concilie gehouden wordt, dan zullen we
vragen aan de schrijvers van 't Weergalmtje
daar de waarachtige leer van Christus te gaan
verdedigen....
Wij hebben hun ook beloofd, dat wij, om hun
plezier te doen, brokje voor brokje hun artikel
zouden overdrukken.... met een antwoord erbij,
natuurlijk, 't Zal een gelegenheid zijn voor ons,
om in ons zoo verspreide weekblad onzen gods
dienst te verdedigen,.... en de Weergalm zal er
misschien nog een en ander uit leeren ook....
wie weet
....Elke wetenschap, elke nieuwe bevinding
trof'een onverzoenehjhe (n) vijandin 't kleri-
halism.
't Is noodig, dat heden nog te herhalen,omd at
heden ook dat zelfde klerikalism .al wat nieuw
is met afschuw verwerpt, en allen vooruitgang
veroordeelt door de nieuwe denkbeelden als
modernisme in tegenstelling te noemen met het
geloof, en het dus als ketterij af te keuren en te
verbieden.
Dus is de schrijver zeer moderniste. Laten we
eens zien wat modernisme is,en of de Paus geen
gelijk had het modernisme de grootsie ketterij
te noemen die ooit bestaan heeft. Wij laten onze
lezers oordeelen.
Sedert de Kerk bestaat, zij a er altijd
ketters geweest. Maarterwijlvroegere kette
rijen één of enkele waarheden loochenden,
bestrijdt het modernisme het gansche chris
tendom. En nochtansen daar juist ligt
het gevaar terwijl het van al onze chris-
tene leerstukken niets overlaat, behoudt het
in naam en voor het uiterlijke alles wat ons,
christenen, duurbaar is het modernisme is
volledig en radikaal ongeloof, maar gehuld
in een christelijk kleed.
Heel het eigenlijke, volle modernisme, is
vervat in twee grondbeginselen, één van
ontkennenden, en één van stelligen aard
het agnosticisme, en het immaneniisme.
Het agnosticisme is de sombere, trooste-
looze dwaalleer volgens dewelke het men-
schelijk verstand alleen de waarneembare
dingen kennen kan, maar niet wat daarbo
ven gaat. Echte, zekere, vertrouwbare
kennis aangaande bovenzinnelijke dingen is
voor den mensch onbereikbaar. Dat is een
wijsgeerig stelsel voortvloeiend uit het Kan-
tisnae, dat veel vertakkingen heeft positi
visme, empirisme, enz. Wij hoeven hier niet
te onderzoeken tot hoever dit Btelsel van
wijsbegeerte de waarheid nabij komt wat
ons aanbelangt is te weten wat dit Agnosti
cisme beteekent voor de godsdienst.
De verplichting voor ons van een God te
erkennen en te dienen volgt natuurlijk op
het met zekerheid kennen van Gods bestaan,
want als het bestaan van een Opperwezen
niet kan bewezen worden, of als dit Opper
wezen niet bestaat wat voor ons op het
zelfde neerkomt ho8 zouden wij dan ver
plicht kunnen zjjn hem hulde of dienst te
bewijzen.
Welnu God behoort zeker niet tot de waar
neembare dingen, tot de dingen die men zien
ot hooren of tasten kan, aangezien God een
zuivere geest is. En nu beweren de agnosti-
ciston dat men over het bovenzinnelijke
nooit iets met zekerheid kan te wete komen
Dus volgens hen kan men met bewijzen (met
echte, verstandelijke zekerheid) dat er een
God bestaat.
En zoo wordt door dit stelsel de redelijk,
grondslag voor onzen en eiken godsdienst
weegenomenals Gods bestaan voor de re Je
niet te bewijzen is, dan is godsdienst, in
welken zin ook, voor de rede, voor het ver
stand, niet meer te rechtveerdigen. Dat zeg
gen ook de modernisten godsdienst, zeggen
2e, is een troost voor het hert, is gemoeds-
werk, maar geen werk van het verstand: de
rede en de wetenschap kan met godsdienst
geen rekening houden, want rede en wet n-
schap kennen geen God, en kennen dus ook
geen godsdienst.
