1 J
L I
E
KATHOLIEKEN viert den 21 JULI
BEVLAGT UWE HUIZEN.
't Zout der Aarde.
50; Jaar. - Nummer 29.
30 Centiemen.
Zaterdag 21 Juli 1928.
Katholiek Weekblad van het Arrondissement Yper
Ben verkooper aan voordeelige
voorwaarden van titels, kapitaal,
aa 1 deel en der Samenwerkende
Maatschappij "Confiserie des Flan-
dres ct Chocolats Chimère
Schrijven op bureel dezer onder
G. C. D. V.
i) ct
liolli
ABONNEMENTPRIJS
1 Jaar 15 fr. 6 maanden 9 ff. 3 maanden 5 fr.
Men abonneert in alle Postkantoren en in het Opstelbureel.
ABONNEMENT VOOR 'T BUITENLAND:
25 frank. Op het Opstelbureel alleen te vragen.
BEHEER EN OPSTEL
io5, ZONNEBEKE STEENWEG, io5, YPER
Postcheckrekening 40.201
(j. casier)
waar op alle wekedagen alle inlichtingen te bekomen zijn
van 14 tot 16 uur.
AANKONDIGINGEN Prijs bij overeenkomst.
Alle Aankondigingen moeten tegen den WOENSDAG
ten laatste ingezonden worden.
Kleine berichten en nieuws ten laatste tegen den
WOENSDAG avond.
u
Vaadaag en morgen zal ons Vaderland
in feest zijn, en alom zal de driekleurige
vlag wapperen.
Al de katholieken van het land zullen
met een waar gevoel van erkentelijkheid
hunne harten tot God vereffen, wanneer
de machtige klanken van het Te Deum
zullen weergalmen, zij zullen den Aller
hoogste smeeken nog lange jaren te
schenken aan Hem die sedert bijna twintig
jaar met wijsheid en omzichtigheid over
gansch het volk heerscht.
Maar gedurende die dagen van
Nationale blijdschap waarom zouden wij
niet denken aan dit beroerde tijdstip der
Brabantsche omwenteling, wanneer ons
land over van vreugde, der heroverde
vrijheden, maar beroofd van alle steun bij
den vreemde de heerschzuchtige noodwen
digheid voelde zich een koning te schen
ken en het was dan op 21 Juli 1831, te
midden eene overgroote geestdrift, dat hij
hoofd van ons vorstenstamhuis de oproep
van het congres beantwoordde,en zijne ze-
genpralende intrede in onze hoofdstad deed
Sedert dien tijd is er bijna een eeuw
verloopen, en niettegenstaande alle diplo
matische arglisten, oorlogen en omwente
lingen, die Europa in opschudding ge
bracht hebben, niettegenstaande onze
nationale rijkdommen, bij den vreemde
alle begeerlijkheden ontstaken, is Belgie
zegepralend uit die menigvuldig storingen
gekomen, die nochtans het bestaan van
ons land bedreigden, dank aan de dapper
heid van ons volk, dank ook en bijzonder
lijk aan de merkwaardige hoedanigheden
van onze vorsten
Deze vormen een prachtig triplychon
LEOPOLD I aan wie de geschiedenis
heden den titel van Uitspraak der Poli
tiek van Europa toekent.
LEOPOLD II, het opperhoofd met
den genialen blik, die ons klein land he.ft
kunnen verheffen tot op den rang der
groote mogendheden en onzen huidigen
koning, ALBERT I, welke de geschie
denis van nu af doet voorkomen, bekroond
van eenvoud en roem.
Vergeten wij niet dat wanneer de prins
van Saksen-Coburg, de kroon aanvaardde
ons land in een wanhopigen toestand
verkeerde, zonder geldmiddelen, zonder
bestuurlijke organisatie, zonder leger,
bedreigd door onze geburen van 't Noor
den, met drift begeerd door die van 't
Zuiden, zonder steun bij den vreemde, en
wat zou er overgekomen zijn, zonder de
gezantschapskunst van onzen vorst, zon
der zijne groote kennis der Europeesche
hoven.
Ook, wanneer degene stierf wie Kurth
juist betiteld heeft met de naam van De
Vader van het Vaderlandvroegen de
opmerkzame mogendheden zich af, indien
Belgie hem ging overleven.
