zynen dienst, niet min dan honderd francs: dat is te zeggen eenige millioenen aen het land, en het leger blyft gelyk te voren. Is dat niet eene fraeije kunst van onzen franschen kleèrmaker? Welk is het gevolg van die schoone kunsten geweest? De vorige ministers, die gedurende vyftien jaren het land bestierd hebben, hadden vele vaerten laten delven, steenwegen doen leggen en andere groote openbare wer ken verrigten; hier mede had het ministerie in 1847 eene loopende schuld van 23 millioenen, hestaeride in bons, op den staet in omloop gegeven. De hedendaegsche ministers, na eenige van de hier boven aengehaelde gespaerzaem- heden daergesteld te hebben, geen geld meer hebbende om hunne schulden te betalen, hebben niets beters gevon den dan, onder voorwendsel van de bons op den Staet in te trekken, twee gedwongene leeningeri te ligtcn: en die twee empruntsgy weet het zeker nog wel, hebben uit onze zakken vyftien millioenen klinkende specien doen dansen. Het is daer mede nog niet al. Als nu de vyftien mil lioenen geligt waren, liet men de bons, dat is te zeggen het papieren geld, bestaen, en zelfs men voegder nog eenen hoop ander by want men had dit geld noodig om nieuwe kunsten te verrigten. En ziet hier hoe: Het Ministerie Rogier had beloofd de Vlaenderen te redden; nu is er geld in kas, men zal de hand aen het werk slaen. Den eersten middel welken Rogier hier voor werkstellig gemaekt heeft, is het inrigten van de wortel cxpositiën. Gy weet allen hoe schoon dit geweest is, en hoe de land bouwers aenstonds rvk geworden zyn. Die merkweerdige uitvinding heeft aen de schatpligtigen niet MEER dan 195,000 francs gekost, welke ten decle gediend hebben om de palliassen van dit apenspeeltje te betalen. Den tweeden middel waermede hy Vlaenderen heeft gered, is met eene wet voor te stellen waer bv hy de vreemde granen zonder regten het land wilde laten in komen. Den gedeputeerden, M. Vanrepungiie en andere vrienden van den landbouw hadden schoon zich daer tegen te verzetten en een gematigd regt van I fr. 50 centiemen op 100 kilogrammen te vragen niets was cr aen te doen: Rogier wilde den landbouw reddendaerom wilde hy de vraeg van de Kamer niet toestaen; eindelyk, na veertien dagen geraedpleegd te hebben, wierd er een bclachelyk regt toegestaen van eenen franc, en de koppigheid van het ministerie kostte aen de schatpligtigen eene som van honderd duizend francs Hiermedenogniet te vrede, den Minister Ghazal, die wel kleèrmaker, maer noot bakker geweest is, hield staen dat men van inlandsch koorn geen goed brood kan maken; hy deed dan russisch koorn het land inkomen om daer van brood voor het leger te bakken, en alzoo bragt hy de pryzen van het inlandsch graen op niet, en dat altyd, waerschynelyk, om de Vlaenderen te redden. Wat dunkt u van dien kleêrmakcrs trek? Zegt eens, landbouwers, sedert dat de ministers en hunne onbaetzuchtige dicnaers u met menigvuldige wortel exposition en met een inkomend regt van 1 franc op 100 kilogrammen tarwe begunstigd hebben, sedert dat Chazal zvne soldaten russisch koorn geeftzyt gy nu gelukkiger? Wat heeft men nog gedaen om het geld met gespaer- zaemheid te verteren? Luistert. Rogier, willende het volk vergeestigen, doet voor 2400 francs liedjes maken. Dat zyn goedkoope liedjes, niet waer? Ook zullen de liedjemakers Rogiers lof bezingen. Onlangs heeft denzelfden Minister nog een bewys willen geven van zyne uitmuntende gespaerzaemheid. Het middelbaer onderwys, door den Staet gegeven kostte eene som van 281,000 francs, de nieuwe wet welke onze clubsmaiinen komen te stemmen zal 250,000 fr. daer by kosten, en in korten tyd zal dat stacts onderwys meer dan een millioen kosten, en waerom? niet anders dan om het geestelyk uit het onderwys te bannenindt gy het niet goedkoop? M. VANRENINGHE heeft tegen die godde- looze wet gestemd; M. Alp. VANDENPEEREBOOM heeft er voor geweest, hv heeft zelfs den Minister over troffen. Indien wv voortgingen in het onderzoek van al de gespaerzaemheden, welke aen het liberaliste ministerie en aen de clubsgedeputeerden zoo gemeen zyn, wy zouden daer mede eenen geheelen boek vol schryvenmaer wy zullen er van eindigen. Wy zullen er alleenlyk nog byvoegen dat, in de toeko mende zittingen, de ministers, indien zy nog de overhand blyven behouden, dertig millioenen zullen vragen om de Maes recht over Luik te verbedden; dat zy waerschynelyk de fransche regie op den tabak zullen inbrengen; dat zy ons een successieregt zullen doen betalen op het erfdeel van onze ouders; dat zy den eed zullen afeisschen gelyk ten tyde van vader Willemen nog eenige emprunts ligten gelyk in 1848. Het is alzoo dat die mannen u zullen scheren, indien gy voor hunne candidaten stemt. Verwerpt die met al hunne aenhangers, ofzv zullen u nog dieper in den zak steken; zy zullen u opeten met huid en hair. Stemt eenpariglyk voor MM. Jljj.es MALOU en Charles VANRENINGHE. vviwvwvwvvwvwwvwww vwwvvw wwwvwvvx/vwwvwwwwwvwwvwvw www Men weet dat den Staet eene som van 300,000 francs beschikt heeft tot verbetering van de openbare wegen. M. Charles Vanreninghedien edclmoedigcn verdediger van den landbouw, heeft in deze omstandigheid een nieuw bewys gegeven van zyne bvzondere zorgvuldigheid voor het welzyn zvner medeburgers; zyne pogingen zyn bekroond geweest met den besten uitvalaengezien hy eene som van 50,000 francs bekomen heeft voor het leggen van den steenweg leidende van Poperinghe naer Oostvleteren. Kiezers, is dat niet eene reden te meer om dat gy gezamenlyk zoud stemmen voor Mynheer Charles VanreningheJ WV/WVWVWVVWVWWVWWWVW vw wv wv wvwvvw wv wwvww vw www wvwvwww Den Volksvriend in zyn Nummer van Zondag 2,n Juny zegt: dat het te betreuren is dat het volk te lande nog zoo weinig verlicht is en zich inderdaed aen de belangen van den Staet zoo weinig gelegen laet al of hy wilde doen verstaen, zonder het te durven zeggen, dat de hoeren gcene menschen gelyken. Wacht inaer omhescliacrad Volksoriendjede kiezers van buiten zullen het u doen zien den ien Juny in de kiezing, of zy gcene menschen zyn, en of zy niet weten dat de schoone liberale party heeft willen de contributiën veihoogen; den tabac belastendat Minister Rogier

HISTORISCHE KRANTEN

Den Klappenden Ekster (1850) | 1850 | | pagina 3