Is er wel ooit sehrikkelijker dwaling uit
gedacht
Iemand die nadenkt zal onmiddelijk toe
geven dat het dan alleen redelijk is een
leering, die zich voor goddelijke openbaring
uitgeeft, te aanvoerden, wanneer baar god
delijk oorsprong bewezen is.
En hce kan die goddelijke oorspiong be
wezen worden Op waarlijk afdoende wijze
alleen door goddelijke getuigenis; met an
dere woorden door zulk een feit of zulk een
daad die God alleen stellen kan door pro
phetie of mirakel.
Welnu de modernisten beweren dat men
nooit propbetie of mirakel kan bewijzen,
aangezien, zeggen zy, de wetenschap geen
rekening kan houden met feiten die ze niet
uit hun waarneembare, dus natuurlijke oor
zaken kan verklaren. Dus kan men, volgens
hen, nooit op een afdoende wijze bewijzen
dat een le-ring goddelijk is.
Daaruit volgt, zult ge zeggen, dat alle
modernisten noodzakelijkerwijze godsdienst
loocherB,0ngeloovigeD,zijn Voor een groot
deel zoudt ge gelijk hebben. Daar zijn er
velen die ongeloovigen geworden zijn,
maar... daardoor ook bielden zij op moder
nisten te zijn. Ik zegde reeds vroeger dat
modernisme radikaal ongeloof is en dat
heb ik bewezen maar ongeloof gehuld in
een christelijk kleed. De modernisten huldi
gen het stelsel van het agnosticisme, maar
zij willen er roomsch bij blijven Daar zij
echter aan den godsdienst allen redelijken
grondslag hebben ontnomen, trach'en zij
een anderen uitleg, een andere soort van
rechtveerdiging voor den godsdienst te
geven. Eu daartoe dient het tweede grond
beginsel van het modernisme het imma
neniisme.
Een nieuw woord, (Daar het latijn im-
manere, vandaar vitale immanentie of le
vensinnerlijkheid) dat gebruikt wordt om
ee i stelsel te betitelen dat zegtde gods
dienst, en heel de godsdienst vindt zijn
oorsprong en zijn diepste verklaring uitslui
tend in ons eigen innerlijk leveD, met name
in hfctgemoeds-en wilsleven van den mensch.
Dat eenvoudig weg uit te leggen is niet te
gemakkelijk. Wij zullen het beproeven. Ont
houdt echter goed dat wij enkel de dwaling
uiteen zetten. (1).
Diep op den bodem van elk menschen-
hart ligt begraven een onbestemde behoefte
aan het onkenbare, het eindelooze. het god
delijke. Als de mensch nu in zedelijk opzicht
goed gezind is, en de omstandigheden gun
stig zijn, dan borrelt die behoi fte naar bo
ven, dan wordt de mensch zich innerlijk be
wust dat hij iets hoogers noodig heeft dan
h^tgene hem verstand en wetenschap kun
nen geven dan begint hij te gevoelen hoe
zeer zijn hert snakt naar het onkenbare,
naar God. En als dit gebeurt dan begiDt de
mensch te gelooven in Godhet geloof vol
gens de modernisten is niets anders dan het
bewust geworden, nu ook gewilde, voelen
voor het onkenbare, voor God.
Of die God dan werkelijk bestaat? De rede,
het verstand, zeggen ik weet het niet,ik kan
het niet weten. Maar nu is het hart gaan
spreken, en het hart zegt ik heb behoefte
aan hem, en ik voel de behoefte. Welnu het
voelen van die behoefte is een openbaring
van God in zijn binnenste daardoor ben ik
hem innerlijk gewaar geworden, en daarom
geloof ik nu in hem met heel mijn hart
Letwel met heel mijn hart», niet met
mijn verstand, want de grond van alles is
gemoedswerk.
Bemerkt wel hoe geloof en openbaring bij
de modernisten heel iets anders zijn dan bij
ons, christenen.