Het was in die omgeving dat Leo
pold II zijne regeering b >gon. Hij be
steed bijzonderlijk zijn eerste jaren tot de
uitbreiding onzer handelsbetrekkingen bij
den vreemde, en wanneer hij verzekerd
was dat nieuwe uitwegen noodzakelijk
waren aan onze voortbrengsels en aan de
werkzaamheid van zulk een bevolkt- en
nijverheidsland verschafte hij zich op den
Afrikaanschen bodem, een uitgestrekt
keizerrijk, dat hij aan zijn vaderland
schonk, in een gebaar van koninklijke
heerlijkheid, eenig in de geschiedenis.
Dit jaar zal het zijn, op dezen uitge-
strekten Afrikaanschen boden, dat onze
Koning zal gevierd worden. Dat God,
onze vorsten bescherme gedurendo die
lange reis ondernomen voor het grootste
welzijn van ons Vaderland en van onze
kolonie.
Domine salvum fac Regem nostrum
Albertum en voegen wij bij de kerk
Gij, O Heer, van wie alle gezag afhangt,
verleen aan Onzen Koning de toelating
altijd \an zijn macht te kunnen genieten,
voor het grootste welzijn van zijn volk
De Redactie.
Beminde Medeburgers,
Ik heb de eer U te laten kennen dat,
ter gelegenheid der VADERLAND-
SGHE FEESTEN, een plechtig
Simpelaere, gestorven missionnaris in
Congo Petrus Casier, vermaarde predi
kant en geleerde in 't orde d.r Redemp
toristen, nu nog vertoevende in 't klooster
van St Truiden Em'el Tvberghein die
vóór den oorlog pastér was op St Jan bij
TE i Yper en nu reeds overleden en Kamiel
DEUM zal gezongen worden in St-Pieters Watteeuw, die vroegtijdig stierf als Semi-
Kerk, op Zaterdag 21 Juli, om 11 u. 30.
Om 11 uur zullen de leerlingen der
scholen op de Groote Markt vergaderen
om daarna stoetsgewijze, gevold van de
gemeentelijke overheid, naar St-Pieters
Kerk te gaan.
's Avonds, om8,30 u. MUZIEKFEEST
op de Groote Markt door de Harmonie
Ypriana na het muziekfeest VUUR
WERK.
Ik noodig de bevolking uit hunne hui
zen te bevlaggen en de inwoners van de
Groote Markt de gevels hunner huizen
des avonds te willen verlichten.
De Burgemeester,
H. SOBRY.
Programma van het Avond-Concert
te geven door de Harmonie YPRIANA
op de kiosk der Groote Markt.
Voorzitter Aimé Gruwez
Bestuurder Albert Van Egroo
Officier d'Académie,
Bestuurder der Muziekschool
Montréal, marsch Paul Gilson
2) Alcée, openingstuk F. Rogister
3) A la Russe A. Prévost
4) Vestris, mimische dans Paul Gilson
5) Souvenir d'Ostende, E. Mullot
«airvarié» voor tuba, solist: heer
Emile Coffyn.
S) Dooreen de werken van Peter Be tatfc
We vestigen de aandacht op het feit dat
bovenstaand programma uitsluitend aan
het werk van Belgische Meesters is gewijd.
Enkele woorden over de twee voor
naamste
PETER BENOIT (1834-1901) de
«Muzikale Rubens», zooals Liszt hem be
titelde; stichter der Vlaamsche Muziek
school tegenwoordig het Koninklijk
Vlaamsch Conservatorium te Ant
werpen.
Voornaamste werken De Oorlog, De
ScheldeDe RijnDe Leie, De Genius
des Vader'andsRubens, Conscience,
Van Rijswijck, Ledeganckcantuten, De
Wereld in Charlotte Corday, Het
Meilief enz.
PAUL GILSON x865)een onzer
knapste Vlaamsche toondichters schreef
verscheidene belangrijke orkestwerken,
waaronder bijzonderlijk De Zee. Is ook
schrijver van de opera's Prinses Zonne
schijn, Zeevolk en Rooversliefde. Hij is
Algemeen Opziener der Vlaamsche Mu
ziekscholen.
Pater De Smet, de groote zwartrok
de apostel der Roodhuiden en de groote
Vredebemiddelaar tusschen blanken en
wilden, prijkt met kruis en olijftak in de
hand, op het kerkeplein van zijne geboor
testad en ginds in de Vereenigde Staten
bewijzen namen vanmissië-posten, steden,
rotstoppen, bergketens, ja zelfs van goud
mijnen, hoe hoog de Jezuïet van Dender-
monde staat aangeschreven, in de veree
ring van het Amerikaansche volk.