Wanneer de mensch nu blindelings, zon
der verstandelijk bewijs, het bestaan van
God anneemt, dan daar hij een redelijk
wezen is begint bij zich den onkenbare op
deze of die wijze voor te stellen, zóó of zóó
over zijn eigenschappen te denken, en hij
vormt zich allerlei voorstellingen over den
onkenbare, over onze verhouding tot hem,
en onze plichten jegens hem. Eerst zijn die
denkbeelden weinig talrijk, en eenvoudig,
maar allengskens komen er meer, en ver
volgens worden ze scherper omlijnd, en
zorgvuldiger uitgedrukt. Dat wetenschap
pelijker verwerken geschiedt natuurlijk door
de voormannen op godsdienstig gebied, door
degenen wier godsdienstig gevoel bijzonder
sterk ontwikkeld is, en die zoodoende, een
zekeieninvloed op hun omgeviDg uitoefenen.
Zulken zijn vooreerst de Btichters en her
vormers van godsdiensten, en vervolgens de
aanzienlijke leeraars en predikers.
Ea wanneer nu, onder den invloed van
zulke voorgangers een menigte van men-
schen, een heel volk, misschien zelfs een
gansche groep van volkeren langzamerhand
ertoe gebracht wordt om hun godsdienstig
voelen te belichamen in dezelfde denkbeel
den over den Onkenbare, en in dezelfde oor
deelen over 's menschen verhouding tot hem
en zijn verplichtingen jegens hem, dan wor
den die denkbeelden en oordeelen de leer
stukken, de dogma's voor zulk een men-
schencaassa. En die leerstukken te samen
genomen vormen een bepaalden godsdienst,
die meestal naar een bijzonder invloedrij
ken voorganger genoemd wordtzoo naar
Mozes, naar Christus, naar Mahomed, Lu
the8, enz.
Zietdaar hoe volgens de Modernisten
alle godsdiensten onBtaan zijn, Let welalle
godsdiensten, niet een uitgezonderd. En
daarom hebben wij op een lijn Christus en
Mahomed, enz. moeten plaatsen, hoe god
lasterend het ook weze. Maar dan hebt gij
ook begrepen dat er volgens de modernis
ten, in geen enkelen godsdienst iets boven
natuurlijks, iets goddelijks kan gevonden
worden. In alle godsdiensten is alles zuiver
menschelyk, volgens heB, vindt alles zijn
oorsprong in het diepste van 's menschen
eigen gemoedsleven.
En de Paus had zulke leerstelsels niet
mogen ketterij heeten, eu verbieden
Wat zegt ge ervan Weergalmtje
(Vebvolgt).
(1) Naar Van Noort: modernisme.
Derde Reeks: JULI-AUGU9TUS-SEPTEMBER 1913
Raadstl 1) Raadsel 2)
klok o-ver-maat
lede ver-want scbap
oder maat-schap-pij
kerk
Raadsel 3) Jan Breidel, Pieter De Coninck.
Raadsel 4) God geve ons zonneweer op Yper-
tuindag.
Raadsel 5) Schoolverlof.
Raadsel 6) Geen roozen zonder doornen.
Raadsel 6bis) Vaderlander.
Raadsel 7) Leeg vel rekt wel.
Raadsel 8) Veel kleintjes maken een groot.
Raadsel 9) Delameilleure.
Raadsel 10) Deken De Bo.
Raadsel 11) Vastenavondzot.
Raadsel 12) S nie V lie M
I sra E lil A
N eer Rijde N
E ven B eel
EmmalvonA
S oio E nieR
C hri S lol Y
H ots T edeN
Raadsel 13) Mecsler Hugo Verriest.
Raadsel 14) Doe wel en zie niet om.
Raadsel 15) Met kruis in 'top
zoo varen wij
door wereld tij
Ten hoogen femel op
Raadsel 16) Recht voor stake, Vlaamsch
voorsprake, God voor bake.
Raadsel 17) Neen 't is de letter R.
Raadsel 18) De Bo.
Raadsel 19) Rusten is roesten.
Raadsel 24) God leeft die 't al geeft.
Raadsel 25) Was
a A 1
s 1 A a p
a S a
p a T n a
n E e (t)
(c) a e N
Raadsel 26) De letter E.
Raadsel 27) J o a b
ohio
aire
boer
Raadsel 28) De raadselprijskamp is eene aan
gename bezigheid voor de winteravonden.
Raadsel 29) Raadsel 30)
Kant De-bo-ra
A f e r Bo-nef-fe
Neva Ra-fe-len
Tram
1' PRIJZEN
J. Toorlelboona,Noordschote,30g. oplossingen.
Op welk ge\ag.
L. Dequeker, Bixschote, 30
De wraak van de schoolmeester.
E Roose, Ypir, 30
H. Antonius van Padua.
P. Lapiere, Wulverghem, 30 i
Dauwpereltje.
2' PRIJZEN
L Delava, Wulverghem, 29
Op \oek naar geluk.
A. Devos, Bixschote, 24
Eene duistere \aak.
3C PRIJS
I Dutlou, Vlamertinghe, 15
Broeder Bertus.
Nog nooit hebben zooveel prijzen gewonnen
geweesteen bewijs dat onze raadselvrienden
met ijver de vragen oplossen.
Wat za! het dan zijn met de verbeteringen die
wij met 1914 zullen inbrengen fü
Raadselvrienden scbepl motd
Het is ons onmogelijk de namen Ie geven der
182 vrienden die beneden de helft der goede
antwoorden komen.
Moed gevat, vlijtige zoekers en zoeksters, met
taai geduld zult ge ook wel eens prijs winnen
is 't nu niet 't is later. Tot ziens.
JU LI-AUGUSTUS-SEPTEMBER 1913
Hebben de 13 vragen opgelost en behalen
prijs.
L. Delava, Wulverghem Vrede den arme.
M. Deslaef, Nieukerke Kempen.
I. Dutlou, Vlamertinghe -.Fransch Vlaanderen
p. Lapiere, Wulverghem Weder gevonden
Zoon
G. Lemaire, Nieukerke Eerlijk Volk.
G. D'Huyser, Wulverghem Wildzang.
VOLGEN H. Room, Pottyze, 12 goede ant
woorden L. Danneel, Oostvleteren, 11 goede
antw M. Trioen, Westnieuwkerke, 11 goede
antw. A. Schecht, St-Jan, 10 goede antw.
W' H. Kestelyn-Van Cayseele, Westoutre, 8
goede antw. H. Lefebvre, Langemarck, 4 goe
de antw. M. Worms, Yper, 5 goede antw.E.
Roose, Yper, 3 goede antw. M. Febure, Dra-
noutre, 3 goede antw. H. Detavernier, Brug
ge, 3 goede antw. L. Naessens, Zantvoorde,
2 goede antw.
In zulk Jhoofddragend artikel, in ons num
mer van 9 November lezen wijl
„Een vakbond is immers niet hoofdzake
lijk tegen de bazen gericht, wat dezen meest
al niet willen inzien, maar streeft int'ege.nde
naar verslandhouding, gevestigd op; het recht
en de belangen van beide partijen, ten bate
voor gansch het vak.'1
Of er daar waarheden in staan I
Een vakbond, zooals wij hier noemen een
syndikaat, duizendmaal neen, zulks is niet
noodzakelijk tegen de bazen gericht. Wel is
waar, 't zal er tegen gericht zijn als de
bazen stijfhoofdig en koppig alle vereeniging
weg willen en kost wat kost ze willen ver
breken en uiteen drijven. Hoe wilt gij het
anders. Ik wil binnen blijven, gij wilt
mij buiten jagenwil ik er blijven, ik
moet strijden, ik moet mij tegen u weren
dat spreekt van zelfs. Maar bemerk wel,
't is ik .niet die tegen u be.n, maar gijl die
tegen mijl zijt. Zoo, "t en is 't syndikaat
niet dat tegen de bazen is, maar wel de bazen
die tegen 't syndikaat zijn... Waarom 1
Nabij de zee, te Blankenberghe, zijne
gebooitestad, prijkt het standbeeld van SER
GENT DE BRUYNE; nevens hem staat zijn
wapenbroeder, luitenant LIPPENS.
Beide en niet het minst sergent De Bruy
ne beldceden een der eerste plaatsen onder
de koene strijders die, in Congo, door hun
heldhaftig streven uitschenen.