Pater Damiaan, de apostel der melaat-
schen, die jaren lang verbannen leefde in
Molakaï, het eiland in den Stillen Oceaan,Vincke
narist van Brugge en een der twintig
vlaamsche koppen was, door Hugo Ver-
riest opgehemeld. Wie ook groote bewon
dering over had voor Constant Lievens,
was een andere boerenzoon, van hetzelfde
gehucht, alhoewel jonger, namelijk Ka
miel Cneut, die hem later navolgde in zijn
apostelleven en als missionnaris overleed
in Congo, ten jare 1902.
Op 14 jarigen ouderdom had Constant
reeds volop zijn bezigheid op het pachthof.
Eens was de jongen met zijn peerd aan het
ploegen nabij het veldkapelletje van den
Koekuit De onderpastoor van Moor
slede, E. H. Vanden Broucke, die veel
belang stelde in dien flinken boerenzoon,
en nog meer sedert den laatst voorafgaan-
den Zondag, waarop hij een merkweerdig
opstel gelezen had, door Constant ge
maakt in de Zondagschool, - kwam door
de velden gewandeld en hield zooals ge
woonlijk een praatje.
Constant, zegde hij hem plots, gij
zoudt moeten priester worden De jon
gen verbleekte van vreugde Och, als
ik maar kon De goede priester, die het
zelve n:et kon betalen, daar hij al wat hij
bezat en kreeg aan den armen gegeven
had, miek dat de E. H. Pastoor Ampe en
de Jufvrouwen de Meuleraere, tanten van
de Heeren de Couscmaecker en wonende
op hun buitengoed van den Koekuit
voor liet noodige schoolgeld zorgden.
Constant trok naar het Klein Seminarie
van Rouselare en miek daar deel van eene
afdeeling leerlingen, die men naderhand
noemde de wonderklas van 't jaar
1875-76. In dat jaar volgden zij de Rhe-
torikalessen en hadden als leeraai Hugo
Verriest, later principaal van 't kollegie
in Yper. Die leerlingen, waarvan velen
groote mannen geworden zijn, waren R.
Adriaens, O. Ameye, G. Bouquet, A.
Bruwier, A. De Coninck, H. Delobelle,
K. Denys, A. Delputte, A De Ruytter,
R. Dewilde, R. Huyghebaert, L. Laevens,
H. Lerouge, Constant Lievens, A. Loo-
tens, P. Reynaert, Albrfcht Rodenbach,
Fr. Roets, Fl. Rooms, J. Stickelbout, E.
Tyberghein, A. Vanden Bulcke, Prof.
Vanden Bulcke, A. Vercruysse, A. Vyn-
ckier en Kamiel Watteeuw.
In Rhetorikabehaalde Albrecht Roden
bach de eerste plaats en Lievens de twee
de. Het volgende jaar, in de klas van
Wijsbegeerte, (waarvan studenten, ko
mende uit al de kollegies van 't bisdom,
deel mieken), was Constant Lievens de
eerste. Zegepralend wierd hij ingehaald,
in zijn geboortedorp, waar hij ééne van
zijne laatste verloftijden zou overbrengen.
Nauwelijks immers was hij het groot
Seminarie van Brugge binnengetreden, of
hij dacht aan uitgestrektere en moeilijkere
arbeidsvelden dan het klein bisdom Brug
ge. Hij zoude missionnaris worden om bij
de wilden, einde en ver, het geloof te ver
kondigen. Daar in dien tijd het orde van
Scheut nog niet bestond en dat Ratte
van Zedelghem, nog niet ver-
Hoe dat samengevat Hij onderwees en
doopte met eigen hand 27.000 heidenen.
Op een avond mocht hij schrijven Van
daag heb ik 1557 heidenen gedoopt
Iedereen, niet alleenlijk Christenen, maar
tallooze anderen ook, kwam hem raad
plegen Hij was immers in die streek de
voorzienigheid van 't verdrukte volk tegen
gewetenlooze Engelschen. Een grijsaard
uit Barway noemde hem den Koning der
Priesters en ware hij in Indië gestor-
ien, zoo getuigde het een mede Jezuïet,
heel Chota-Nagpore had hem altaren op
gericht.