Is het met recht en reden dat wijl fier
zijn op alle groote Belgen, met eene bijzon
dere vaderlandsehe trotsheid mogen wij! roe
men op den moedigen wapenman, wiens aan
doenlijke geschiedenis een der harfroerend-
sto en dapperste 'gebeurtenissen uitmaakt uit
dep oorlog tegen de Araben, die den slaven
handel in Congo voerden.
...De openlijke vijandelijkheden der Ara
hen begonnen in 1892, en sedert dien volg
den de gevechten elkaar op zonder staan.
IIet kamp van Lusambo, dat alreeds den
grond van een slagveld had geweest, stond
onder de bevelen van den luitenant Dhanis.
Nauwelijks was deze in bediening gesteld
of de landen der Batótelas werden overrom
peld door een Araabschen hoofdman, Gongo-
Lutété. Aanstonds trekt Dhanis tegen hem
op en den 6 Mei valt hij het dorp Bachi-
lengé aan, waar Gongo met zijn legerbenden
vertoefde. De Araben worden verslagen.
Gongo nochtans hereen'gt zijne troepen, en
den 9 Mei, valt hij opnieuw Dhanis aan. De
aanval was zoo wel geleid dat Dhanis op 't
punt was te verliezen, maar hij' wist zoowel
zijne krijgsmannen tot dapperheid aan te hit
sen, dat Gongo met zijne benden de vlucht
nam. Weinig tijds daarna werd een vrede
verdrag gesloten tussehen Gongo en Dhanis,
waarna 'Dhanis den post van den Lomami
vaststelde. Terwijl dat Dhanis dit aantal zege
pralen behaalde, kwamen de araabsche sla
venhandelaars te Riba-Riba in opstand. Ho-
dis ter was eenige dagen te voren met zijne
makkers vermoord geweest.
r*i
De Staatsopziener Fivé begaf zich aanstonds
in de opioerige streken, 't Is aan den moed
der officieren en der soldaten te wijten dat
menige der best versterkte araabsche kam
pen zich overgaven. -
Doch wat Fivé vreesde moest ongelukkiglijk
maar al te wel gebeuren. Sefou, verbolgen om
dat de Blanken zijne heerschappij over de
arme negers kwamen breken, bracht al zijne
troepen op oorlogsvoet. 't Was de algemeene
oorlog. In 't Zuiden ging het slechts Luitenant
Lippens en sergent De Bruyne vielen in de
handen van Sefou, sultan van Ivasongo. De
Araab zou ze houden als pandsmannen. Ver
gezeld door Munie-Moharra begeeft hp zich
naar de Lomamirivier en zendt Dhanis eenen
brief, geschreven door De Bruyne, in wel
ken de twee Araabsche opperhoofden Dha
nis voorschreven hun Gongo-Lutété over te
leveren. Dhanis heeft aanstonds zijn plan op
gesteld. Hiji versterkt den post van Gandu,
laat er een zijner officieren, hem opleggende
den overtocht der Lomamirivier door de Ara
ben te beletten.
's Anderendaags trekt hiji opi tegen den
vijand en te 3 ure 's morgens begint het
gevecht.
Dhanis had 130 mannen tegen 8000 I
Het poer der Araben was nat geworden
door een geweldige stortvlaag: !t gevolg was
dat hunne geweren niet afgingen. Een groote
wanorde ontstond in de rangen der Araben,
die,, overvleugeld door de soldaten van Gongo-
Lutété, met lansen gewapend, haastig achtcr-
uitgingen. De meesten werpen zich in de ri
vier en versmooren de anderen vallen onder
de kogels. De aanval was zoodanig geweldig
dat de Araben, na drie uren vechtens, plat
geslagen waren. Hunne verliezen waren ge
schat op 4.000 dooden en 500 gevangenen.
Deze luisterrijke zegepraal bewees de onbe
twistbare krijgskundige hóedanigheden van
luitenant Dhanis en zijne gezellen Ongeluk
kiglijk, Sefou, gekwetst in het gevecht, ge
lukte er in de Lomamirivier over te trek
ken en zond Sergent De Bruyne naar den
oever om in zijnen naam te onderhandelen.
't Was den 15 November 1892...
In het Arabische1 kamp, waren luitenant
Lippens en sergent Dc Bruyne als gijzelaars
gevangen, en hun gemeenzaam lijden had hen
ook door de nauwste vriendschapsbanden
aan elkander gehecht.
In de lange dagen en bange nachten hunner
gevangenschap hadden zij lief en leed el
kander medegedeeld, cn fluisterend hadden
zij nu en dan, elkander ook een straaltjen
hoop in het hert gestort.
En beiden, in hunne droomen, begroetten
zij: het lieve, verre vaderland, voor hetwelk
ziji leden, ja, wellicht zouden sterven
Baron Dhanis was niet ver meer van het
Araabsche kamp verwijderd. Een afstand van
enkele kilometers, door de bosschen en de
rivier Lomami, scheidden beide legermachten.
Bevelhebber Dhanis riep zijnen luitenant
Het schijnt, sprak hij, dat de Arabier
zou willen onderhandelen; neem de beste
Sergent De Bruyne
scherpschutters, en ga hooren wat hij1 ons
voorstelt..
Luitenant Scheerlinck ging op weg. De
kleine troep die hem vergezelde, baande zich
moeite eenen weg door het dichte kreupel
hout en het hooge gras. Doch weldra hoort
men het geruisch van het water; de rivier,
de Lomami is daar en op het oogenblik
dat luitehant Scheerlinck met geneesheer Hinde
en zijne mannen den oever bereikt, verschijnt
een andere groep aan den overkant de afge
zanten van Sefou wachten op hunne vijanden.
Doch wat ziet de luitenant midden de uit-
gekleede Arabieren te voorschijn komen
Is 't een spook dat verrijst Neen 't, geen
spook 1
't Is sergent De Bruyne Bleek en uitge
mergeld in zijn versleten uniform, gelijkt hij
eerder eene schim dan eenen man. Sefou
hem tot afgezant verkozen hij1 zal spreken!
Bij1 het zien van zijnen landgenoot, krimpt
het hert van Scheerlinck ineen Arme De
Bruyne 1
Eenige meters scheiden hem van zijne vrien
den, van de vrijheid, van het verleden en
het geluk.
Droef en ontmoedigd gaat hiji aan den water
kant zitten, en verfrischt in het koele nat
zijbe verzengde en bloedende voeten.
De Arabieren scharen zich in onachtzame
doch tevens fiere houding om hem zij ver
liezen hunnen gevangene niet uit liet oog.
Scheerlinck, die voorzag wat er gebeuren
zou, xjook 10 zijner beste schutters in het
hooge gras bij! den oever. Dc anderen om
ringden hem. Dan begon het gesprek
Verstaat iemand hiji u uwe taal
Niemand 1
Kunt gij! zwemmen
Ja
Arme vriend, vervolgde Scheerlinck, Lip
pens is dood, gij kunt vluchten zonder uwe
eer te verliezen en zonder uw vriend en
hoofdman te ongehoorzamen. Gij zult hem
niet meer terugzien...
En leefde hiji
't Is onmogelijk Hij is dood
De Araben hebben mij: gezegd dat hij
leeft
Zij' liegein 1 Ze willen u als pandsman
bewaren! Haast u Neem een besluit
Spring in het water Tien mijher beste
schutters zijn in het gras verdoken... Zij zul
len de Araben niet missen. Gij1 kunt uwe
vrijheid terugwinnen Denk aan het lijden
dat li te wachten staat
En Scheerlinck tot zijne soldatenOpge
let Wijst wel elkeen uwen man... Het
oogenblik is gekomen I...
Een akelige stilzwijgendheid volgde deze
woorden, 't Was duidelijk zichtbaar... In het
berte van den jongeling ontstond er een strijd
tussehen het vervullen van zijnen plicht en
natuursdrift van in vrijheid te leven. Langs
eene zijde ziet sergent De Bruyne de vrijheid
heroverd, het gelijk herwonnen; doch van
eene andere zijde rijst voor zijn oog het beeld
van Luitenant Lippens, alleen ongelukkig, al
leen lijdende, alleen stervende.
Hij aarzelde maar een enkelen oogenblik.