Dat hij in Indië zijn werk verrichtte
midden veelsoortige gevaren, bewijst
volgende briefje, geschreven in 1888,
15 November, uit Ranchi.
Lieve Zuster,
Over een maand waren 13 menschen
achter mij om mij den kop in te slaan en
ware het niet geweest van mijn peerd, dat
een schrikkelijke zeerelooper is, 'k zoude
er aan geweest zijn met mijn leventje en ge
zoudt allen niet meer gehoord hebben van
Constant. Nu, dit is al niets, De duivels
voorzeker zullen mij wel eens trachten om
den hals te helpen. Over 14 dagen was ik
bijna opgeëten van een tijger, een schrik
kelijke beest, die een man en eene vrouw
en 2 ossen verscheurd hadde.
Uw broeder,
C. Lievens, S. J.
Daarbij was zijn werk zeer afmattend,
zoodanig dat hij in de laatste tijden niet
meer kon recht blijven staan en dat hij
zittende, al zijn werk deed en zijne bezoe
kers ontving.
Hij kwam sterven naar Europa, waar
hij wederkeerde in 1892, om te genezen
van de kwaal, die hij opgeda: n had met
veel n ichten over te brengen onder den
blooten hemel.
Hij wierd begraven te Leuven in No
vember 1893. Enkelen volgden den lijk
stoet en ware hij gestorven in Indië,
zegde een ooggetuige, hij ware begraven
geweest als een koning.
Dat is het einde van veel ware groote
helden. De Voorzienigheid maakt dat zij
alleen en om zoo te zeggen verlaten ster
ven, om hunne verdiensten merkelijk te
vermeerderen en hun te kunnen grooter
locn schenken.
waar men die ongelukkige zieken afzon- trokken was naar Afrika, dacht hij aan
dert die daar eindelijk ook die wreede Amerika. Maar E. H. Callaert, ook een
ziekte betrapte en er van stierf, heeft zijn inboorling van Moorslede en die met de
bronzen standbeeld in Leuven. En nu EE. HH. VandendriesschenKarei, Aman-
is er spraak van een standbeeld op te dus en Ludovicus, allen van Rumbeke,
richten aan Pater Lievens, den hedendaag- sedert jaren Monseigneur Lefever van
schen Franciscus Xaverius der Indiërs Rouselare was gaan helpen in de Ver
in Moorslede, zijn geboortedorp. eenigde Staten, ontraadde het hem zeg-
Den 11 April 1856, in eene geringe maar gende Bij ons zijn er geen ware missie-
heerlijke -vlaamsche hoeve staande te streken meer. Ga naar de Paters Jezuïë-
Moorslede, op het gehucht den Koek- ten, die zullen u kunnen verschaffen wat
uit en in de nabijheid gelegen van het ge begeert
buitengoed der heeren de Cousemaecker, Zoo landde Constant Lievens, in No-
hier in Yper wel gekend vóór den oorlog, vember 1878, in 't noviciaat van Drongen
wierd Constant Lievens geboren, het ze- aan. Twee jaar later wierd hij gezonden
venste van 11 kinderen. naar Indië, provincie Calcutta. Den 14
Inde dorpschool, waar hij dagelijks Januari 1882, wierd hij priester gewijd en
een halve uur ver naar toe moest, had hij van 1882 tot 1892 legde hij daar, in de
als leermakkers, onder meer: Achiei streek van Sjota-Nagpore heldenwerk af.
Er was een stoet geweest, de stoet
was voorbij en er was ontzaglijk veel
volk.
1 Welk volk?
Van alle slach. Rijke en arme maar
dat er armen bij waren dat was niet
te zien ze waren alle rijk gekleed,
't Was een bonte wemeling van aller
lei veelkleurige toiletten, het blonk en
het schitterde ervan en de aangezich
ten gloeiden alle van 't zweet want
't was ondragelijk warm.
Gedurig snorden er autos voorbij,
vlug. niet vlug genoeg nochtans om
niet toe te laten er eenen haastigen
oogslag in te slaan. En wat zaagt ge
van binnen in die autos? Weelde, los
bandigheid. naaktheid. Ik had juist
eene kruisstraat voor me en als de
autos voorbij waren keek ik de straat
op en ik kon de menschen van ver zien
afkomen. Wat zag ik aan die men
schen? Weerom weelde, losbandiL
beid. naaktheid.
WEELDE Iedereen was schoon
uitgedoscht, mooi en rijk gekleed.