Hiji lichtte zijn hooft! op. en antwoordde een
voudig Neen, dank. Ik heb mijn hoofd
man beloofd hem weder te gaan vinden...
ik wil Lippens niet verlaten. Mijn plicht
gebiedt mij', ik ga er henen
Hij: groette en keerde bij zijne beulen terug.
Scheerlinck dringt aan, bidt, smeekt, niets
helpt. Hij: ziet De Bruyne verdwijnen in het
hooge gras.
De Bruyne, hij", die zijne vrienden en
landgenooten een laatste vaarwel toegeroepen
heeft, gaatmaar hij: ziet noch de rivier,
schitterende in het zonnelicht, noch het ge
heimzinnige duister Congowoud in de verte
dwalen zijne gedachten, naar het sehoone
Vaderland, naar zijhe grijze moeder, naar al
zij;n geluk en liefde, doch boven dit alles
rijst het beeld van dien vriend voor wien
hij zich slachtoffert, dien verlangt weder te
vinden en dien hiji niet meer verlaten zal...
Eenige dagen nadien prijkten de bloedige
hoofden van De Bruyne en Lippens op de
verschanspalen van Sefou's kamp.
De heldhaftige zelfopoffering van De Bruyne 1
is zonder twijfel onze grootste bewondering
wèerdig
Sleets 24 jaar oud zijin 't Leven lief 3
hebben omdat men een lachende toekomst
te gemoet ziet Eene oude moeder hebben
die de krankheden der jaren voelt en die met
angst uw wederkeeren verwacht En noch
tans aan het leven verzaken, de redding die i
mein u aanbiedt verwerpen, om een vriend,
ee!n strijdmakker, een hoofdman, die onweder-
roepelijk veroordeeld is, niet te verlaten.
O ja dat is het werk van eene edele,
groote ziel
Zooveel standvastigheid in het vervullen van
den plicht, zooveel koenheid in de zelfverloo
chening treft ons... ontroert ons... brengt ons
in stomme verslagenheid, maar zal onze her- I
ten zoodanig verrukken opdat wijl onzen roem- sL
rijken landsgenoot de hulde onzes eerbieds y]
en onzer hoogachting bejegenen, welke zij'nc
heldendood ons inboezemt.
Martelaar des plichts, eeuwig zal uw naam
onder ons vereerd worden en uw STAND
BEELD, IN UWE GEBOORTESTAD OP
GERICHT, ZAL UWEN HELDENMOED
EN UWE GEDACHTENIS VEREEUWI
GEN BIJ DE KOMENDE GESLACHTEN!
Pt PP,
Standbeeld\ De Bruyne Lippens
te Blankenberghe.
1. Omdat ze willen onmenschelijk zijn.
2. Omdat ze wille'n onrechtveerdig hande
len.
3. Omdat ze zelf niet weten wat een syn
dikaat is, waarom het bestaat.
1. „Onmenschelijk". Dat zijn ze, die bazen
die tegen eerlijke syndikaten opkomen, en
ze willen verpletteren.
Onmenschelijk zijn, onder ander, dat is,
tegen wil en dank, tegen recht en reden
aan een ander benemen 't geen hem, om wel,
zou toebehooren en dat hiji noodig heeft.
Zoo doen verhongerde jongens die een brood
krijgen en vechten om de brokken, zoo doen
verwoede honden die een stuk vleesch toege
worpen zijn. En inderdaad. Tot nu toe veel
al is de werkman moeten tevreden zijn met
't geen de patroon hem wilde geven, en zoo
kwam het dat de eepe gemeenlijk won om
rijke te worden en in den overvloed te zwem
men, en de andere gemeenlijk te weinig om
te bestaan en dat voor een werk dat ze
samen verrichtten, met dit verschil dat deze
die het meest won het minst wrocht, en dat
de andere al den last droeg, ten minste in
het werk zelf.
.Wel is waar, de patroon riskeert geld, maar
gemeenlijk geld dat hij niet volstrekt noo
dig heeft om te leven, en do werkman ris
keert zij'n leven met dagelijks zijne werk
krachten te geven, soms in overmate, inge
zien het lastig of het ongezond of het lang
aaneenhoudend werk.
Nu, de werkman, dat al gevoelende, wil een
redelijk, rechtveerdig middel gebruiken om
aan die uitbuiting te wederstaan, en do pa
troon wil het hem tegen wil en dank, tegen
recht e!n reden beletten.
Is dat niet onmenschelijk handelen
3. Onrechtveerdig nog zijin ze, die bazen
die de redelijke syndikaten beletten tot stand
te komen en die de werklieden verbieden of
verhinderen bijl 't lid worden van een syn
dikaat.
Mag ik niet doen wat mijne consciëntie,
wrat de landswetten toelaten, wat rechtveer
dig is en wat anderen, te weten mijn tegen
strevers, doen En die mijl zulks zou be
letten, zou men hem niet onrechtveerdig mo
gen noemen
Ehwel, mijne consciëntie legt mij' op te
werken om mijn brood, te werken om mijn
bestaan en dat van dezen die tot zulks op
miji recht hebben mijne consciëntie en de
landswetten laten mij' toe mijne krachten te
vereenigen met die van anderen om daartoe
door eerlijke middels te geraken. Mijn recht
is 't de middels te gebruiken die mijl ter
hand gesield zijn om mijn leven en beslaan
te verzekeren en inzonderheid, die middels,
als ze rechtveerdig zijn, die mijne tegenstre
vers gebruiken. Ehwel, welke middels gebrui
ken de patronen en bazen'? Is 't niet de ver
eeniging, om te gemakkelijker, om te zeker
der tot hun doel te geraken, 't.w. niet al
leen te bestaan, maar rijke te worden.
En de werkman zou dat zelfde middel niet
mogen gebruiken, ik zegge niet om rijk te
worden, maar om te bestaan; ik zegge niet
om gemakkelijker te bestaan, maar om niet
te sterven van den honger Want wijl moeten
het rechtuit bekennen, ware 't niet van de
liefdadigheid, van de aahnoesen, hoeveel werk
lieden zouden niet moeten vergaan van den
honger, of ten minsten zouden? niet moeten
zwart en ,droogen. brood eten ZooaJs tijdens
den hongersnood.
Ën bemerk wel, liefdadigheid is door nie
mand opgelegd ten^iji jtlöor God en Kerk, die
als een teederc vader en eene zorgvuldigé
moeder waken over hunne kinders, en hoe wilt
gijl dat patronen en bazen, die zelfs de recht-
veerdigheid niet onderhouden, de liefdadig
heid plegen Die menschen dus die te wei
nig winnen om te bestaan zouden moeten
wachten tot dat het een andere belieft hun
brood te brengen, en wie is die andere
die hen doet werken voor spotloonen
Weze dus gezeid de syndikaten zijn niet
gericht tegen de hazen, ten ziji tegen onmen-
schelijke, onrechtveerdige bazen, om: ze tot
redelijkheid te brengen en tot zekere rccht-
veerdigheid; dc syndikaten werken inderdaad
tegen zulke bazen, maar toch nog niet om
ze te hinderen of te beschadigen, maar om
het leven menschenweerdig te maken aan de
werklieden en dat in 't belang der beide
partijen, door verslandhouding. Die zulke re
delijke syndikaten niet aanvoerden, moeten
wel bekennen dat ze onmenschelijk zijn en
onrechtveerdig handelen en dat ze de eerste
letter niet kennen van het doel noch do
handelwijze verstaan van het syndikaat. God
betere !t, en de ondervinding leere 't hen 1
Wat is er gebeurd in Eecloo
Drie werklieden wierden botweg aan de
deur gezet van eene fabriek. Waarom
omdat ze wilden lid blijven hunner christene
vereeniging en zich niet wilden inlijven bij
een syndikaat dat door tusschenkomst der
bazen gesticht is in het liberaal werkmans
welzijn. Nog meer aan de leden der christene
vakvereeniging dier fabriek, werd een papier
aangeboden dat ze verzocht waren te Rekenen.
En wat er op Eene afkeuring van het ka
tholiek schoolwetsontwerp.
Hoe kan men zulks anders noemen dan
onmenschelijk Zijü en onrechtveerdig hande
len en dan zeggen ze De Vereeniging is tegen
do bazen Ui