Iedereen was rijk of deed alsof hij
't was. Geen behoeftigen, geen nood-
druftigen, allemaal rijkaards, geld-
menschen, wandelend met een uit
zicht als van iemand die de koorde
bachten den knoop heeft.
LOSBANDIGHEID Geen de min
ste dwang meer, geen ongemak, alles
los! alles vrij. Tong en oogen, lach en
praat, gebaar en woord, alles vrij van
den minsten dwang of bedwang. Geen
schaamte meer, geen zedelijkheidsge
voel, geen zorgen meer om anderen
niet te kwetsen. Neen, dit alles is van
den ouden tijd, dat was goed voor
onze grootvaders en grootmoeders.
Wij zijn ontvoogd. Het lichaam heeft
zijne beurt om aan de eer te komen.
Alles wat men vroeger verdook of
trachtte onzichtbaar te maken wordt
thans onbeschaamd ten toog gesteld
en onder de oogen gebracht van den
voorbijganger, hij zij rijp of groen.
NAAKTHEID Vroeger was er
eene of twee van de stoutste, de meest
gevorderde die 't aandurfden tot er
gernis en tot verontwaardiging van
allen, over de straat te loopen met
bloote armen en blooten hals. Maar
de mode is een tyran die geen genade
kent. Godsdienst en zedelijkheid, eer
lijkheids- en schaamtegevoel, alles
moet hem ten offer gebracht. Niet
alleen een zekere stand maar alle
standen zullen hem hunne offers bran
den. Niet alleen de straatdeerne maar
de meest katholieke, de meest god
vruchtige juffrouw zal voortaan daar
loopen als een levende schandaal, eene
rondwandelende verergernis. Allen
zullen naar haar kijken, naar hare
armen bloot tot over de schouders,
naar haren blooten hals, bloote borst,
naakte beenen of met vleeschkleu-
rige kousen zoo naakt mogelijk ge
maakt, en den rok over de knieen.
Hetgeen niet naakt is, wordt zoo
weinig door de kleederen gedoken dat
het luider spreekt dan naakt: licht-
plooiende golvende of doorschijnende
stof laat zooveel van de lijnen van het
lichaam raden zooveel... als men in
vroeger tijden poogde ervan té ver-
duiken.
Onder dat volkgewemel daar onder
mijne oogen, liepen een drietal opge
schoten dubbele jongens, van dien
ouderdom die niets meer herkent,
niets meer eerbiedigt. Nog niet oud
genoeg om glad bedorven te zijn,
juist in 't opschieten van hunne jonge
smerige driften. Zij hadden te veel
goedkoop bier gedronken of gebaar
den bedronken te zijn: zij waggelden
over de straat en joelden met hee-
schen schorren lach en met vette
spreuken over al die naaktheid. Ach!
dacht ik, voor u bedronken nieweerds,
moet het de goede tijd zijn. Wat moe
ten uwe oogen zich vermeien aan zoo
veel naakts dat men eertijds borg al
binnen den huize en dat men nu te
schouwen gooit op de openbare straat
tot verlustiging van uwe wulpsche
blikken.
Mevrouw N of mejonkvrouw Y
denkt gij erop dat uw bloote hals en
bloote armen tot verlustiging dienen
van die beschonken pummels, denkt
gij dat uw naaktheid de driften aan
hitst van die dubbele jongens die daar
brallend over straat zwenkelen, denkt
gij erop dat uwe naaktheid dient om
de driften op te hitsen van al de man
nen die u zien. Denkt gij daarop en
zijt gij van dezen morgen naar de
H. Mis en naar de H. Communie ge
weest en in zulk eene toilet? Heeft
men u de H. Communie niet gewei
gerd. Weelde, losbandigheid en naakt
heid zijn drie teekens van ondergang,
van verval. Bij volkeren die hunnen
val nabij zijn speurt men altijd die
teekens alle drie.
Ik ben geen profeet maar ik lees de
voorteekens van wat er gebeuren kan
en moet en zal. Kort voor den grooten
oorlog en bij 't uitbreken ervan be
leefden wij ook eenen tijd gelijk nu.
Zoo erg was 't niet. Weelde was er,
losbandigheid ook, maar nu is er nog
de naaktheid bijgekomen. Waar gaan
we naartoe
Ik wil 't niet zeggen omdat ik het
niet weet. Maar wat ik weet is dat
het zout der aarde zijne kracht heeft
verloren.